ECLI:NL:RBROT:2025:10478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
10/128767-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen en oplichting met babbeltrucs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en oplichtingen, waarbij hij gebruik maakte van babbeltrucs. De verdachte is preventief gedetineerd en heeft op de zitting van 7 augustus 2025 zijn betrokkenheid bij de feiten erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal ruim vijfduizend euro heeft opgenomen met pinpassen die hij had verkregen van vier oudere slachtoffers door middel van misleiding. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals reclasseringstoezicht. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn jonge leeftijd en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.950,- toegewezen aan een benadeelde partij, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/128767-25
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
preventief gedetineerd in het [detentiecentrum] ,
raadsman mr. D.C.D. Newoor, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.J. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van een contactverbod met de slachtoffers;
  • verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.307,75.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten 1, 3, 5 en 7: diefstal van meerdere geldbedragen
Op de zitting heeft de verdachte de onder 1, 3, 5 en 7 ten laste gelegde diefstallen bekend. De verdachte erkent de “pinner” van al de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen te zijn. De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de feiten 3 en 7. De rechtbank zal de feiten 3 en 7 zonder nadere bespreking bewezen verklaren.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet zonder meer is vast te stellen dat het de verdachte is geweest die heeft gepind met de pinpas van de aangeefster. De rechtbank ziet dit anders en overweegt als volgt. De aangeefster heeft verklaard dat er twee mannen - die zich voordeden als medewerkers van de gemeente - in haar woning zijn geweest, waarna haar pinpas weg was. Kort daarna is er € 1.950,- van haar rekening opgenomen. Van die pintransactie zijn camerabeelden. De verdachte is op die camerabeelden herkend. Hij is met een groene pinpas in de weer. Op de zitting heeft de verdachte erkend dat hij daar op dat moment geld heeft gepind. De rechtbank is van oordeel dat feit 1 bewezen kan worden verklaard.
Door de raadsman van de verdachte is gedeeltelijke vrijspraak van feit 5 bepleit. Daartoe is aangevoerd dat voor de pinopnamen waarvan geen beelden beschikbaar zijn, geen bewezenverklaring kan volgen. De rechtbank acht ook deze pinopnamen bewezen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting en baseert zich verder op de aangifte en vindt daarbij het korte tijdsverloop tussen de pintransacties ook redengevend.
4.2.
Feiten 2, 4 en 6: de aan de diefstallen voorafgaande oplichtingen
De verdachte ontkent iets te maken te hebben gehad met de hem onder 2 en 4 ten laste gelegde oplichtingen. De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte actief betrokken is geweest bij hetgeen aan de diefstallen vooraf is gegaan, te weten het verkrijgen van de pinpas en – wat betreft feit 2 – het bedrag van € 1.000,- in contanten – door oplichting. Dit betekent dat hetgeen de verdachte onder 2 en 4 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen is en hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De onder 6 ten laste gelegde oplichting is door de verdachte bekend. De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Feit 6 zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de feiten 1 en 5. In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden met betrekking de feiten 3, 6 en 7. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
hij
in of omstreeksop20 maart 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,€1950,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
endat
geldweg te nemen goedonder zijn of zijn mededader
(s
)bereik heeft gebracht door middel van gebruik van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas en
/ofpincode tot welk gebruik hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
), niet gerechtigd
was/waren;
feit 3
hij
in of omstreeksop20 maart 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,€150,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan
[slachtoffer 1] , in elk geval aaneen ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
endat
geldweg te nemen goedonder zijn of zijn mededader(s) bereik heeft gebracht door middel van gebruik van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas en
/ofpincode tot welk gebruik hij, verdachte en
/ofzijn mededader(s), niet gerechtigd
was/waren;
feit 5
hij
opin of omstreeks in de periode van26 maart 2025
tot en met 27 maart 2025te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,1220 euro,
althans enig geldbedrag, althans enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
endat
geldweg te nemen goedonder zijn bereik heeft gebracht door middel van gebruik van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas en
/ofpincode tot welk gebruik hij, verdachte,
en zijn mededader(s)niet gerechtigd
waren;
feit 6
hij op
of omstreeks24 april 2025 te Capelle aan den IJssel,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en
/ofhet ter beschikking stellen van gegevens te weten afgifte van
een of meersier
ra
(a)d
(en
)en
/ofeen pinpas en
/ofpincode, door:
- telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 3] en
/of
- ( daarbij) zich voor te doen als medewerker van de politie en
/of
- ( daarbij) mede te delen dat het vermoeden bestond dat zou worden ingebroken in haar woning en dat daarom haar sierraden en pinpas zouden worden opgehaald en
/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 3] te bewegen haar pincode te geven en
/of
- aan te bellen bij die [slachtoffer 3] en
