In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2025, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw vordert dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik en genot van de gezamenlijke woning. De vrouw en de man hebben een affectieve relatie gehad en hebben samen twee kinderen. De relatie is in 2022 beëindigd, waarna de vrouw in de woning is blijven wonen met hun dochter, terwijl de man bij zijn nieuwe vriendin is ingetrokken. De vrouw stelt dat de situatie in de woning onhoudbaar is geworden door de aanwezigheid van de man en vraagt de rechtbank om hem te verbieden de woning te betreden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op dit moment nog recht heeft om in de woning te verblijven, aangezien deze gemeenschappelijk eigendom is. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder de spanningen die de vrouw en haar dochter ervaren door de aanwezigheid van de man, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er voldoende basis is om de man te verbieden de woning te betreden, met uitzondering van een periode van twee weken waarin hij zijn persoonlijke eigendommen kan ophalen.
De voorzieningenrechter heeft ook de afspraken tussen partijen over de uitkoop van de man in overweging genomen, waarbij de vrouw het aandeel van de man in de woning zal overnemen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.