ECLI:NL:RBROT:2025:1072

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
C/10/687425 / HA ZA 24-878 incident
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende heraansluiting elektriciteit na ontdekking hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 januari 2025 een vonnis gewezen in een incident tussen Stedin Netbeheer B.V. en [persoon A]. De zaak betreft een vordering tot heraansluiting van elektriciteit na de ontdekking van een hennepkwekerij in de garage van [persoon A]. Stedin had de elektriciteitsaansluiting afgesloten na het aantreffen van een illegale aansluiting. [persoon A] vorderde in het incident dat Stedin hem zou heraansluiten, onder voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat het belang van [persoon A] bij heraansluiting zwaarder weegt dan het belang van Stedin om haar opschortingsrecht te handhaven, vooral gezien de winterse omstandigheden. De rechtbank heeft de vordering tot heraansluiting toegewezen, mits [persoon A] een erkend schadebedrag van € 11.281,61 betaalt en een contract voor elektriciteitslevering overlegt. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval Stedin niet binnen vijf werkdagen na betaling en contractoverdracht tot heraansluiting overgaat. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/687425 / HA ZA 24-878
Vonnis in incident van 8 januari 2025
in de zaak van
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. A. Ester te Zwijndrecht,
tegen
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. I. Stolting te Hoogerheide.
Partijen zullen hierna Stedin en [persoon A] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 september 2024, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens incidentele eis in reconventie inhoudende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 223 Rv, met producties.

2.De beoordeling in het incident

Wat is er gebeurd?

