ECLI:NL:RBROT:2025:10689

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
10-024656-25 + 02-009011-25 (reeds gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben explosief, opzettelijk aanwezig hebben cocaïne en gekwalificeerde diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een explosief, het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en gekwalificeerde diefstal. De verdachte, geboren in 1998, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 januari 2025 in Rotterdam een zelfgemaakt explosief en een hoeveelheid cocaïne voorhanden had. Daarnaast heeft hij op 6 januari 2025 in Middelburg een geldbedrag van €4.197,- gestolen met behulp van een valse sleutel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de noodzaak van begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen beoordeeld en beslist over de teruggave aan de verdachte en derden. De voorlopige hechtenis van de verdachte is niet opgeheven, gezien de ernst van de bezwaren en de recidivegrond.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-024656-25 + 02-009011-25 (reeds gev. ttz)
Datum uitspraak: 13 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de reeds gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1998,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. S.C.P. Jansen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Barendregt heeft gevorderd:
bewezenverklaring van al het ten laste gelegde;
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De rechtbank acht de onder parketnummer 10-024656-25 onder 1 en 2 en onder parketnummer 02-009011-25 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Deze bewezenverklaring volgt uit de inhoud van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II. Met deze opgave wordt volstaan, nu er geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
De rechtbank is ten aanzien van het onder parketnummer 10-024656-25 onder 2 ten laste gelegde met de officier van justitie van oordeel dat op basis van het dossier het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van 7,6 gram cocaïne kan worden bewezen en niet de ten laste gelegde 8,2 gram.
4.2.
Bewezenverklaring
Bewezen is, dat:
onder parketnummer 10-024656-25
1.
hij op
of omstreeks22 januari 2025 te Rotterdam
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een (zelfgemaakt) explosief,
althans een faciapakket met een grote hoeveelheid flitspoeder,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks22 januari 2025 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 8,27,6gram,
in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
onder parketnummer 02-009011-25
hij op
of omstreeks6 januari 2025 te Middelburg,
althans in Nederland,
een geldbedrag van4.197,00 euro,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat
/die geheel of ten deleaan [slachtoffer]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen
goedgeldbedragonder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door te pinnen met de pinpas van die [slachtoffer]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
onder parketnummer 10-024656-25
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º,
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
onder parketnummer 02-009011-25
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in zijn woning een explosief voorhanden gehad. Voorts heeft de verdachte in diezelfde woning opzettelijk een hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad.
Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. Hiermee kan grote schade worden aangericht, zoals de afgelopen tijd zeer geregeld duidelijk is geworden in en rond Rotterdam. Dit soort explosies zorgen voor veel onrust en schade bij omwonenden, maar dragen ook bij aan begrijpelijke gevoelens van angst en onrust in de samenleving. Uit onderzoek is gebleken dat het explosief een hoeveelheid flitspoeder bevatte dat gelijk kan worden gesteld met de inhoud van 24 cobra’s. De verdachte bewaarde dit explosief in zijn slaapkamer in de woning in een woonwijk waar hij met zijn familie en zijn partner woonde. Gelet op de inhoud van het explosief had een klein ongeluk grote gevolgen kunnen hebben. De verdachte heeft zich daar kennelijk in het geheel niet om bekommerd. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank is verder van oordeel dat met name de combinatie van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het explosief zeer verontrustend is. Voorts is het algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast is het gebruik ervan, onder andere door de daarmee gepaard gaande criminaliteit bezwarend voor de samenleving.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal door met een gestolen pinpas bij de Mediamarkt voor ruim € 4.000,- aan goederen te kopen. Dankzij het alerte optreden van de medewerkers van de Mediamarkt en de politie heeft het slachtoffer uiteindelijk geen financieel nadeel geleden. Dit soort feiten geven veel overlast. De verdachte heeft zich hier niet bekommerd en was slechts gericht op eigen financieel voordeel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het ten laste gelegde eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 april 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is eerder veroordeeld, maar is de afgelopen jaren niet in beeld geweest bij justitie. De verdachte wordt echter ook verdacht van twee andere feiten waarvoor hij binnenkort moet voorkomen. Deze mogelijke hernieuwing van het delictpatroon is een zorgelijke ontwikkeling, indien de verdachte wordt veroordeeld.
