Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 augustus 2024, met bijlagen;
- de aantekeningen van het mondelinge antwoord;
- het aanvullende schriftelijke antwoord, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Samenwerking Vlaardingen en een huurster, aangeduid als [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] in aanmerking komt voor een huurprijsverlaging op basis van een laag inkomen, zoals geregeld in artikel 54a van de Woningwet. De huurster had een verzoek tot huurprijsverlaging ingediend bij de huurcommissie, die dit verzoek op 19 juni 2024 had toegewezen. De huurprijs werd verlaagd van € 678,66 naar € 577,91 per maand. Echter, Woningstichting Samenwerking Vlaardingen was het niet eens met deze beslissing en heeft de kantonrechter verzocht om een oordeel over de huurprijs.
Tijdens de procedure heeft de verhuurster gesteld dat [gedaagde] niet voldoet aan de inkomenseisen voor huurprijsverlaging, omdat zij niet de benodigde inkomensdocumenten heeft overgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij aan de inkomenseis voldoet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurprijs per 1 juli 2024 € 713,27 per maand bedraagt, en dat [gedaagde] niet in aanmerking komt voor een huurverlaging. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van de juiste inkomensdocumentatie door huurders die een huurprijsverlaging wensen, en dat verhuurders het recht hebben om om aanvullende informatie te vragen indien er twijfels zijn over de inkomenssituatie van de huurder.