ECLI:NL:RBROT:2025:10682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
11535806 CV EXPL 25-2864
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ex-partner voor huurschuld en bijkomende kosten na echtscheiding

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een ex-partner voor huurschuld en bijkomende kosten na een echtscheiding. De eiseres, woonachtig in Meteren, heeft een huurovereenkomst opgezegd na het verbreken van de relatie met de gedaagde, die in Schiedam woont. De eiseres heeft een huurachterstand van € 6.208,25 betaald en vordert dit bedrag van de gedaagde, die stelt dat er een voorwaardelijke afspraak was over de betaling van de kosten van de woning. De kantonrechter oordeelt dat er geen voorwaardelijke afspraak is gemaakt en dat de gedaagde verplicht is om de huurschuld te vergoeden. De kantonrechter wijst de eis van de eiseres grotendeels toe, maar wijst de buitengerechtelijke incassokosten af en compenseert de proceskosten. Het verstekvonnis van 17 december 2024 wordt vernietigd, en de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag met rente vanaf 10 juli 2024. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11535806 CV EXPL 25-2864
datum uitspraak: 22 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Meteren (gemeente West Betuwe),
eiseres,
gemachtigde: mr. I. de Gram,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Schiedam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Uygul-van Dam.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 augustus 2024, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 17 december 2024 met zaaknummer 11428217 CV EXPL 24-29997;
  • de verzetdagvaarding van 28 januari 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 24 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde] en [eiseres] zijn op [datum] met elkaar gehuwd. Zij hebben samen een minderjarige zoon. Op 13 januari 2024 is hun relatie feitelijk verbroken, waarna [eiseres] op 2 april 2024 een echtscheidingsverzoek heeft ingediend. Op 29 augustus 2024 is de echtscheiding uitgesproken.
2.2.
Toen zij de relatie verbraken, woonden partijen samen in een huurwoning. [eiseres] heeft die woning op 13 januari 2024 verlaten; een dag daarna heeft zij het zoontje van partijen opgehaald. [gedaagde] wilde in de woning blijven wonen.
2.3.
[eiseres] heeft de huurovereenkomst uiteindelijk – met medewerking van [gedaagde] – opgezegd per 24 juni 2024. Op die datum was er een huurachterstand. De verhuurder heeft [eiseres] , als contractueel medehuurder, gesommeerd om deze achterstand te betalen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft alles betaald.
2.4.
[eiseres] stelt dat zij in totaal € 6.208,25 heeft betaald en wil dat [gedaagde] wordt veroordeeld dit bedrag met rente en kosten aan haar te betalen. Zij zegt dat partijen een afspraak hebben gemaakt dat [gedaagde] in de woning zou blijven wonen en alle lasten hiervan zou betalen. Bij verstekvonnis van 17 december 2024 is haar eis toegewezen.
2.5.
[gedaagde] is het niet eens bij de eis en het vonnis. Hij vindt dat hij niets aan [eiseres] hoeft te betalen. Hij stelt dat partijen een voorwaardelijke afspraak hebben gemaakt. De afspraak over de kosten van de woning hing samen met de afspraak over zijn omgang met het zoontje van partijen. Omdat de omgang op enig moment is gestopt, hoefde hij zich ook niet meer aan de afspraak over de kosten voor de woning te houden. Als hij al iets moet betalen voor de huurachterstand, dan is dat daarom hooguit de helft, aldus [gedaagde] . Daarnaast stelt hij dat [eiseres] (een deel van) de inboedel uit de woning heeft meegenomen en dat de waarde daarvan moet worden verrekend.
2.6.
De kantonrechter wijst de eis van [eiseres] grotendeels toe. Het verstekvonnis wordt wel vernietigd, omdat de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd. Hierna wordt dit oordeel uitgelegd.
Er is geen voorwaardelijke afspraak gemaakt
2.7.
