ECLI:NL:RBROT:2025:1054

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
10-308754-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van medeplichtigheid aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen, specifiek cocaïne, en van wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats in de haven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1963 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, als vrachtwagenchauffeur containers met onbevoegde personen het haventerrein opbracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de illegale activiteiten met de containers. De verdachte werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het feit dat hij onbevoegde personen het haventerrein opbracht, wat een ernstige schending van de wet is. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen bedragen beoordeeld, waarbij €2.000,- werd verbeurd verklaard en €600,- werd teruggegeven aan de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten rondom de haven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-308754-24
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1963,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. N. Stegerhoek, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair (container [containernummer 1] en container [containernummer 2] ) en onder 2 primair ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest;
  • de oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een locatieverbod ten aanzien van zeehavens met een containerterminal (Rotterdam/Amsterdam/Velsen/IJmuiden/Beverwijk/Zaanstad/Vlissingen/Terneuzen/ Delfzijl/Eemshaven) voor een periode van 3 jaren, waarbij de hechtenis wordt vastgesteld op 1 maand per overtreding met een maximum van 6 maanden met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, wat betreft de containers met de nummers [containernummer 1] en [containernummer 2] . Daartoe heeft hij aangevoerd dat die twee containers, die op 16 juli en 18 juli 2024 door verdachte binnen zijn gebracht, kennelijk bestemd waren voor het overslaan/uithalen van 252 kilo cocaïne. Dat blijkt uit de omstandigheid dat er op 19 juli 2024 uithalers op het haventerrein zijn aangetroffen vlakbij de Trojaanse container [containernummer 1] . Bij één van deze uithalers werd een afgeknipt zegel gevonden met nummer [zegelnummer] , welke volgens de douane hoorde bij de container met nummer [containernummer 3] . Uit deze container (met autobanden) is in Colombia op 27 juni 2024, 252 kilo cocaïne gehaald. Dat laatste wisten de verdachte en de uithalers echter niet, waardoor hun opzet nog altijd was gericht op het uithalen van (die) cocaïne.
4.1.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a
Opiumwet dient te worden vastgesteld dat de verdachte het opzet had op het treffen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van verdovende middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
Het dossier bevat geen bewijs op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat de verdachte wist dat de containers met de nummers [containernummer 1] en [containernummer 2] Trojaanse containers waren. Reeds om die reden kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte deze containers het haventerrein op heeft gebracht met het opzet op het uithalen van cocaïne. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde feiten, voor de containers met de nummers [containernummer 1] en [containernummer 2] .
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde feiten, voor zover het betreft de containers met de nummers [containernummer 4] en [containernummer 5] , evenmin wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verdachte zal daarvan dus worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
De onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten zijn niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 primair
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het naar binnen brengen van alle vier de containers met uithalers. Gezien de uiterlijke kenmerken van de containers was het duidelijk dat daar uithalers in zaten. Gelet op met name de chatberichten in het dossier was de verdachte hiervan op de hoogte en kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging met in ieder geval [naam 3] / [naam 1] heeft gepleegd.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft hierbij nog wel opgemerkt dat er hoe dan ook geen bewijs is voor medeplegen, maar slechts voor medeplichtigheid.
4.2.3.
Beoordeling
Containers met nummers [containernummer 1] en [containernummer 2]
Met betrekking tot deze containers valt slechts vast te stellen dat dit Trojaanse containers zijn geweest en dat deze containers op 16 en 18 juli 2024 door de verdachte zijn afgeleverd. Zoals gezegd bevat het dossier geen bewijs op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat de verdachte wist dat de containers met de nummers [containernummer 1] en [containernummer 2] Trojaanse containers waren. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onbevoegde personen op het haventerrein heeft gebracht door deze containers af te leveren. De verdachte zal dus partieel worden vrijgesproken voor zover de tenlastelegging ziet op het afleveren van deze containers (1e en 2e gedachtestreepje).
