ECLI:NL:RBROT:2025:10488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
11604413
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake afsluiting energieaansluitingen door netbeheerder Stedin

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stedin Netbeheer B.V. en [gedaagde c.s.]. Stedin, als netbeheerder, heeft gevorderd om de energieaansluitingen van [gedaagde c.s.] af te sluiten, omdat zij geen contract met een energieleverancier hebben. De gedaagden hebben betwist dat Stedin de bevoegdheid heeft om hen te dwingen een contract af te sluiten en hebben een tegeneis ingediend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Stedin wel degelijk het recht heeft om de aansluitingen af te sluiten, aangezien [gedaagde c.s.] geen contract hebben en dus onterecht energie afnemen. De rechter heeft de eis van Stedin toegewezen en de tegeneis van [gedaagde c.s.] afgewezen. Tevens zijn de kosten voor de afsluiting en buitengerechtelijke incassokosten aan [gedaagde c.s.] opgelegd. De proceskosten zijn ook voor rekening van [gedaagde c.s.]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11604413 CV EXPL 25-6636
datum uitspraak: 29 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stedin Netbeheer B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: [plaats] ,
2. [gedaagde 2],
woonplaats: [plaats]
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘Stedin’ en ‘ [gedaagde c.s.] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 maart 2025, met bijlagen;
  • het antwoord met een tegeneis, met bijlagen;
  • de brief van 15 april 2025, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 7 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren [persoon A] en [persoon B] namens de gemachtigde van Stedin aanwezig. Ook [persoon C] was aanwezig, mede namens [persoon D] .

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
Stedin transporteert energie naar het adres van [gedaagde c.s.] Volgens Stedin hebben [gedaagde c.s.] hiervoor geen contract met een energieleverancier, waardoor zij energie kunnen gebruiken zonder ervoor te betalen. Stedin wil daarom de energieaansluiting afsluiten. Om dit te doen wil ze in de woning van [gedaagde c.s.] de energiemeters verzegelen of weghalen. Ook wil Stedin meteen de meterstanden opnemen. Ze eist dat de kantonrechter dit mogelijk maakt en dat [gedaagde c.s.] de kosten daarvan betalen.
2.2.
[gedaagde c.s.] is het niet eens met de eis van Stedin en voert aan dat Stedin niet de bevoegdheid heeft iemand te dwingen een contract af te sluiten. Volgens [gedaagde c.s.] bestaat er geen wettelijke basis op grond waarvan Stedin de energiemeters mag afsluiten. Ook voeren zij aan dat Stedin geen bewijs heeft geleverd dat [gedaagde c.s.] als consumenten moeten worden aangemerkt, zodat niet kan worden aangenomen dat zij onder consumentenwetgeving vallen. [gedaagde c.s.] stellen dat de kantonrechter het te wijzen vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad kan verklaren en eisen, in het geval het vonnis toch uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, een compensatie van € 10.000,-. Daarnaast eisen [gedaagde c.s.] dat Stedin hen een schadevergoeding betaalt omdat Stedin een onrechtmatige vordering heeft ingesteld en zich schuldig maakt aan misbruik van recht.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van Stedin toe. De tegeneis van [gedaagde c.s.] wordt afgewezen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Stedin mag de aansluitingen afsluiten en [gedaagde c.s.] moeten dat gedogen
2.4.
Anders dan [gedaagde c.s.] hebben aangevoerd, mag Stedin wel degelijk de energieaansluitingen van [gedaagde c.s.] afsluiten. In de dagvaarding heeft Stedin uitgelegd dat zij op grond van artikel 10 lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1 lid 1 sub e jo. artikel 2 van de Gaswet is aangewezen als regionale netbeheerder en in die hoedanigheid het openbare gas- en elektriciteitsnet in (onder meer) Zuid-Holland beheert. Als netbeheerder mag Stedin zelf geen energie leveren. Daarvoor moet een afnemer een contract afsluiten met een energieleverancier.
2.5.
[gedaagde c.s.] hebben niet betwist dat zij de feitelijke gebruikers zijn van en de beschikking hebben over de aansluitingen op het openbare gas- en elektriciteitsnet op het aansluitadres [adres] in [plaats] . Zij zijn daarmee afnemers in de zin van de Elektriciteitswet en de Gaswet. [gedaagde c.s.] heeft gesteld dat Stedin geen bewijs heeft geleverd dat [gedaagde c.s.] als consumenten moeten worden beschouwd. De kantonrechter oordeelt dat Stedin dat bewijs ook niet hoeft te leveren. [gedaagde c.s.] hebben namelijk niet betwist dat zij als consumenten moeten worden aangemerkt. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde c.s.] handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Tijdens de zitting heeft [persoon C] slechts verklaard dat zij, samen met haar kinderen, op het aansluitadres woont. Een en ander betekent dat [gedaagde c.s.] , voor de levering van de energie via het door Stedin beheerde net, een contract moeten afsluiten met een energieleverancier. Het staat vast dat [gedaagde c.s.] op dit moment geen contract met een energieleverancier hebben.
