ECLI:NL:RBROT:2025:1069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
11166009 \ CV EXPL 24-2804
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht: Vernietiging van verstekvonnis en toewijzing huurachterstand

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 16 januari 2025, gaat het om een verzet tegen een verstekvonnis dat eerder was uitgesproken wegens huurachterstand. De eiseres, Stichting Rhiant, had de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming van de woning gevorderd vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. Na het verstekvonnis zijn de goederen van de gedaagde, [persoon A], onder bewind gesteld, en heeft de bewindvoerder betalingen verricht. Hierdoor heeft Rhiant haar vordering tot ontbinding en ontruiming ingetrokken, wat leidde tot de vernietiging van het verstekvonnis.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand, die door partijen werd erkend, € 1.894,10 bedraagt tot en met november 2024. De kantonrechter heeft de vordering tot huurachterstand toegewezen, evenals de rente, maar de buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen omdat deze als oneerlijk werden beschouwd. De proceskosten zijn voor rekening van de bewindvoerder, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

De beslissing van de kantonrechter omvat de vernietiging van het eerdere verstekvonnis, de veroordeling van de bewindvoerder tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, en de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar is bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11166009 \ CV EXPL 24-2804
datum uitspraak: 16 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Rhiant,
vestigingsplaats: Hendrik-Ido-Ambacht,
eiseres, gedaagde in verzet,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
Openbaar lichaam Sociaal, onderdeel Sociale Dienst Drechtsteden, in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[persoon A],
vestigingsplaats: Dordrecht,
gedaagde, eiser in verzet,
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar.
De partijen worden ‘Rhiant’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 februari 2024, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 28 maart 2024;
  • de akte van Rhiant van 11 april 2024;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 25 april 2024 met zaaknummer 10951578 CV EXPL 24-896;
  • de verzetdagvaarding van 10 juni 2024;
  • de conclusie van antwoord in verzet van Rhiant, met bijlagen;
  • de brief van Rhiant van 27 augustus 2024, met bijlagen;
  • het e-mailbericht dat Rhiant op de zitting van 5 september 2024 heeft overgelegd;
  • het proces-verbaal van de zitting op 5 september 2024;
  • de akte van Rhiant van 14 november 2024, met bijlage;
  • het e-mailbericht van de bewindvoerder van 11 december 2024.
1.2.
Op 5 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: mr. J.J. van de Grint (GGN), mr. M.T.O. Bakker (GGN), [persoon A] en mr. D.A. IJpelaar.

2.Het geschil

2.1.
[persoon A] (hierna: [persoon A] ) huurt met ingang van 1 juli 2022 van Rhiant de woning gelegen aan [adres] te Hendrik-Ido-Ambacht (hierna: de woning).
2.2.
Rhiant eist in de dagvaarding van 13 februari 2024 samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [persoon A] te veroordelen de woning te ontruimen;
  • [persoon A] te veroordelen aan haar te betalen € 4.812,60 met rente over € 4.590,38 vanaf 13 februari 2024 tot de dag van volledige voldoening;
  • [persoon A] te veroordelen de nog vervallen huurpenningen te betalen vanaf maart 2024 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
  • [persoon A] te veroordelen een schadevergoeding te betalen wegens huurderving na ontbinding van de huurovereenkomst tot de datum van ontruiming;
  • [persoon A] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 4.590,38 aan achterstallige huur tot en met de maand februari 2024, rente van € 105,76 (berekend tot 13 februari 2024) en buitengerechtelijke kosten van € 116,46 inclusief btw.
2.3.
Rhiant baseert de eis op het volgende. Er is een huurachterstand ontstaan van meer dan drie maanden en die rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
2.4.
In het verstekvonnis van 25 april 2024 zijn de buitengerechtelijke kosten afgewezen en is de rest van de eis toegewezen.
2.5.
[persoon A] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis en voert in zijn verzetdagvaarding het volgende aan. [persoon A] betwist, bij gebrek aan wetenschap, de hoogte van de huurachterstand, omdat afgelopen periode meerdere betalingen zijn gedaan. [persoon A] is een korte periode gedetineerd geweest waardoor hij geen stabiel maandelijks inkomen heeft gehad. De lopende huurtermijnen kunnen inmiddels betaald worden. Gedurende een eenmalige, korte en nare periode is wel sprake geweest van enige tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichting, maar deze handelingen en/of gedragen leveren niet zodanige tekortkomingen op dat het ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Subsidiair is [persoon A] van mening dat het gelet op zijn huidige persoonlijke omstandigheden in strijd is met de eisen redelijkheid en billijkheid om de huurovereenkomst te ontbinden.