Container met nummer [containernummer 4]
Uit onderzoek in de telefoon van de verdachte blijkt dat de verdachte vanaf 23 juli 2024 contact heeft met een persoon genoemd ‘ [naam 1] ’ en dat hij sinds begin augustus 2024 contact heeft met een persoon genoemd ‘ [naam 2] ’. Het is onduidelijk gebleven wie deze personen zijn. Met hen voert de verdachte gesprekken over het vervoeren van containers, kapotte kopschotten, geldbedragen en TAR-codes. Op 31 juli 2024 stuurt de verdachte naar [naam 1] : “ [naam 1] ik denk dat ik met deze werk ga stoppen”, waarop [naam 1] zegt: “ik probeer je deze week weer 2000 of 3000 euro te geven”. Op 2 augustus 2024 stuurt [naam 1] naar de verdachte “ik heb 3000 euro voor je geregeld” en “kom ’s avonds naar mij toe”. Op 7 augustus 2023 stuurt [naam 1] opnieuw naar de verdachte “Het geld is gearriveerd, als je het wilt kun je het nu komen halen!”. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte vaker opdrachten kreeg van “ [naam 1] ”, waarvoor hij dan geld kreeg. Op 5 augustus 2024 stuurt verdachte foto’s van een kapot kopschot van een koelcontainer naar [naam 1] en daarna berichten zoals: “ik ga dit niet zo weg brengen”, “ [naam 1] ik koppel die container hier af en ze mogen het hier zelf ophalen”. [naam 1] reageert hierop met berichten “Oke, kalmeer, we regelen het wel!” en “ik doe eigenlijk zaken voor jou met deze klootzakken, zodat we wat geld kunnen hebben!”.
Op 14 augustus 2024 stuurt [naam 2] de verdachte meermaals berichten waarin hij de verdachte vraagt om te rijden. [naam 2] benadrukt daarbij dat de verdachte zijn geld krijgt gelijk voordat hij rijdt. Op 15 augustus 2024 stuurt [naam 2] een foto door van containernummer [containernummer 4] en een paar uur later stuurt de verdachte een afzetbevestiging van deze container naar [naam 2] .
Deze gesprekken met [naam 1] en [naam 2] zijn om meerdere redenen belastend te noemen. Allereerst is het belastend dat de verdachte zegt niet te weten wie dit zijn. Ten tweede is het belastend dat het over grote contante geldbedragen en containers met kapotte kopschotten gaat. En ten derde is belastend dat de verdachte onder deze omstandigheden de container met nummer [containernummer 4] op 15 augustus 2024 aflevert althans daar intensief contact over onderhoudt. De verdachte heeft immers verklaard dat hij in dienst is bij [naam bedrijf 1] en containers rijdt voor een bedrijf genaamd [naam bedrijf 2] .
Vervolgens wordt de container met nummer [containernummer 4] op 15 augustus 2024 omstreeks 08.30 uur gecontroleerd door de Douane en dan wordt gezien dat de nokjes van de boven- en onderkant van de container zijn afgezaagd en dat er aan de binnenkant van de rechterdeur schade was ontstaan. Deze container was geplaatst in Stack 128 en betrof een zogenaamde Trojaanse container. Een Trojaanse container is een gemanipuleerde container die door zogenoemde uithalers wordt gebruikt om op en/of af een terminal te komen. Door deze manipulatie kan de containerdeur makkelijk van binnenuit geopend worden zonder de aangebrachte verzegeling te verbreken. Er werd daarom besloten om een zoekslag te doen in de buurt van deze container. Middels een surveillancevlucht met een drone werd omstreeks 10.15 uur gezien dat in de containerstack met nummer 130 ter hoogte van positie 39 een container met een deur op een kier stond. Deze container met nummer [containernummer 6] werd gecontroleerd en hierin bevonden zich vier personen. De container was ingericht als zogenaamde “hotelcontainer”. Een hotel/verblijfcontainer wordt door de zogenoemde uithalers gebruikt als overnachtingscontainer, opslagcontainer of als toilet. Verder zijn er in de buurt van de container [containernummer 4] geen andere personen of andere gemanipuleerde containers aangetroffen.
Gelet op al het voorgaande kan het niet anders dan dat de voornoemde vier uithalers door de verdachte op het terrein van het ECT zijn gebracht in de container met nummer [containernummer 4] . De verdachte heeft met zijn handelwijze minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een container het haventerrein op bracht met daarin onbevoegde personen. Zodoende is (voorwaardelijk) opzet wettig en overtuigend bewezen.
Container met nummer [containernummer 5]
De douane werd op 26 september 2024 om 15:40 uur gebeld door het douane landelijk tactisch centrum dat er een melding over een vermoedelijk Trojaanse container was binnengekomen. Deze zou onderweg zijn naar Hutchisons Ports Delta (ECT Delta). Het ging om container met nummer [containernummer 5] met voertuig kenteken [kentekennummer] Deze combinatie werd gevonden en de verbalisant zag dat de deur van de container gemanipuleerd was. De nokken van de deur waren afgeslepen, zodat het leek alsof de deur van de container dicht zat maar van binnenuit gemakkelijk te openen was. In de container werden drie donker geklede personen aangetroffen. De chauffeur van de vrachtwagen die de container op het terrein had gebracht, was de verdachte. Zodoende staat vast dat deze container, die door de verdachte werd bestuurd, onbevoegde personen bevatte. De vraag resteert (opnieuw) of de verdachte dat wist.
