ECLI:NL:RBROT:2025:10584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
10-132063-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in schuur woning ex-partner met jarenlange alcoholproblematiek

Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1980, die op 30 april 2025 opzettelijk brand heeft gesticht in de schuur van de woning van zijn ex-partner. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, heeft een vlam van een brandende aansteker in aanraking gebracht met benzine die hij over opgeslagen goederen in de schuur had gesprenkeld. Dit leidde tot een brand die gemeen gevaar voor goederen veroorzaakte. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de reclassering en deelname aan een behandelingsprogramma. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jarenlange alcoholproblematiek van de verdachte en zijn bereidheid om mee te werken aan begeleiding. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, een gevangenisstraf rechtvaardigen, maar dat een deel voorwaardelijk kan worden opgelegd om recidive te voorkomen. De verdachte moet zich houden aan de voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf zijn verbonden, en de rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-132063-25
Datum uitspraak: 30 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de [penitentiaire inrichting] ,
raadsvrouw mr. P.C.E. van den Hoek, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering (Fivoor), ambulante behandeling, ambulante begeleiding door het Centrum voor Dienstverlening Rotterdam , meewerken aan middelencontrole en een locatieverbod.

4.Waardering van het bewijs

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op
of omstreeks30 april 2025 te [plaats 2] , [gemeente] ,
opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur gelegen aan [adres 2] , immers
heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een vlam van een brandende aansteker
, in
elk geval opzettelijk (open) vuurin aanraking gebracht met een brandbare
(vloei
)stof, ten gevolge waarvan
één of
meerzich in die schuur bevindende goed
(eren
)geheel of gedeeltelijk
is/zijn
verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor die
schuur en
/of één of meerzich in die schuur bevindende goed
(eren
), in elk geval
gemeen gevaar voor goederen,te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft brand gesticht in de schuur van de woning van zijn ex-partner door de vlam van een brandende aansteker in aanraking te brengen met benzine die hij had gesprenkeld over een aantal in die schuur opgeslagen goederen. Deze goederen zijn door de brand ook beschadigd. Toen de verdachte een steekvlam zag, heeft hij de tuinslag gepakt en is hij gaan blussen. De inmiddels gealarmeerde ex-partner heeft met een brandblusser meegeholpen met het blussen van de brand.
Hoewel het vuur door het optreden van de verdachte en zijn ex-partner al was gedoofd toen de brandweer ter plaatse kwam, heeft de verdachte voor een enorm gevaarlijke situatie gezorgd die ook anders had kunnen aflopen. De schuur waar de brand was gesticht grensde immers aan de woning waarin de ex-partner van de verdachte en hun kinderen zich bevonden. Gelukkig heeft de brand zich niet verder uitgebreid. Dat de verdachte problemen had en hulp of begeleiding op dat moment voor hem niet beschikbaar was, is geen enkele rechtvaardiging voor zijn handelen.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf dat gemeen gevaar voor goederen heeft veroorzaakt.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar dit betreffen andersoortige strafbare feiten van langere tijd geleden.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 juli 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte kampt met een jarenlange alcoholproblematiek. De reclassering ziet dat in combinatie met zijn psychosociaal functioneren en de relatie met zijn ex-partner als delictgerelateerde factoren. Op vrijwel alle leefgebieden zijn problemen zichtbaar. Zo ontbreekt het de verdachte aan stabiele huisvesting en dagbesteding. Niettemin is het positief te noemen dat de verdachte zich gemotiveerd toont om zijn problemen aan te pakken en dat hij openstaat voor ondersteuning vanuit de reclassering. Daar de risico’s op delictgedrag blijvend aanwezig zijn en er vermoedelijk sprake is van beperkte zelfredzaamheid, vindt de reclassering het noodzakelijk de verdachte binnen het forensische kader, middels bijzondere voorwaarden, in beeld te houden en te begeleiden bij het opbouwen van een stabiel maatschappelijk bestaan. Volgens de reclassering kan dit het recidiverisico beperken.
Op de zitting heeft de verdachte zich berouwvol getoond en zich bereid verklaard mee te werken aan de begeleiding door de reclassering en zich te houden aan de te stellen bijzondere voorwaarden.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in de regel in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de rechtbank, in navolging van het advies van de reclassering, bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding een locatieverbod voor de woning van de ex-partner op te leggen, omdat de noodzaak daartoe onvoldoende is gebleken. De verdachte heeft op de zitting toegezegd weg te blijven bij de woning indien en zolang zijn ex-partner dat wenst.
In het kader van het verkrijgen van stabiele huisvesting voor de verdachte, acht de rechtbank het van belang dat de reclassering hem daarbij begeleidt en ondersteunt. Dit zal in de vorm van een bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel worden gekoppeld.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich op afspraken met Fivoor reclassering op [adres 3] te [plaats 1] , zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
2. de veroordeelde laat diagnostisch onderzoek verrichten en zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
3. de veroordeelde houdt zich aan de ambulante begeleiding bij het CVD (Centrum voor Dienstverlening Rotterdam ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
4. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het gebruik daarvan te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. de veroordeelde zal binnen het reclasseringstoezicht meewerken aan de plaatsing in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf aldaar duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de instelling geeft;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en T. Urbanus, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 30 april 2025 te [plaats 2] , [gemeente] ,
opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur gelegen aan [adres 2] , immers
heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een vlam van een brandende aansteker, in
elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een brandbare
(vloei)stof, ten gevolge waarvan één of
meer zich in die schuur bevindende goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die
schuur en/of één of meer zich in die schuur bevindende goed(eren), in elk geval
gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.