ECLI:NL:RBROT:2025:10487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
C/10/703978 / JE RK 25-1542
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Horen op een voorlopige ondertoezichtstelling en verlengen machtiging tot uithuisplaatsing

Op 6 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, die verzocht om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden en om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlengen. Tijdens de zitting waren de ouders van de minderjarige aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft de minderjarige uitgenodigd voor een gesprek, waarin hij zijn zorgen over de thuissituatie heeft gedeeld. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening en wil een kans krijgen om de relatie met haar kind te verbeteren. De vader heeft zijn zorgen geuit over de situatie en benadrukt het belang van een goed thuis voor de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat van de noodzaak voor een ondertoezichtstelling en dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verlengd tot 24 oktober 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/703978 / JE RK 25-1542
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over het horen op een voorlopige ondertoezichtstelling en verlengen machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. S.E.M. Hooijman, kantoorhoudende te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 24 juli 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
Op 6 augustus 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [vertegenwoordiger 1] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna: de GI, [vertegenwoordiger 2] en [vertegenwoordiger 3] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd voor een gesprek. [minderjarige] is verschenen en heeft een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn vader.
2.3.
Bij beschikking van 24 juli 2025 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 24 oktober 2025. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader verleend met ingang van 24 juli 2025 tot 21 augustus 2025 en is de beslissing voor het overige aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Hierop moeten partijen nog worden gehoord. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het netwerk, te weten bij de vader, te verlenen voor de duur van drie maanden. Over de duur van vier weken is reeds beslist. Nu moet nog worden beslist over de periode tot 24 oktober 2025.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. Het is onduidelijk wat er precies heeft plaatsgevonden in de thuissituatie bij [minderjarige] en de moeder. Om dit verder te onderzoeken, is een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk. Daarnaast is er hulpverlening nodig. [minderjarige] wil op dit moment niet bij de moeder wonen, maar wil wel opnieuw een band opbouwen met zijn moeder. Het is belangrijk dat dit op een veilige manier verloopt. De GI is nodig om het gesprek aan te kunnen gaan en te onderzoeken wat er nodig is. Om [minderjarige] rust te bieden, is het belangrijk dat [minderjarige] bij de vader kan blijven wonen.
4.2.
De GI sluit zich aan bij het standpunt van de Raad en heeft (telefonisch) contact gehad met zowel de vader als de moeder.
4.3.
Door en namens de moeder wordt ter zitting verzocht om het aangehouden deel van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. [minderjarige] kan terug naar huis onder begeleiding van hulpverlening. Door miscommunicatie is dit niet eerder van de grond gekomen. De moeder voert geen verweer tegen de voorlopige ondertoezichtstelling. De moeder staat open voor de hulpverlening en zal hieraan meewerken. De situatie is geëscaleerd. De politie vertelde de moeder dat zij haar alleen verder kon helpen als ze aangifte zou doen. Dit heeft de moeder gedaan, waarna er verhalen naar voren zijn gekomen. De moeder is verbaasd en maakt zich zorgen over [minderjarige] . De moeder heeft een slechte verhouding met haar eigen familie en zij gaan over de grenzen van de moeder heen. Dat is waar dit uit voortkomt. [minderjarige] en de moeder hebben een goede band met elkaar, net als de ouders samen. De moeder wil een kans krijgen om zichzelf te bewijzen en zal in het belang van [minderjarige] alles doen wat er nodig is.
4.4.
Door de vader wordt ter zitting naar voren gebracht dat er iets moet gebeuren. De vader is geschrokken van de verhalen. Het is belangrijk dat [minderjarige] een goed thuis heeft en dat de moeder aan zichzelf gaat werken.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:257 Burgerlijk Wetboek) en dat de uitgesproken voorlopige ondertoezichtstelling, zoals verzocht en ter zitting niet weersproken, daarom nog steeds passend en geboden is. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
5.2.
[minderjarige] is op 24 juli 2025 met een machtiging uit huis geplaatst bij de vader. Er is sprake van een ingewikkelde familiedynamiek, waarbij twee verhalen lijnrecht tegenover elkaar staan. [minderjarige] geeft aan dat hij jarenlang in de thuissituatie bij de moeder psychisch en lichamelijk is mishandeld. De moeder ontkent dit. [minderjarige] wil op dit moment niet bij de moeder wonen, maar wil wel opnieuw een band opbouwen met de moeder. Om dit op een veilige manier te kunnen vormgeven, is tijd, rust en ruimte nodig. Daarnaast is het van belang dat [minderjarige] in bescherming wordt genomen. Hoewel er nog veel onduidelijk is, zijn er grote zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van [minderjarige] bij de moeder. [minderjarige] woont op dit moment bij de vader, waar hij zich veilig voelt. De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is dat hij bij de vader kan blijven wonen. Het is belangrijk dat in de komende periode aan waarheidsvinding wordt gedaan en, zodra er meer duidelijkheid is, passende hulpverlening in gang wordt gezet. De Raad zal in de komende periode in gesprek gaan met alle betrokkenen. Het is fijn dat de vader en de moeder in staat zijn om met elkaar te communiceren en te overleggen.
5.3.
De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader tot 24 oktober 2025.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de beschikking van de kinderrechter van 24 juli 2025 in stand;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het netwerk, te weten bij de vader, tot 24 oktober 2025;
6.3.
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 21 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.