De verdachte heeft verklaard dat hij deze container heeft gereden voor [naam 1] en dat wordt ook bevestigd door de berichten tussen hen. De overwegingen van de rechtbank over de berichten en de samenwerking tussen de verdachte en [naam 1] in het kader van de container met nummer [containernummer 4] gelden dus ook voor deze container met nummer [containernummer 5] en dienen als hier ingelast en herhaald te worden beschouwd.
Uit de GPS-gegevens van de container met containernummer [containernummer 7] blijkt dat deze container op 25 september 2024 om 22:21 uur stilstaat bij de RST Container Terminal in de Waalhaven te Rotterdam. Vervolgens wordt deze container opgehaald en naar de [adres 2] in Roosendaal gereden, waar deze van 26 september 2024 00:25 uur tot 13:05 uur blijft staan. Daarna wordt de container naar de Maasvlakte gereden. De verdachte heeft wisselend verklaard over deze reisbewegingen. Uiteindelijk heeft hij wel bekend dat het zo is gegaan en dat hij deze ritten heeft gemaakt. Een dergelijke gang van zaken is opnieuw belastend te noemen. Roosendaal ligt immers erg uit de route tussen de Waalhaven en de Maasvlakte. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat hij juist van [naam 1] naar deze ‘garage’ aan de [adres 2] moest rijden. Op 26 september 2024 heeft hij de container weer opgehaald en is hij zonder enige controle daarop/daarvan naar de Maasvlakte gereden.
Bij de aanhouding van de verdachte is een geldbedrag van € 2.000,- aangetroffen in briefjes van 500 euro. Het is een feit van algemene bekendheid dat die briefjes doorgaans van criminaliteit afkomstig zijn en zelden in het Nederlandse betalingsverkeer worden gebruikt. Door veel bedrijven worden die biljetten ook geweigerd. De eerder genoemde berichten met [naam 1] bewijzen dat hij dit geld van hem heeft gekregen. De verklaringen die de verdachte daar tegenover heeft gesteld wisselen. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij dit geldbedrag van zijn werkgever had ontvangen als terugbetaling voor geld dat hij had besteed aan tanken. Deze verklaring acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk, gelet op de eerder door de verdachte afgelegde verklaringen, de verklaringen van de getuige [naam getuige] ter zitting en de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank ook bij deze container dat de verdachte met zijn handelwijze minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een container het haventerrein op bracht met daarin onbevoegde personen. Zodoende is (voorwaardelijk) opzet ook hier wettig en overtuigend bewezen.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 2 primair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van de containers met de nummers [containernummer 4] en [containernummer 8] .
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van
15 augustus 2024tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van
Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal door als chauffeur van een vrachtwagen met oplegger
- de container [containernummer 4] op 15 augustus 2024 met daarin
onbevoegde personen,
- de container [containernummer 5] op 26 september 2024 met daarin
onbevoegde personen,
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal te brengen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie,
opslag en overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft als vrachtwagenchauffeur containers met in totaal zeven onbevoegde personen het haventerrein binnen gebracht. De verdachte heeft hierbij misbruik gemaakt van zijn cargo-card, die hij voor zijn reguliere werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur in zijn bezit had. De aanwezigheid van onbevoegde personen op het haventerrein, niet zelden om verdovende middelen uit te halen, zorgt voor veel overlast. Douane en politie moeten veel menskracht investeren in de handhaving en de bedrijvigheid op het desbetreffende gedeelte van de haven moet doorgaans worden stopgezet om de veiligheid van de onbevoegde personen en de opsporingsambtenaren niet in gevaar te brengen. De verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen en was kennelijk alleen geïnteresseerd in zijn verdiensten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte, hoewel niet onherroepelijk, eerder is veroordeeld voor medeplegen van witwassen. De verdachte was door deze veroordeling immers een gewaarschuwd mens.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 november 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Door de ontkennende houding van de verdachte kan de reclassering geen concrete uitspraken doen over delict gerelateerde factoren of een verband leggen tussen de tenlastelegging en de diverse leefgebieden. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat.