De voornaamste risicofactoren lijken gelegen in de houding van de verdachte, de financiën en dagbesteding, en mogelijk het sociale dan wel familiaire netwerk. De verdachte wil na detentie in een andere omgeving dan Rotterdam wonen, om niet meer in de verleiding te komen om zich op het verkeerde pad te begeven.
De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, actieve deelname aan de gedragsinterventie Werken aan Werk, het verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, het zich inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding en het geven van inzicht in zijn financiën en schulden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest met daarbij een voorwaardelijke straf. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de ernst van de feiten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en evenmin voor oplegging van een proeftijd van drie jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Inzake de strafzaak met parketnummer 02-009011-25 zijn de volgende voorwerpen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
een mobiele telefoon van het merk Oppo (goednummer [beslagnummer 1] );
een mobiele telefoon van het merk Apple (goednummer [beslagnummer 2] );
een credit card (goednummer [beslagnummer 3] );
een bankpas (goednummer [beslagnummer 4] );
twaalf simkaarten (goednummer [beslagnummer 5] );
twee acculaders (goednummer [beslagnummer 6] );
een tablet in blauwe hoes (goednummer [beslagnummer 7] ) en
een geldbedrag van € 15,- (goednummer [beslagnummer 8] ).
8.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de in beslag genomen mobiele telefoons, de simkaarten, de acculaders en het geldbedrag van € 15,- dient een last tot teruggave aan de verdachte te worden gegeven.
Ten aanzien van de in beslag genomen tablet dient een last tot teruggave aan de eigenaar te worden gegeven.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen twee telefoons, twaalf simkaarten, twee acculaders en het geldbedrag van € 15,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen tablet zal een last worden gegeven tot teruggave aan een ander zijnde deze degene bij wie dit in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van de in beslag genomen credit card en bankpas zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Voorlopige hechtenis

De raadsman heeft verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen. Gelet op de aanwezigheid van de ernstige bezwaren en de recidivegrond en mede in aanmerking genomen de hoogte van de opgelegde straf, ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding. Het verzoek wordt afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10-024656-25 onder 1 en 2 en onder parketnummer 02-009011-25 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. De reclassering zal contact opnemen met de veroordeelde voor de eerste afspraak;
  • de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Werken aan Werk (WaW). De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf zal na het ingaan van de proeftijd starten. Het verblijf zal de gehele proeftijd of zoveel korter duren als de reclassering noodzakelijk vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels van de instelling en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, een opleiding en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • de veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden. Indien de reclassering dit nodig vindt, zal de veroordeelde meewerken aan begeleiding met betrekking tot de financiën. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen van de zorgverlener;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
  • een mobiele telefoon van het merk Oppo (goednummer [beslagnummer 1] );
  • een mobiele telefoon van het merk Apple (goednummer [beslagnummer 2] );
  • twaalf simkaarten (goednummer [beslagnummer 5] );
  • twee acculaders (goednummer [beslagnummer 6] );
  • een geldbedrag van € 15,- (goednummer [beslagnummer 8] );
- gelast de teruggave aan een ander zijnde deze degene bij wie dit in beslag is genomen en
die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt:
 een tablet in blauwe hoes (goednummer [beslagnummer 7] );
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • een credit card (goednummer [beslagnummer 3] );
  • een bankpas (goednummer [beslagnummer 4] );
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en T. Urbanus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Teksten tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
onder parketnummer 10-024656-25
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2025 te Rotterdam
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een (zelfgemaakt) explosief, althans een faciapakket met een grote hoeveelheid flitspoeder,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2025 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 8,2 gram, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
onder parketnummer 02-009011-25
hij op of omstreeks 6 januari 2025 te Middelburg, althans in Nederland,
4.197,00 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door te pinnen met de pinpas van die [slachtoffer]