ECLI:NL:RBROT:2025:1066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
11349813 \ VZ VERZ 24-8769
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en terugvordering te veel betaald loon

In deze zaak heeft de werkneemster, aangeduid als [verzoekster], haar arbeidsovereenkomst met E-Legal Incasso Advocaten B.V. per direct opgezegd tijdens een gesprek met haar werkgever, vertegenwoordigd door mr. L.R. Ridderbroek. Na de opzegging heeft de werkgever, E-Legal, een verzoek ingediend om het teveel ontvangen loon terug te vorderen, omdat de werkneemster per direct was opgezegd. De werkneemster heeft echter geprobeerd de opzegging te vernietigen, stellende dat zij in dwaling verkeerde en dat er sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden. De kantonrechter heeft op 13 januari 2025 geoordeeld dat de opzegging niet vernietigbaar was, omdat de werkneemster had begrepen dat haar arbeidsovereenkomst per direct eindigde. De rechter heeft geoordeeld dat de werkneemster het teveel ontvangen loon van € 432,80 aan E-Legal moest terugbetalen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 64,92. De proceskosten zijn voor rekening van de werkneemster, die grotendeels ongelijk heeft gekregen in deze procedure. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11349813 \ VZ VERZ 24-8769
datum uitspraak: 13 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. L.H.W.J. Rutten,
tegen
E-Legal Incasso Advocaten B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. L.R. Ridderbroek.
De partijen worden ‘ [verzoekster] ’ en ‘E-Legal’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster] , met bijlagen;
  • het verweerschrift van E-Legal met tegenverzoek, met bijlagen;
  • de pleitnotitie van [verzoekster] .
1.2.
Op 9 december 2024 is de zaak tijdens een zitting met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig [verzoekster] met haar gemachtigde en namens E-Legal de gemachtigde en zijn kantoorgenoten mr. N.S. van Tussenbroek en mr. A. Vranac-Kasumovic.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoekster] werkte sinds 1 juli 2024 bij E-Legal als jurist incasso- en civiel (proces)recht. Zij was in dienst voor 40 uur per week met een bruto loon van € 3.250,- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Op 26 augustus 2024 heeft [verzoekster] tijdens een gesprek met mr. L.R. Ridderbroek (hierna: Ridderbroek), met instemming van E-Legal, de arbeidsovereenkomst per direct opgezegd. E-Legal heeft vervolgens op 2 september 2024 een mail naar [verzoekster] gestuurd met het verzoek om te veel ontvangen loon over augustus 2024 terug te betalen. Hierop heeft [verzoekster] dezelfde dag een mail gestuurd waarin zij de opzegging vernietigt wegens dwaling of, voor zover er sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden, deze overeenkomst binnen de bedenktermijn ontbindt. E-Legal is het hiermee niet eens. Daarom heeft [verzoekster] dit verzoekschrift ingediend.
Het verzoek
2.2.
[verzoekster] stelt zich primair op het standpunt dat E-Legal feitelijk [verzoekster] op staande voet heeft ontslagen door vast te houden aan een opzegging per direct en dat dit ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is wegens het ontbreken van een juridische grondslag. Subsidiair stelt [verzoekster] zich op het standpunt dat zij heeft gedwaald en daarom de opzegging terecht buitengerechtelijk heeft vernietigd. Meer subsidiair stelt [verzoekster] zich op het standpunt dat er sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden per 26 augustus 2024 en dat zij binnen de bedenktermijn van drie weken de overeenkomst heeft ontbonden.
2.3.
Tegen deze achtergrond verzoekt [verzoekster] primair dat de opzegging van 26 augustus 2024 wordt vernietigd, subsidiair dat voor recht wordt verklaard dat de opzegging van 26 augustus 2024 op 2 september 2024 met succes buitengerechtelijk is vernietigd en meer subsidiair dat voor recht wordt verklaard dat de beëindiging met wederzijds goedvinden per 26 augustus 2024 met succes is ontbonden op 2 september 2024.
2.4.
Daarnaast verzoekt [verzoekster] , zowel primair, subsidiair als meer subsidiair, dat E-Legal wordt veroordeeld aan haar te betalen het loon vanaf 26 augustus tot 1 oktober 2024 vermeerderd met de wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) en de wettelijke rente (artikel 6:119 BW), dat E-Legal wordt veroordeeld om aan haar te betalen het opgebouwde vakantiegeld tot 1 oktober 2024 van € 780,- en 18 vakantie-uren, en dat E-Legal veroordeeld wordt een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Daarnaast verzoekt [verzoekster] dat E-Legal wordt veroordeeld aan haar te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 500,- met rente en dat E-Legal veroordeeld wordt om de proceskosten te betalen. Ook verzoekt [verzoekster] dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
Het tegenverzoek
2.5.
E-Legal stelt dat zij te veel loon aan [verzoekster] heeft betaald, omdat [verzoekster] voor de gehele maand augustus loon heeft ontvangen terwijl [verzoekster] per 26 augustus 2024 per direct de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. E-Legal verzoekt daarom dat [verzoekster] wordt veroordeeld om een bedrag van € 432,80 netto aan te veel betaald loon te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente van € 7,28 tot 27 november 2024 en met de
wettelijke rente over € 432,80 vanaf 27 november 2024 tot aan de dag van volledige voldoening. Ook vordert E-Legal dat [verzoekster] veroordeeld wordt om € 64,92 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Voorts verzoekt E-Legal om [verzoekster] te veroordelen in de proceskosten en de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Geen ontslag op staande voet
2.6.
[verzoekster] kan niet gevolgd worden in haar stelling dat sprake is van een ontslag op staande voet. Alleen al niet omdat daarvoor is vereist dat E-Legal de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Dat is echter niet gebeurd. Volgens [verzoekster] heeft zij namelijk zelf opgezegd of is sprake van een beëindiging met wederzijds goedvinden. Dit betekent dat de primaire verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen.
