ECLI:NL:RBROT:2025:10628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
C/10/699456 / HA ZA 25-388
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot voeging van hoofdzaak met verknochte zaken

Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een incident tot voeging van een hoofdzaak. In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Hoogendoorn, dat de hoofdzaak zou worden gevoegd met een andere aanhangige zaak, zaaknummer 678999 / HA ZA 24-408. Eiser stelt dat er sprake is van verknochte zaken, omdat de onderliggende feiten en juridische geschilpunten in beide procedures samenhangen. Gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. Siegers, hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot voeging toewijsbaar was, omdat de geschilpunten in beide zaken zodanig verweven zijn dat consistentie van uitspraken gewenst is. De rechtbank heeft bovendien beslist dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is vervolgens op 17 september 2025 weer op de rol gekomen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/699456 / HA ZA 25-388
Vonnis in incident van 6 augustus 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] , [gemeente] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M. Hoogendoorn te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 1] , [gemeente] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M.J. Siegers te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot voeging van 6 mei 2025, met producties 1 tot en met 30,
  • de incidentele conclusie van antwoord van 9 juli 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde 1] veroordeelt om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.422.000,00 aan verbeurde contractuele boetes, te vermeerderen met een boete van € 1.000,00 per dag,
[gedaagde 2] veroordeelt aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.422.000,00 aan verbeurde contractuele boetes, te vermeerderen met een boete van € 1.000,00 per dag,
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
2.2.
Hij legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. [eiser] is indirect meerderheidsaandeelhouder bij [bedrijf] ( [bedrijf] ). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn indirect minderheidsaandeelhouders bij [bedrijf] en zijn daarnaast bestuurder van die vennootschap. Ten behoeve van de samenwerking met betrekking tot [bedrijf] en gelieerde vennootschappen hebben onder meer [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een overeenkomst getiteld ‘meer partijen overeenkomst’ (MPO). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben als bestuurders van [bedrijf] meerdere afspraken uit de MPO geschonden. Zij zijn daarom de in de MPO overeengekomen boetes verschuldigd.
2.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben nog niet voor antwoord geconcludeerd.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[eiser] vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 678999 / HA ZA 24-408 (zaak 24-408).
3.2.
Hij legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. De onderhavige zaak is verknocht met zaak 24-408. In die procedure is onder meer de geldigheid en de werking van de MPO aan de orde. Het gaat ook om dezelfde onderliggende feiten en omstandigheden en bij die zaak zijn deels dezelfde partijen betrokken. De feitelijke en juridische geschilpunten in beide procedures vertonen zodanige samenhang en verwevenheid dat consistentie van uitspraken gewenst is.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie is tijdig en vóór alle weren genomen. Op grond van artikel 222 Rv kan voeging worden gevorderd onder meer indien voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake wanneer feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere zaak, dan wel daarmee een zodanige samenhang vertonen dat een zo groot mogelijke consistentie van de uitspraken wenselijk is.
4.2.
Uit de stellingen van [eiser] volgt dat sprake is van verknochte zaken in de zin van artikel 222 Rv. Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich bovendien hebben gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal de rechtbank de vordering tot voeging toewijzen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
voegt de hoofdzaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer / rolnummer 678999 / HA ZA 24-408,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 september 2025voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
[2083/1729]