2.6.
Stedin heeft in voldoende mate uiteengezet en onderbouwd dat zij, in het geval een afnemer geen contract heeft afgesloten met een energieleverancier, op grond van hetgeen in de Elektriciteitswet en de Gaswet is bepaald in combinatie met de ‘Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers van elektriciteit en gas’ verplicht is om afnemers zonder energieleverancier af te sluiten. legt aan de netbeheerders een aantal verplichtingen op. In tegenstelling tot wat [gedaagde c.s.] heeft gesteld, voert Stedin met het afsluiten van de energieaansluiting een op haar rustende wettelijke taak uit.
2.7.
Het is op zichzelf juist dat Stedin niemand kan dwingen om een contract af te sluiten, maar dat is ook niet wat Stedin in deze procedure eist. Stedin wil slechts dat haar de mogelijkheid wordt gegeven om haar wettelijke taak uit te voeren om afnemers zonder energieleverancier af te kunnen sluiten. Het is wel zo dat [gedaagde c.s.] die afsluiting nog kan voorkomen door alsnog een contract met een energieleverancier aan te gaan. Het is echter niet Stedin die haar daartoe dwingt; die verplichting kan worden afgeleid uit de hiervoor weergegeven Elektriciteit en Gaswet. Ter zitting heeft [gedaagde c.s.] aangevoerd dat zij weliswaar pogingen hebben ondernomen om een contract met een energieleverancier af te sluiten, maar dat dit tot op heden niet is gelukt vanwege problemen met hun registratie in de Basisregistratie Personen (BRP). Die omstandigheden komen echter voor rekening van [gedaagde c.s.] zelf en kunnen niet aan Stedin worden tegengeworpen.
2.8.
Omdat [gedaagde c.s.] geen contract met een energieleverancier hebben mag Stedin op grond van het bovenstaande tot afsluiting overgaan. Vast staat immers dat [gedaagde c.s.] op dit moment nog steeds (gratis) elektriciteit en gas afneemt via de aansluitingen en die onrechtmatige situatie moet worden beëindigd. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde c.s.] zelf niet verplicht zijn de energieaansluitingen af te sluiten, maar dat Stedin verplicht is dat te doen. Stedin kan daarom niet gemachtigd worden om dit in plaats van [gedaagde c.s.] te doen (artikel 3:299 BW). Wel bepaalt de kantonrechter dat Stedin zelf het recht heeft om de nodige werkzaamheden – waaronder ook begrepen het opnemen van de meterstanden – aan de woning uit te voeren (artikel 558 onder b Rv).
2.9.
Als het voor het uitvoeren van de werkzaamheden nodig is om (een deel van) de woning te ontruimen, moeten [gedaagde c.s.] dat doen zo lang de werkzaamheden duren. Als [gedaagde c.s.] niet zelf ontruimen, kan Stedin hiervoor een deurwaarder inschakelen (artikel 556 Rv). Stedin mag dit niet zelf doen.
[gedaagde c.s.] moeten afsluitkosten betalen
2.10.
[gedaagde c.s.] moeten de kosten voor het afsluiten van de aansluitingen betalen als Stedin die werkzaamheden uitvoert. Die verplichting van [gedaagde c.s.] is vastgelegd in de Algemene Voorwaarden en het bijbehorende tarievenblad. De afsluitkosten zijn
€ 238,34. Stedin heeft dat gesteld en [gedaagde c.s.] heeft dat niet tegengesproken.
[gedaagde c.s.] moeten € 120,- aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.11.
Stedin heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht om [gedaagde c.s.] ertoe te bewegen een leveringsovereenkomst af te sluiten. Deze werkzaamheden zijn door [gedaagde c.s.] onweersproken gelaten. Zij hebben de ontvangst van de door Stedin verzonden brieven niet betwist. [gedaagde c.s.] hebben weliswaar aangevoerd dat Stedin niet op hun brieven zouden hebben gereageerd, maar de kantonrechter volgt hen daarin niet. [gedaagde c.s.] hebben namelijk slechts hun brief van 10 januari 2025 in het geding gebracht. Op die brief is echter door Stedin gereageerd door middel van haar brief aan [gedaagde c.s.] van 14 januari 2025. Ook de ontvangst van laatstgenoemde brief hebben [gedaagde c.s.] niet betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is in voldoende mate gebleken dat Stedin [gedaagde c.s.] in de gelegenheid heeft gesteld om de situatie op te lossen en een gerechtelijke procedure te voorkomen.