Opzegging niet vernietigbaar
2.7.
Beoordeeld moet vervolgens worden of [verzoekster] de opzegging bij mail van 2 september 2024 terecht heeft vernietigd. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en licht hieronder toe waarom.
2.8.
Op maandagochtend 26 augustus 2024 heeft [verzoekster] een gesprek verzocht met Ridderbroek. In dit gesprek heeft zij gezegd dat zij de arbeidsovereenkomst wilde opzeggen met in achtneming van een opzegtermijn van een maand waarna zij haar opzegbrief van 25 augustus 2024 (hierna: de opzegbrief) heeft overhandigd. Ridderbroek heeft vervolgens tijdens het gesprek voorgesteld dat [verzoekster] ook per direct kan opzeggen en dat zij dan niet aan de opzegtermijn zou worden gehouden. [verzoekster] is hiermee akkoord gegaan. Ridderbroek heeft daarna op de opzegbrief geschreven: “
afgesproken d.d. 26-8-2024: opzegging per direct, opzegtermijn hoeft niet in acht te worden genomen”. Deze brief hebben [verzoekster] en Ridderbroek vervolgens ondertekend.
2.9.
Volgens [verzoekster] verkeerde zij toen ze akkoord ging met een opzegging per direct in de veronderstelling dat ze was vrijgesteld van werk en loon zou ontvangen tot 1 oktober 2024 en kwam zij na de mail van E-Legal van 2 september 2024 erachter dat dit niet het geval was.
2.10.
Niet valt echter in te zien dat [verzoekster] niet heeft begrepen dat haar arbeidsovereenkomst per direct zou eindigen en wat dat betekende. Zij erkent namelijk dat ze na hiermee akkoord te zijn gegaan opgelucht was omdat zij niet meer voor E-Legal hoefde de werken. Ook staat vast dat [verzoekster] haar sleutels en toegangspas moest inleveren, haar persoonlijke eigendommen moest pakken en direct afscheid moest nemen van collega’s en dat zij dat ook heeft gedaan. Volgens [verzoekster] zelf is tijdens het gesprek ook niet over vrijstelling van werk gesproken, laat staan tot welke datum. Gelet hierop heeft zij niet duidelijk kunnen maken op grond waarvan zij bij het akkoord over de directe opzegging in de veronderstelling zou hebben kunnen zijn dat dat akkoord inhield een vrijstelling van werk tot 1 oktober 2024 met behoud van loon.
2.11.
Dat Ridderkerk [verzoekster] niet (expliciet) heeft gewezen op de financiële gevolgen van een opzegging per direct, leidt niet tot een ander oordeel. Hierbij is van belang dat het [verzoekster] is geweest die het initiatief tot de opzegging en het gesprek van 26 augustus 2024 heeft genomen. Verwacht mag dan ook worden dat zij over de financiële consequenties van een opzegging heeft nagedacht. Ook gelet op haar opleidingsniveau mocht Ridderkerk daarom ervan uitgaan dat [verzoekster] begreep wat de gevolgen zijn van een einde van de arbeidsovereenkomst per direct.
2.12.
[verzoekster] heeft dus onvoldoende onderbouwd dat zij heeft gedwaald toen zij akkoord ging met een opzegging per direct, zodat zij ten onrechte die opzegging buitengerechtelijk heeft vernietigd. Daarom wordt de subsidiair gevorderde verklaring voor recht afgewezen.
Geen wederzijds goedvinden
2.13.
Gelet op wat hiervoor is overwogen kan [verzoekster] niet gevolgd worden in haar stelling dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd, zodat er geen sprake is van een bedenktermijn. Dus ook de meer subsidiair verzochte verklaring voor recht wordt afgewezen.
Geen loon, vakantiegeld en vakantie-uren
2.14.
Omdat hiervoor is vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst per 26 augustus 2024 is beëindigd, heeft [verzoekster] geen recht meer op loon. Dit geldt dus ook voor zover zij betaling van vakantiegeld en vakantie-uren van na genoemde datum verzoekt. Dat en waarom door E-Legal op de eindafrekening opgenomen bedrag aan vakantiegeld en vakantie-uren onjuist is, heeft [verzoekster] niet onderbouwd. De verzochte schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie wordt daarom afgewezen.
Geen buitengerechtelijke incassokosten
2.15.
Omdat de verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen, is er geen grond om E-Legal te veroordelen de buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Deze worden daarom afgewezen.
Loon terugbetalen
2.16.
Vaststaat dat [verzoekster] loon heeft ontvangen over de hele maand augustus 2024.
E-Legal verzoekt haar te veroordelen tot terugbetaling van het te veel betaalde loon van € 432,80 netto, omdat de arbeidsovereenkomst per 26 augustus 2024 is beëindigd. [verzoekster] heeft de hoogte van het verzochte bedrag betwist, maar niet onderbouwd waarom dat bedrag onjuist is. Het verzoek van E-Legal wordt dan ook toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.17.
De incassokosten van € 64,92 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Ook de verzochte rente wordt als onbetwist en op de wet gegrond toegewezen.
Proceskosten
2.18.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoekster] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die [verzoekster] aan E-Legal moet betalen op € 814,- aan loon voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.19.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de verzoeken van [verzoekster] af;
3.2.
veroordeelt [verzoekster] om aan E-Legal een bedrag van € 440,08 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 432,80 netto vanaf 27 november 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [verzoekster] om aan E-Legal de buitengerechtelijke incassokosten van € 64,92 te betalen;
3.4.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, die aan de kant van E-Legal tot vandaag worden vastgesteld op € 949,-met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
31688