5.8.In het gespreksverslag van 11 juli 2024, dat [persoon A] heeft opgesteld, staat:
“Op 12 mei hebben wij met elkaar gezeten om te zien of we er met elkaar uit zouden komen. Er waren op dat moment nog een paar onduidelijkheden die de koop in de weg zouden kunnen staan. De canon was aan de hoge kant, de financiering was nog niet rond en het wel of niet los kunnen verkopen van [persoon D] en [persoon E] hun woning was nog onduidelijk.
Om het financiering vraagstuk op te lossen hebben de verkopers aan kopers een voorstel gedaan om de winkel te financieren (…). Tevens hebben verkopers t.o.v. de oude koopovereenkomst de winkel en woning in prijs verlaagd naar respectievelijk € 950k en € 750k. Dit alles bij elkaar opgeteld maakte het geheel financieel een heel stuk aantrekkelijker.
[persoon B] heeft toen de vraag direct en rechtstreeks aan kopers gesteld of zij tegen deze nieuwe voorwaarden respectievelijk de koopsommen van € 950k en € 750k en het hypotheekvoorstel tegen de lage rente van 6,5% en het boetevrij aflossen acceptabel waren. Het antwoord hierop van kopers waren ja alles onder voorwaarde dat [persoon D] zijn woning natuurlijk los verkocht kon worden Als toevoeging stelde [persoon F] dat hij wel zekerheid wil over het te plaatsen zwembad in de vorm van een positieve houding van het Schap inzake dit plan.
In het gesprek van vandaag heb ik nogmaals bevestigd gekregen dat kopers inderdaad hadden of hebben ingestemd met deze bedragen, de financieringsvoorwaarden en de voorwaarde van de losse verkoopbaarheid van de woning en de positieve houding van het Schap t.o.v. het zwembad. Er werd vandaag dus door koper bevestigd dat er op 12 mei 2024 sprake was van overeenstemming op al deze punten met verkopers.
(…)
De erfpachtcanon is inmiddels bekend bij partijen, voor kopers zal deze neerkomen op € 15k per jaar en voor [persoon D] en [persoon E] op € 7k per jaar. Opgeteld dus meer dan de eerst door het Schap gestelde bedrag van €21k. Er is bij kopers een grote behoeft om er achter te komen waarom dit meer is geworden (…) en waarom de pacht per vierkante meter significant hoger ligt als bij de buren van het sporteiland.
(…)
Afronding
Ik heb tot slot aangegeven dat er sprake is van een overeenkomst. [persoon G] heeft aangegeven niets te willen tekenen voordat de erfpachtsvoorwaarden bekend zijn, ook inflatie speelt hierin een rol jaarlijkse indexering zal er zeker in staan.”
In de schriftelijke verklaring van [persoon A] staat:
“(…)
Een belangrijk moment is het samenzijn van partijen op 12 mei 2024. (…) Verkoper heeft aangeboden om tegen een zeer schappelijke rente van 6,5% met een looptijd van 20 jaar te financieren waarbij deze financiering op elk moment boetevrij, geheel of gedeeltelijk kan worden afgelost. Dit heeft een zeer gunstig effect op de exploitatie van de duikers die hiermee veel goedkoper uit zouden zijn. Er bleven toen nog twee punten open staan, de canon en het zwembad. Er is toen besloten om gezamenlijk op te trekken met het schap wie overigens geïnformeerd waren over deze samenkomst. Ik, en verkoper hebben in het gesprek dus een aantal maal samengevat dat we er dus zo onderhand wel moesten zijn. [persoon B] , wie zich heel de tijd redelijk stil hield in dit gesprek, heeft toen het ijs gebroken en op de man af gevraagd aan de duikers of we er uit zijn. De duikers keken elkaar aan en stemde woordelijk in waarop [persoon F] nog wel inhaakte dat het zwembad er echt moest komen. Hierop is geantwoord dat we hier voor zouden gaan en wij contact met het schap zouden opnemen.
(…)
Wij hebben in aanvang een koop gesloten welke om administratieve redenen is ontbonden daar koper zijn woning op dat moment niet kon leveren aan hun kopers. Alle andere voorwaarden waren toen zeer duidelijk. Daarop is uiteindelijk een nieuwe koop gesloten waarvoor ik een koopovereenkomst heb opgesteld. Omdat er weinig tijd was en het maar duurde en duurde ben ik op 11 juli 2024 naar de winkel van de duikers gereden. Ik werd daar hartelijk ontvangen door [persoon F] en [persoon G] . Hier is een gespreksverslag van gemaakt. Ik heb in dit gesprek meerdere malen letterlijk gevraagd of men toen tot overeenstemming was gekomen waarbij ik de zin afsloot met “toch?” waarop [persoon F] en [persoon G] hebben ingestemd. Hierin staat ook een actieplan in van wat door wie gedaan moet worden. Kortom, we zouden verder gaan met waar we met zijn allen mee bezig waren.”
In de schriftelijke verklaring van [persoon C] (hierna: [persoon C] ) staat:
“Tijdens de verkoopprocedure heb ik ondersteund in de gesprekken met het recreatieschap om te onderzoeken wat de huidige bestemming van het pand behelst en wat de mogelijkheden zijn met het vastgoed.
(…)
Op 12 mei 2024 heb ik deelgenomen aan het gesprek tussen partijen en daar, mede, uiteengezet welke mogelijkheden er werden geboden om een (veel) gunstigere financiering van het vastgoed mogelijk te maken dan tot dan toe aan de orde was voor P&H beheer b.v. Waarbij tegelijk ook de ontbindende voorwaarde die ze eerder hadden meegekregen van hun financiers niet meer aan de orde zouden zijn. Dit werd positief ontvangen en de vraag van de heer Kramer of er op basis van deze voorwaarde overeenstemming was werd positief beantwoord.
Wel werd opgemerkt dat het kunnen exploiteren van een oefenbad noodzakelijk is voor de business case van P&H beheer b.v. en dat positieve houding vanuit SBB (Staats Bos Beheer) noodzakelijk was. In het gesprek is direct aangegeven dat het de eigen verantwoordelijkheid is van P&H beheer b.v. om vergunning hiervoor te verkrijgen en dat dit geen ontbindende voorwaarde zal zijn, dit werd bevestigd.”