Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. M.S. van der Hoek, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert, over de verleende vergunning voor kamerbewoning aan de vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. M.R. de Kok. De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers tegen de vergunning die op 17 augustus 2022 door het college is verleend voor kamerbewoning door drie personen. Het college handhaafde deze vergunning in het bestreden besluit van 31 maart 2023. Eisers stelden dat de vergunninghouder onbetrouwbaar is en dat er sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet opgingen. De rechtbank concludeerde dat het college terecht de vergunning heeft verleend, omdat aan de vereisten van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2021 is voldaan. De rechtbank stelde vast dat er geen overlast was en dat de vergunninghouder aan de voorwaarden voldeed. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 28 januari 2025.