De kantonrechter oordeelt dat de afspraak die partijen hebben gemaakt over de kosten van de woning niet voorwaardelijk is. Het komt hier aan op een uitleg van wat partijen samen hebben afgesproken. Partijen zijn het erover eens dat de afspraken die zij na het beëindiging van hun relatie hebben gemaakt allemaal via WhatsApp zijn gemaakt. [eiseres] heeft de appjes waar het over gaat overgelegd. [eiseres] schrijft aan [gedaagde] :
“Prima. Maar dan wil ik dat je akkoord geeft dat als er schade is aan het huis oid ik nergens aan mee betaal. Mijn naam staat ook op het contract nog.”[gedaagde] antwoordt daarop:
“Ik ben verantwoordelijk voor de woning en alle kosten.”En daarna:
“Ik heb je mijn woord gegeven.”
2.8.
De berichten van [gedaagde] kunnen niet anders begrepen worden dan dat hij de kosten voor de woning zou betalen. Daarin staat niet dat hij dat alleen maar zou doen zolang hij omgang zou hebben met het zoontje van partijen. Ook staat daarin niet dat hij alleen maar in de woning blijft zodat hij die omgang kan hebben. Dat partijen na het verbreken van de relatie over verschillende onderwerpen afspraken hebben gemaakt, betekent niet automatisch dat die afspraken zo met elkaar samenhangen dat als de ene afspraak verandert of niet wordt nagekomen, daarmee de andere afspraak vervalt of ook niet meer hoeft te worden nagekomen.
2.9.
[gedaagde] is dus gebonden (gebleven) aan de onderlinge afspraak dat hij alle kosten voor de woning zou betalen. Daarom is het uitgangspunt dat hij het bedrag dat [eiseres] aan de verhuurder heeft betaald volledig aan haar moet terugbetalen.
[eiseres] heeft € 6.208,25 aan huurachterstand, rente en kosten betaald
2.10.
[gedaagde] heeft op de zitting opgemerkt dat de hoogte van de vordering van [eiseres] niet helemaal duidelijk zou zijn. Deze opmerking heeft hij pas gemaakt nadat de kantonrechter tot twee keer toe zelf vragen aan [eiseres] had gesteld over het bedrag dat zij aan de verhuurder heeft betaald. [gedaagde] heeft daarna alleen een opmerking gemaakt over de onduidelijkheid, maar heeft niet (voldoende) betwist dat de huurachterstand die [eiseres] in totaal heeft betaald inclusief rente en kosten € 6.208,25 bedroeg. [eiseres] heeft dit bedrag onderbouwd met een mail van een door de verhuurder ingeschakelde incassoadvocaat van 10 juni 2024 waarin een huurachterstand met rente en kosten wordt vermeld van € 5.218,92 en een brief van de verhuurder van 10 juni 2024 waarin vermeld wordt dat er nog een bedrag van € 989,33 betaald moet worden, omdat dit bedrag is gestorneerd. Gelet op deze stukken gaat de kantonrechter er vanuit dat het bedrag dat [eiseres] noemt klopt. Vast komt daarom te staan dat [eiseres] € 6.208,25 aan huurachterstand, rente en kosten heeft betaald.
Geen verrekening wegens meegenomen inboedel
2.11.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niets mag verrekenen met de huurachterstand vanwege de inboedel. Er zijn geen afspraken gemaakt over de verdeling van de inboedel en de rechtbank heeft daar ook geen beslissing over genomen. Vast staat dat de woning leeg moest worden gehaald omdat de huurovereenkomst was opgezegd en moest worden opgeleverd. [gedaagde] kon dit zelf niet doen, omdat hij toen in Turkije was. [eiseres] heeft gesteld dat zij contact heeft gehad met de familie van [gedaagde] en dat zij de gelegenheid hebben gehad om zaken mee te nemen. Zij heeft ook gesteld dat de tv, Playstation, gordijnen en lampen door (de familie van) [gedaagde] zijn meegenomen. Zelf heeft zij alleen de eettafel en kinderkamer in gebruik. De andere zaken zijn (zonder daarvoor een vergoeding te krijgen) weggegeven.
