ECLI:NL:RBROT:2025:1053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
C/10/689837 / JE RK 24-2516
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met complexe problematiek

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 januari 2025, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009, verlengd voor de duur van zes maanden. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die het verzoek indiende om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter heeft de ouders, de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. Tijdens de zitting op 10 januari 2025 waren beide ouders aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De kinderrechter heeft ook de mening van de minderjarige gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel verblijft met een zorgmachtiging bij een instelling, waar hij positieve stappen heeft gezet in zijn ontwikkeling. Er zijn echter nog steeds ernstige zorgen over zijn ontwikkeling, gezien zijn complexe zorgvraag en eerdere problematiek, waaronder medicatiegebruik en gedragsproblemen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft, vooral met het oog op het vinden van een passende vervolgplek en vervolgtraject voor de minderjarige na afloop van de zorgmachtiging.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 juli 2025 en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben hun instemming met het verzoek van de GI kenbaar gemaakt, en de kinderrechter heeft de ouders en de GI aangespoord om samen te werken aan een passende oplossing voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/689837 / JE RK 24-2516
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI van 22 november 2024 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het e-mailbericht van de moeder van 30 december 2024;
  • het e-mailbericht van de vader van 7 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3] ;
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de zussen van [minderjarige] , [naam 4] en [naam 5] .
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft met een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte GGZ bij [naam instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 januari 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 19 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek en licht het ter zitting als volgt toe. Het gaat de laatste tijd een stuk beter met [minderjarige] . [minderjarige] verblijft met een zorgmachtiging bij [naam instelling] en hij heeft hier een flinke groei doorgemaakt. Vanuit [naam instelling] heeft [minderjarige] contact met zijn familie en hij komt in de weekenden thuis bij de moeder. Af en toe ziet [minderjarige] ook de vader. De vraag die nu voorligt is wat een passende vervolgplek voor [minderjarige] is. [naam instelling] heeft aangegeven de zorgmachtiging niet te verlengen, nu er geen gevaar bestaat dat [minderjarige] wegloopt en nu er overeenstemming over zijn verblijf bij [naam instelling] is. De zorgmachtiging loopt nu tot februari 2025 en [minderjarige] kan ook zonder zorgmachtiging bij [naam instelling] blijven. De GI zal dan bij de rechtbank een verzoek voor een machtiging tot uithuisplaatsing in moeten dienen. De GI vindt een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder op dit moment geen mogelijkheid omdat de situatie hier onvoldoende stabiel is. Daarbij geldt dat bij [minderjarige] sprake is van complexe problematiek waar hij intensieve hulpverlening voor nodig heeft en dit de opvoedmogelijkheden van de ouders overstijgt. De thuisbezoeken in het weekend verlopen redelijk, maar nog niet goed genoeg. [minderjarige] vervalt wanneer hij thuis is gemakkelijk terug in oude patronen en dat is voor de moeder lastig. De GI begrijpt dat het zwaar is voor de ouders dat [minderjarige] nu niet terug naar huis kan, maar benadrukt dat waar [minderjarige] ook heen gaat, de GI het belangrijk blijft vinden dat [minderjarige] goed contact heeft met de ouders en dat hij bij hen thuis blijft komen. De GI vindt het mooi om te zien dat het gezin zo liefdevol en betrokken is bij [minderjarige] . De vader heeft aangegeven dat wanneer [minderjarige] niet bij de moeder thuis kan wonen, hij [minderjarige] in huis kan nemen. De GI wil dit de komende periode onderzoeken. De GI verwachtte dat bij [minderjarige] meer GGZ-problematiek speelde dan gedrags- en opvoedproblematiek en dat de casus door de GGZ-hulpverlening overgenomen zou worden. Hier is nog geen overeenstemming over bereikt, waardoor de verlenging ook noodzakelijk is met het oog op het vervolg.

4.De standpunten

4.1.
Door de vader wordt ter zitting kenbaar gemaakt dat hij het eens is met het verzoek van de GI. De vader is blij dat het steeds beter gaat met [minderjarige] . De vader heeft begrepen dat [minderjarige] tot begin april 2025 bij [naam instelling] kan blijven en dat de GI op zoek is naar een passende vervolgplek. De vader ziet graag dat [minderjarige] na de afloop van de zorgmachtiging bij [naam instelling] naar de moeder thuis terugkeert en dat dit tot de zomervakantie door de GI wordt gemonitord. Het is belangrijk dat een thuisplaatsing onder toezicht van een professional wordt gerealiseerd. Indien dit goed verloopt kan [minderjarige] bij de moeder blijven, maar als dit niet het geval is dan kan [minderjarige] bij de vader komen wonen. Pas als dat niet kan vindt de vader dat er naar plekken buiten het netwerk gekeken moet worden.
4.2.
Door de moeder wordt ter zitting kenbaar gemaakt dat zij het eens is met het verzoek. Het gaat goed met [minderjarige] bij [naam instelling] en hij doet zijn best. Eerder was [minderjarige] vaak boos, maar dit gedrag ziet de moeder niet meer. [minderjarige] komt geregeld thuis en dit vindt hij ook erg leuk. In de thuissituatie krijgt [minderjarige] ook veel hulp van zijn zussen. De moeder hoopt dat [minderjarige] na [naam instelling] weer thuis bij de moeder kan komen wonen en de moeder hoopt dat hij dan niet weer in oude patronen vervalt. [minderjarige] is erg gegroeid en de moeder heeft er vertrouwen in dat dit zo blijft.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling volgt dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft een zeer complexe zorgvraag. Hij is een jaar geleden onder toezicht gesteld omdat hij zijn medicatie tegen smetvrees en tics niet innam, hij psychotische klachten vertoonde, al jaren niet naar school ging en geïsoleerd van de samenleving leefde. [minderjarige] vertoonde zelfbepalend gedrag, accepteerde het gezag van zijn moeder niet en de moeder had geen grip op [minderjarige] . Positief is dat [minderjarige] sinds juli 2024 met een zorgmachtiging bij [naam instelling] verblijft en daar positieve stappen heeft gezet. Daarvoor heeft de kinderrechter [minderjarige] en zijn ouders en zussen een groot compliment gegeven op de zitting. [minderjarige] neemt zijn medicatie in waardoor hij meer rust ervaart, hij volgt verschillende therapieën en heeft weer een gezond dag- en nachtritme. Doordat [minderjarige] op grond van een zorgmachtiging bij [naam instelling] verblijft is de rol van de GI meer naar de achtergrond gegaan. Echter, nu er nog onduidelijkheid bestaat over wat een passende vervolgplek en een passend vervolgtraject is voor [minderjarige] wanneer de zorgmachtiging afloopt, is de kinderrechter van oordeel dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft. Belangrijk is dat de GI samen met [minderjarige] , de ouders en [naam instelling] in gesprek gaat over een passende vervolgplek en passend vervolgtraject. Ook is het van belang dat de GI de hulpverlening voor [minderjarige] blijft monitoren en indien nodig aanvullende hulpverlening inzet in de thuissituatie.
5.3.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, te weten tot 19 juli 2025. [1]
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 19 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. van Ringelesteijn als griffier, en op schrift gesteld op 22 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.