3.De beoordeling

3.1.
De veroordelingen in het verstekvonnis zijn uitgesproken tegen [persoon A] en hij is vervolgens in verzet gekomen tegen dit vonnis. Daarna zijn bij beschikking van 14 juni 2024 de goederen die (zullen) toebehoren aan [persoon A] onder bewind gesteld en is de bewindvoerder benoemd. Het gevolg hiervan is dat de bewindvoerder de formele procespartij is geworden (artikel 1:441 BW). De kantonrechter begrijpt uit wat op de zitting is besproken dat de bewindvoerder de procedure van [persoon A] overneemt met mr. IJpelaar als gemachtigde. De bewindvoerder is daarom als formele procespartij aangemerkt in dit vonnis.
3.2.
De bewindvoerder heeft op 2 juli 2024, 2 augustus 2024 en 2 september 2024 de huurtermijnen van € 694,95 voldaan aan Rhiant en de bewindvoerder heeft kort voor de zitting een deel van de huurachterstand betaald (€ 4.878,88 en € 450,-). Op de zitting is dit met partijen besproken. Rhiant heeft vervolgens gevraagd om de procedure aan te houden om te bezien of het de bewindvoerder lukt om de huur van de maand oktober 2024 tijdig te betalen.
3.3.
Bij akte van 14 november 2024 heeft Rhiant een specificatie overgelegd van de huurachterstand tot en met de maand november 2024 van € 1.894,10, zijnde een huurachterstand van 2,7 maanden. Rhiant heeft vervolgens afstand gedaan van de vordering tot ontbinding en ontruiming, omdat de huurachterstand is gereduceerd tot een achterstand van minder dan drie maanden en er sprake is van bewindvoering. Voor het overige heeft Rhiant haar vordering gehandhaafd. De bewindvoerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de intrekking/vermindering van eis door Rhiant en is het ermee eens dat de huurachterstand € 1.894,10 bedraagt tot en met november 2024.
3.4.
De kantonrechter vernietigt het verstekvonnis van 25 april 2024, want door de intrekking van de eis tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning kan dit verstekvonnis niet in stand blijven. De kantonrechter gaat ervan uit dat Rhiant met de intrekking van de eis tot ontbinding en ontruiming ook de eis intrekt die ziet op de veroordeling van de bewindvoerder om tot de datum van ontruiming een bedrag van € 658,12 per maand te betalen bij wijze van huur/schadevergoeding. Gelet hierop hoeft alleen beslist nog te worden op de door Rhiant gevorderde huurachterstand.
3.5.
De huurachterstand wijst de kantonrechter toe tot een bedrag van € 1.894,10, want partijen zijn het erover eens dat dit de huurachterstand is tot en met de maand november 2024.
3.6.
De rente wordt toegewezen, omdat Rhiant voldoende heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en de bewindvoerder niet heeft betwist dat de huurachterstand tot en met de maand februari 2024 € 4.590,38 bedroeg en dat de verschenen rente tot de dag van de dagvaarding € 105,76 bedraagt.
3.7.
De buitengerechtelijke kosten wijst de kantonrechter af, omdat de bepaling in de algemene huurvoorwaarden over de buitengerechtelijke kosten oneerlijk is. Voor de onderbouwing hiervan wordt verwezen naar de overweging hierover in het verstekvonnis, die hier als overgenomen wordt beschouwd.
3.8.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder, omdat de bewindvoerder voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die de bewindvoerder aan Rhiant moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 496,- aan griffierecht, € 542,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 271,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.309,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
3.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Rhiant dat eist en de bewindvoerder daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt het op 25 april 2024 tussen de partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10951578 CV EXPL 24-896;
4.2.
veroordeelt de bewindvoerder om aan Rhiant te betalen € 1.999,86 aan achterstallige huur tot en met de maand november 2024 en rente, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 4.590,38 vanaf 13 februari 2024 (de dag van de dagvaarding) tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, die aan de kant van Rhiant worden begroot op € 1.309,72;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688