2.1.
De woning en garage van [persoon A] (gelegen aan de adressen [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats] ) zijn aangesloten op het elektriciteitsnet waarvan Stedin de regionale netbeheerder is. [persoon A] heeft voor het transport van de elektriciteit via zijn energieleverancier een aansluit- en transportovereenkomst gesloten met Stedin. Op 23 juli 2024 heeft de politie een hennepkwekerij in de garage van [persoon A] aangetroffen. Stedin heeft vervolgens de elektriciteitsaansluiting afgesloten, nadat zij had vastgesteld dat de verzegeling van de hoofdaansluitkast in de woning was verbroken en een illegale aansluiting was geplaatst voor de elektriciteitsmeter.
De vordering in de hoofdzaak
2.2.
In de hoofdzaak vordert Stedin dat [persoon A] veroordeeld wordt om aan haar te betalen een bedrag aan schadevergoeding van € 70.724,64 met rente. Stedin legt hieraan ten grondslag dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar door elektriciteit te stelen, dan wel dat [persoon A] zijn zorgplicht als contractant heeft geschonden.
De incidentele vordering en de beoordeling daarvan
2.3.
[persoon A] vordert dat Stedin bij wijze van voorlopige voorziening veroordeeld wordt om binnen 48 uur na de datum van het vonnis, tot heraansluiting van de woning van [persoon A] over te gaan, zodat weer energie geleverd kan worden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat Stedin na betekening van het vonnis weigerachtig blijft aan de veroordeling te voldoen.
2.4.
De rechtbank begrijpt uit de conclusie van antwoord dat [persoon A] de vordering tot heraansluiting instelt als reconventionele vordering in de hoofdzaak en als provisionele vordering voor de duur van de procedure (artikel 223 Rv). Hierdoor is voldaan aan de eis uit artikel 223 Rv dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering (in reconventie) en is deze gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. [persoon A] heeft voorts voldoende belang bij de incidentele vordering, omdat zijn elektriciteit is afgesloten. Beoordeeld moet worden of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
2.5.
[persoon A] erkent dat hij aansprakelijk is voor de schade die Stedin heeft geleden doordat de elektriciteit illegaal is afgenomen. [persoon A] heeft ook niet betwist dat Stedin een opschortingsrecht heeft zolang deze schade niet betaald is. Stedin heeft aangegeven wel tot heraansluiting te willen overgaan, maar heeft als voorwaarde voor het staken van de opschorting aanspraak gemaakt op 50% van het schadebedrag. Omdat Stedin een vordering op [persoon A] heeft voor het volledige bedrag, is betaling van 50% van het schadebedrag als voorwaarde voor heraansluiting naar het oordeel van de rechtbank niet als onredelijk aan te merken. [persoon A] is het echter niet eens met het door Stedin berekende schadebedrag en vindt daarom het bedrag dat hij moet betalen te hoog. Volgens [persoon A] heeft Stedin het door haar gevorderde schadebedrag gebaseerd op vijf oogsten, terwijl er volgens hem slechts sprake is geweest van één oogst van 56 dagen met een daarbij behorend een schadebedrag van € 11.787,44. Stedin stelt zich in reactie hierop op het standpunt dat als uitgegaan wordt van één oogst het schadedrag iets lager is dan [persoon A] heeft berekend, namelijk € 11.281,61. In de hoofdzaak zal het debat plaatsvinden over de hoogte van het schadebedrag. Nu moet beoordeeld worden of Stedin [persoon A] zal moeten heraansluiten.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat ondanks dat Stedin een groot belang heeft bij gebruikmaking van haar opschortingsrecht totdat de schade is betaald, ook om derden af te schrikken die overwegen om frauduleus elektriciteit aan het net van Stedin te onttrekken, dat het belang van [persoon A] bij heraansluiting van de elektriciteit zwaarder weegt, want hij beschikt niet over elektriciteit gedurende de wintermaanden. Omdat [persoon A] echter wel heeft erkend dat Stedin schade heeft geleden en hij hiervoor aansprakelijk is en omdat [persoon A] niet heeft gesteld dat hij niet in staat is om het door hem erkende schadebedrag te betalen, zal de rechtbank de voorlopige voorziening toewijzen onder de subsidiair door Stedin voorgestelde voorwaarden. Dit betekent dat [persoon A] eerst het door hem erkende schadebedrag behorende bij één oogst van € 11.281,61 aan Stedin moet betalen en dat [persoon A] voorafgaand aan de heraansluiting een contract voor de levering van elektriciteit en gas moet afsluiten bij een energieleverancier en daarvan bewijs moet toezenden aan Stedin. Dit laatste omdat Stedin niet rechtstreeks elektriciteit en gas mag leveren aan [persoon A] . Als [persoon A] aan deze voorwaarden voldaan heeft, dan moet Stedin uiterlijk vijf werkdagen daarna het transport van elektriciteit en gas heraansluiten voor de duur van de procedure. Hierbij is rekening gehouden met de termijn die Stedin stelt nodig te hebben voor de heraansluiting.
2.7.
De rechtbank zal, ondanks dat Stedin stelt het vonnis vrijwillig te willen nakomen, de door [persoon A] gevorderde dwangsom toewijzen zoals hierna bepaald, omdat er voor Stedin anders geen prikkel is om dit vonnis na te komen.
De proceskosten in het incident worden gecompenseerd
2.8.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten in dit incident gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis zal, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat wanneer het geschil ook nog aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van die uitspraak voorlopig toch al naleving van dit vonnis kan worden afgedwongen door de partij die in het gelijk is gesteld, zij het op eigen risico (de hogere rechter kan anders oordelen).

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank bepaalt een mondelinge behandeling in de hoofdzaak om inlichtingen over de zaak te vragen, om partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Bij het plannen van de zitting wil de rechtbank zoveel mogelijk rekening houden met de agenda van de partijen. Daarom mogen partijen eerst hun verhinderdagen doorgeven.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
veroordeelt Stedin om het transport van elektriciteit en gas naar de woning van [persoon A] te hervatten voor de duur van het geding onder de voorwaarden dat [persoon A]
a. een bedrag van € 11.281,61 betaalt aan Stedin en
b. aan Stedin een actief contract toezendt van een energieleverancier voor de levering van elektriciteit en gas,
4.2.
indien Stedin niet binnen vijf werkdagen na ontvangst van het gehele bedrag (4.1 onder a) en het contract (4.1 onder b) tot heraansluiting zal zijn overgegaan, zal zij na betekening van het vonnis per dag een dwangsom van € 250,- per dag verbeuren voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Stedin weigerachtig blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
4.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 januari 2025voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juni 2025, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling worden bepaald;
4.6.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen;
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.
3120