2.12.
[gedaagde] heeft tegen deze uitleg van [eiseres] niets ingebracht. Hij heeft niet gesteld dat het anders is gegaan. Hij heeft erkend dat zijn privéspullen en de tv niet door [eiseres] zijn meegenomen. Verder heeft hij alleen in het algemeen gesteld dat [eiseres] ‘dure spullen’ zou hebben meegenomen. Hij heeft daar geen bonnen meer van. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat [eiseres] iets heeft meegenomen waarvoor zij een vergoeding aan [gedaagde] zou moeten betalen. Daarom staat ook niet vast dat er iets te verrekenen zou zijn.
Geen verrekening van de waarborgsom
2.13.
Pas op de zitting heeft [gedaagde] gesteld dat er bij het aangaan van de huurovereenkomst een waarborgsom aan de verhuurder is betaald en dat ervan uit moet worden gegaan dat [eiseres] die heeft teruggekregen of dat die is verrekend met de huurachterstand. [eiseres] heeft verklaard dat zij geen terugbetaling van de waarborgsom kan vinden in haar bankgegevens.
2.14.
Ook dit verweer van [gedaagde] is een beroep op verrekening. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij, omdat het te laat naar voren is gebracht. Door hier pas op de zitting een opmerking over te maken, heeft [eiseres] hier niet goed op kunnen reageren. [gedaagde] had dit verweer op zijn minst in de verzetdagvaarding op moeten nemen en had ook zelf navraag kunnen (en moeten) doen bij de verhuurder of haar toenmalige incassogemachtigde. Door dit verrekeningsverweer pas op de zitting te voeren zonder dit met stukken te onderbouwen, heeft hij gehandeld in strijd met een goede procesorde. Dit alles neemt niet weg dat als blijkt dat [eiseres] inderdaad de waarborgsom heeft terug ontvangen zij dit bedrag met [gedaagde] moet delen.
[gedaagde] hoeft geen buitengerechtelijke kosten te betalen
2.15.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt alsnog afgewezen. [eiseres] heeft pas recht op een vergoeding als een brief is gestuurd waarin [gedaagde] de kans heeft gekregen om de openstaande hoofdsom binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). In die brief moet ook staan welk bedrag aan buitengerechtelijke kosten betaald moet worden als [gedaagde] niet op tijd betaalt. Hoe hoog dit bedrag mag zijn staat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. In de brief die aan [gedaagde] is gestuurd staat geen bedrag genoemd. De brief voldoet dus niet aan de wet. Omdat de incassokosten worden afgewezen, vernietigt de kantonrechter het verstekvonnis.
Conclusie: [gedaagde] moet € 6.208,25 aan [eiseres] betalen met rente
2.16.
Uit wat hiervoor staat blijkt dat [gedaagde] [eiseres] € 6.208,25 moet betalen. De rente over dit bedrag wordt toegewezen van 10 juli 2024, omdat [gedaagde] vanaf die datum in verzuim was. Bij brief van 25 juni 2024 heeft [eiseres] hem namelijk in gebreke gesteld en hem nog 15 dagen de tijd gegeven om te betalen.
De kantonrechter compenseert de proceskosten
2.17.
Omdat deze zaak het gevolg is van het verbreken van de relatie tussen partijen, compenseert de kantonrechter de proceskosten. Dit betekent dat zij allebei de eigen kosten dragen die zij voor deze procedure hebben gemaakt. Dit geldt niet alleen voor de verzetprocedure, maar ook voor de oorspronkelijke (verstek)procedure. Ook daarom wordt het verstekvonnis vernietigd.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.18.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
vernietigt het op 17 december 2024 tussen de partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 11428217 CV EXPL 24-29997;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 6.208,25 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
compenseert de proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
51909