Op 6 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, die verzocht om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden en om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlengen. Tijdens de zitting waren de ouders van de minderjarige aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft de minderjarige uitgenodigd voor een gesprek, waarin hij zijn zorgen over de thuissituatie heeft gedeeld. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening en wil een kans krijgen om de relatie met haar kind te verbeteren. De vader heeft zijn zorgen geuit over de situatie en benadrukt het belang van een goed thuis voor de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat van de noodzaak voor een ondertoezichtstelling en dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verlengd tot 24 oktober 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.