ECLI:NL:RBROT:2025:10648

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
11557270 CV EXPL 25-3892
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsachterstand zorgverzekering en proceskosten door gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. Univé Zorg en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Univé, vorderde betaling van een achterstand in premie en zorgkosten voor de periode van april 2019 tot en met januari 2020. De gedaagde had meerdere betalingsregelingen met Univé afgesproken, maar volgens Univé was de gedaagde deze niet nagekomen. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij zich wel aan de afspraken had gehouden. Tijdens de zitting op 12 augustus 2025 waren beide partijen aanwezig.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde een betalingsachterstand had van € 1.041,80, die niet werd betwist. De vordering tot betaling van incassokosten werd echter afgewezen, omdat Univé niet kon aantonen dat de gedaagde de kans had gekregen om zonder extra kosten te betalen. De kantonrechter wees de rente toe, omdat Univé voldoende bewijs had geleverd dat deze verschuldigd was. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 499,29 aan Univé, na verrekening van eerdere betalingen.

Daarnaast werd de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter op € 823,62 werden begroot. De kantonrechter bepaalde dat de gedaagde de achterstand en proceskosten niet in één keer hoefde te betalen, zolang zij zich aan een nieuwe betalingsregeling van € 25,00 per maand hield. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Univé het vonnis direct kon uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep ging.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11557270 CV EXPL 25-3892
datum uitspraak: 29 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
N.V. Univé Zorg,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Univé’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 januari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de op de zitting door Univé overgelegde specificatie.
1.2.
Op 12 augustus 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [gemachtigde] namens de gemachtigde van Univé aanwezig. [gedaagde] was ook aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekeringsovereenkomst met Univé gesloten. Van april 2019 tot en met januari 2020 heeft [gedaagde] de premie en zorgkostennota’s (deels) niet betaald. Voor deze schuld is meerdere keren een betalingsregeling afgesproken. Volgens Univé is [gedaagde] die regelingen niet nagekomen en daarom eist zij in deze procedure de achterstallige premie en zorgkostennota’s, met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] geeft aan dat zij zich wel heeft gehouden aan de betalingsregeling. [gedaagde] vindt dat Univé daarom geen reden had om haar te dagvaarden. Zij wil daarom de aanvullende kosten niet betalen. Inmiddels betaalt [gedaagde] de betalingsachterstand weer af met een betalingsregeling van € 25,00 per maand.
2.3.
De kantonrechter wijst de achterstand toe en de buitengerechtelijke incassokosten af. De kantonrechter oordeelt verder dat Univé [gedaagde] terecht heeft gedagvaard. Daarom moet [gedaagde] ook een vergoeding betalen voor de kosten die Univé voor deze procedure heeft gemaakt. Hieronder wordt dit uitgelegd.
De betalingsachterstand wordt toegewezen
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de betalingsachterstand moet betalen aan Univé. Univé heeft voldoende gesteld dat [gedaagde] een totale betalingsachterstand had van € 1.041,80. Deze wordt ook niet betwist door [gedaagde] .
De incassokosten worden afgewezen
2.5.
De incassokosten worden afgewezen. Univé heeft pas recht op een vergoeding als een brief is gestuurd waarin [gedaagde] de kans heeft gekregen om binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). In de brief van 21 augustus 2019 is in het bedrag dat nog kosteloos kan worden betaald een bedrag van € 48,40 aan incassokosten opgenomen. Er kan niet worden vastgesteld dat voor deze incassokosten een goede brief is gestuurd, omdat hiervan geen kopie in de dagvaarding zit. Hierdoor kan ook niet worden vastgesteld of de brief van 21 augustus 2019 voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt.
[gedaagde] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen, omdat Univé genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Tot 2 januari 2025 is de rente € 148,39.
[gedaagde] moet in totaal nog € 499,29 betalen aan Univé
2.7.
Univé heeft aangegeven dat [gedaagde] voordat de dagvaarding is betekend in totaal € 515,90 heeft betaald. Na de dagvaarding heeft [gedaagde] nog zeven keer € 25,00 betaald. De betalingsachterstand is dan in totaal: € 1.041,80 + € 148,39 - € 515,90 - € 175,00 = € 499,29. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om € 499,29 te betalen aan Univé.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Univé moet betalen op € 146,12 aan dagvaardingskosten, € 340,00 aan griffierecht, € 270,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,00) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 823,62. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
2.9.
[gedaagde] vindt dat zij de proceskosten niet hoeft te betalen, omdat zij zich altijd aan de betalingsregeling heeft gehouden en Univé dus onnodig een procedure is gestart. Uit de specificatie van Univé blijkt echter dat [gedaagde] de regeling na 24 juli 2024 niet meer op tijd is nagekomen. Zij heeft hierna alleen op 3 september 2024 en 21 november 2024 de aflossing betaald. Omdat [gedaagde] de betalingsregeling niet goed nakwam, mocht Univé de regeling stop zetten en deze procedure starten. Het feit dat [gedaagde] in december 2024 geen betaallink heeft gehad is verder niet relevant. Toen had Univé de betalingsregeling namelijk al stopgezet.
Nieuwe betalingsregeling tussen Univé en [gedaagde]
2.13.
Na het uitbrengen van de dagvaarding is opnieuw een betalingsregeling gesloten. [gedaagde] betaalt maandelijks € 25,00 om haar schuld in te lossen. De kantonrechter bepaalt daarom dat [gedaagde] de betalingsachterstand en de proceskosten niet in één keer aan Univé hoeft te betalen, zolang zij zich aan deze regeling houdt.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Univé dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé te betalen € 499,29 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 2 januari 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Univé worden begroot op € 823,62;
3.3.
bepaalt dat Univé de in 3.1 en 3.2 genoemde bedragen niet kan opeisen zolang [gedaagde] zich elke maand houdt aan de betalingsregeling van € 25,00 per maand;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
64363