Gelet op de aard van het ten laste gelegde delict zouden eventuele risico verhogende factoren gelegen kunnen zijn in de leefgebieden sociaal netwerk, financiën en het psychosociaal functioneren waarbij bij het laatste gedacht moet worden aan het maken van verkeerde keuzes en het onvoldoende nadenken over zijn handelen en de gevolgen ervan.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij vinden interventies of toezicht niet geïndiceerd. Er worden op de diverse leefgebieden geen problemen gezien waarvoor inzet vanuit de reclassering nodig is. De verdachte scoort ook laag op de recidiverisico's
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De officier van justitie heeft verzocht naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht. Hij acht een gebiedsverbod noodzakelijk, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan. De rechtbank ziet af van de oplegging van deze vrijheidsbeperkende maatregel, nu deze maatregel bovenop het strafbare feit van artikel 138aa Sr vermoedelijk geen betekenis zal hebben. De cargopas van de verdachte zal worden geblokkeerd waardoor de verdachte zich niet meer rechtens zal kunnen begeven in havengebieden. Op het moment dat hij zich daar wel wederrechtelijk zal bevinden, dan kan de verdachte daarvoor opnieuw worden vervolgd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 2.000,- verbeurd te verklaren en het in beslag genomen geldbedrag van € 600,- terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit het in beslag genomen geldbedrag van € 600,- terug te geven aan de verdachte en het in beslag genomen geldbedrag van € 2.000,- te bewaren ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 2.000,- zal worden verbeurd verklaard.
Het geldbedrag behoort aan de verdachte en is door middel van het strafbare feit verkregen.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 600,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
1. verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan en verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd, en spreekt de verdachte daarvan vrij;
2. stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
3. verklaart de verdachte strafbaar;
4. veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
4.1
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
5. beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
5.1
verklaart
verbeurdals bijkomende straf: geldbedrag van € 2.000,-;
5.2
gelast de
teruggaveaan verdachte van: geldbedrag van € 600,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. J.H. Boek, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
primair,
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2024 tot en met
26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/ of vervoeren, en/ of
- het opzettelijk vervaardigen
van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en /of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
als chauffeur van een vrachtwagen met oplegger
- de container [containernummer 1] op of omstreeks 16 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 2] op of omstreeks 18 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 4] op of omstreeks 15 augustus 2024 met daarin
onbevoegde personen,
- de container [containernummer 5] op of omstreeks 26 september 2024 met daarin
onbevoegde personen,
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal te brengen,
en/of
contact te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en afspraken te maken met
zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het afleveren van (Trojaanse) containers
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal,
en/of
geld te verkrijgen en/of te ontvangen voor het (laten) afzetten van onbevoegde
personen op het terrein van de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer mededader(s) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
van 16 juli 2024 tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente
Rotterdam, althans in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/ of vervoeren, en/ of
- het opzettelijk vervaardigen
van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/ of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 16 juli 2024 tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte
Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft,
door
als chauffeur van een vrachtwagen met oplegger
- de container [containernummer 1] op of omstreeks 16 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 2] op of omstreeks 18 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 4] op of omstreeks 15 augustus 2024 met daarin
onbevoegde personen,
- de container [containernummer 5] op of omstreeks 26 september 2024 met daarin
onbevoegde personen,
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal te brengen,
en/of
contact te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en afspraken te maken met
zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het afleveren van (Trojaanse) containers
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal,
en/of
geld te verkrijgen en/of te ontvangen voor het (laten) afzetten van onbevoegde
personen op het terrein van de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal;
feit 2
primair,
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2024 tot en met
26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van
Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal
door
als chauffeur van een vrachtwagen met oplegger
- de container [containernummer 1] op of omstreeks 16 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 2] op of omstreeks 18 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 4] op of omstreeks 15 augustus 2024 met daarin
onbevoegde personen,
- de container [containernummer 5] op of omstreeks 26 september 2024 met daarin
onbevoegde personen,
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
een of meer mededader(s) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
van 16 juli 2024 tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
wederrechtelijk
hebben verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie,
opslag, en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van
Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal,
bij en/ of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 16 juli 2024 tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte
Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen
heeft verschaft,
door
als chauffeur van een vrachtwagen met oplegger
- de container [containernummer 1] op of omstreeks 16 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 2] op of omstreeks 18 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 4] op of omstreeks 15 augustus 2024 met daarin
onbevoegde personen,
- de container [containernummer 5] op of omstreeks 26 september 2024 met daarin
onbevoegde personen,
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal te brengen;