ECLI:NL:RBROT:2025:10633
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake kinderopvangtoeslag en Catshuisregeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die in het verleden kinderopvangtoeslag heeft ontvangen, vraagt om een vergoeding van € 30.000,- op basis van de Catshuisregeling. De Dienst Toeslagen heeft echter vastgesteld dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor deze vergoeding, omdat er in het verleden een terugvordering van minder dan € 1.500,- heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding is om in het kader van de hardheidsclausule een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekster heeft zich aangemeld voor een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, maar de Dienst Toeslagen heeft in een eerder besluit bepaald dat zij geen recht heeft op een vergoeding. Tijdens de zitting op 28 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Dienst Toeslagen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster een spoedeisend belang heeft, maar heeft uiteindelijk het verzoek afgewezen omdat de voorwaarden voor de vergoeding niet zijn vervuld. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat het griffierecht in de beroepszaak nog niet is betaald, waardoor er geen uitspraak kan worden gedaan in de beroepszaak.