2.12.
De hoogte van de door Stedin gevorderde vergoeding acht de kantonrechter redelijk gelet op de verrichte werkzaamheden. [gedaagde c.s.] moeten daarom € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten aan Stedin betalen. De rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen, omdat Stedin genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde c.s.] dat niet hebben betwist.
De tegeneis van [gedaagde c.s.] wordt afgewezen
2.13.
Uit het bovenstaande volgt dat er sprake is van een rechtmatige vordering van Stedin jegens [gedaagde c.s.] De kantonrechter volgt [gedaagde c.s.] dan ook niet in hun stelling dat Stedin misbruik van recht heeft gemaakt door onderhavige procedure te beginnen. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen is bovendien pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Nog afgezien van het feit dat bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure terughoudend past, hebben [gedaagde c.s.] onvoldoende aangevoerd om tot die conclusie te kunnen komen.
2.14.
[gedaagde c.s.] kan zich er in de gegeven omstandigheden ook niet op beroepen dat de eis van Stedin om de aansluiting te mogen afsluiten tot stress en onzekerheid bij [gedaagde c.s.] en hun gezinsleden leidt. Voor zover daarvan inderdaad sprake is, hadden [gedaagde c.s.] die gevolgen immers zelf kunnen voorkomen door (bijvoorbeeld) een overeenkomst met een energieleverancier af te sluiten.
2.15.
Omdat van onrechtmatig handelen van Stedin jegens [gedaagde c.s.] niet is gebleken, bestaat er geen grond voor het toekennen van een schadevergoeding aan [gedaagde c.s.] Dat betekent dat de tegeneis van [gedaagde c.s.] wordt afgewezen.
[gedaagde c.s.] moeten de proceskosten betalen
2.16.
De proceskosten in conventie komen voor rekening van [gedaagde c.s.] , omdat zij in conventie ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde c.s.] aan Stedin moeten betalen op € 125,- aan dagvaardingskosten, € 135,- aan griffierecht, € 80,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 40,-) en € 20,- aan nakosten. Dat is in totaal € 360,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
2.17.
Ook de proceskosten in reconventie komen voor rekening van [gedaagde c.s.] , omdat hun eisen worden afgewezen. Omdat er in reconventie geen afzonderlijke proceshandelingen door Stedin zijn verricht, worden de proceskosten van Stedin in reconventie begroot op nihil.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.18.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoals door Stedin is gevorderd. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
2.19.
[gedaagde c.s.] hebben ten onrechte aangevoerd dat de kantonrechter niet de bevoegdheid heeft een vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Die bevoegdheid ontleent de kantonrechter immers aan artikel 233 Rv. [gedaagde c.s.] kunnen de kantonrechter dan ook niet verbieden het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het enkele feit dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard levert dan ook geen grond op om een ‘compensatie van € 10.000,-’ aan [gedaagde c.s.] toe te kennen, zoals door [gedaagde c.s.] is gevorderd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
3.1.
bepaalt dat Stedin het recht heeft om in de woning op het [adres] in [plaats] de elektriciteitsaansluiting met [EAN-code 1] en de gasaansluiting met [EAN-code 2] af te sluiten door de energiemeters met [nummer 1] en [nummer 2] te verzegelen of mee te nemen en machtigt Stedin om de meterstanden van die energiemeters op te nemen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om toe te staan dat Stedin de werkzaamheden uitvoert die in 3.1 zijn genoemd;
3.3.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om de woning op het [adres] in [plaats] tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen, als dat nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden die in 3.1 zijn genoemd;
3.4.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om € 238,34 aan Stedin te betalen als Stedin de werkzaamheden uitvoert die in 3.1 zijn genoemd;
3.5.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om € 120,00 aan Stedin te betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
3.6.
veroordeelt [gedaagde c.s.] in de proceskosten, die aan de kant van Stedin worden begroot op € 360,-;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst al het andere af.
in reconventie:
3.9.
wijst de eis van [gedaagde c.s.] af;
3.10.
veroordeelt [gedaagde c.s.] in de proceskosten, die aan de kant van Stedin worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
44487