/of
- die [slachtoffer 3] te bewegen een of meer sier
ra
(a)d
(en
)) en
/ofeen pinpas af te geven en
/of
- deze goederen mee te nemen;
feit 7
hij
in of omstreeksop24 april 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,1799 euro,
althans enig geldbedrag, althans enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van gebruik van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas en
/ofpincode tot welk gebruik hij, verdachte,
en zijn mededader(s) niet gerechtigd
waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 5
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 6
medeplegen van oplichting;
feit 7
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De verdachte heeft ruim vijfduizend euro opgenomen met pinpassen die met een babbeltruc waren verkregen van vier slachtoffers die op hoge leeftijd waren. De verdachte is bij één van de slachtoffers ook zelf aan de deur geweest om een pinpas op te halen. De verdachte kreeg steeds via Snapchat de opdracht om een pinpas op te halen, waarna hij met die pinpas geld moest opnemen of cadeaubonnen moest aanschaffen. De verdachte ontving naar eigen zeggen per opdracht € 100,-. Hij wist natuurlijk ook wel dat hij bezig was met oneerlijke zaken. Hij draaide daar op de zitting omheen, maar hij heeft toen ook verklaard dat hij zich wel heeft afgevraagd of er iets niet klopte. Maar toch is hij met andermans pinpassen geld gaan opnemen omdat hij geld nodig had.
De rechtbank heeft gezien dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De reclassering heeft op 28 juli 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt.
De reclassering ziet ondanks de jonge leeftijd van de verdachte geen aanleiding om hem volgens het jeugdstrafrecht te berechten. De rechtbank neemt dit advies van de reclassering over. De reclassering beschrijft verder dat er op meerdere leefgebieden problemen zijn, waaraan de verdachte met bijzondere voorwaarden kan werken om zo het gevaar op herhaling te verkleinen. De verdachte is bereid daaraan mee te werken.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank heeft daarbij ook oog voor de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte was toen hij deze feiten pleegde als 19-jarige net alleen op straat beland. De verdachte was aan het overleven en heeft uit financiële nood verkeerde beslissingen genomen. De verdachte op de zitting laten zien dat hij snapt waarom het kwalijke is wat hij deed en gezegd dat hem dat spijt.
Dit alles maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar passend vindt. Daaraan verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van een contactverbod. Het voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte is een geldbedrag van € 2.307,75 in beslag genomen ( [goednummer] ). Niet gebleken is dat dit bedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Daarom zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte van € 2.307,75.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Mevrouw [slachtoffer 1] heeft zich ter zake van feit 1 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij vordert een vergoeding van € 7.305,- aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering is genoegzaam onderbouwd. Deze zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.950,-. Dit betreft het door de verdachte gepinde geldbedrag. Dit deel van de vordering is ook niet betwist.
Voor de overige gevorderde is er onvoldoende causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de gevorderde kosten (weggenomen iPad (€ 350,-) en weggenomen sieraden (€ 5.000,-)). De verdachte is niet aan de deur geweest, en aan hem is niet ten laste gelegd dat hij de iPad en sieraden heeft weggenomen of daar bemoeienis mee heeft gehad. Daarom is hij daarvoor niet aansprakelijk. De vordering zal op dit onderdeel worden afgewezen. De benadeelde partij wordt in haar vordering wat betreft de gevorderde immateriële schade van € 5.000,- niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Het zou namelijk een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren wanneer de zaak zou worden aangehouden om de gelegenheid voor een nadere onderbouwing te geven.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag, zoals gevorderd, vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 maart 2025.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Concluderend moet de verdachte de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van
€ 1.950,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten 1 (één) maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school, stage en/of werk, met een vaste structuur;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van het onder hem inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.307,75 ( [goednummer] );
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.950,- (zegge: duizend negenhonderdvijftig), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 maart 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot vergoeding van kosten van een iPad en sieraden;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 1.950,-(hoofdsom,
zegge:
duizend negenhonderdvijftig), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.950,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
29(negenentwintig)
dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij ook geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op 21 augustus 2025.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Feit 1
hij in of omstreeks 20 maart 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, €1950, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, dat weg te nemen goed onder zijn of zijn mededader(s) bereik heeft gebracht door middel van gebruik van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas en/of pincode tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s), niet gerechtigd was/waren.
Feit 2
hij op of omstreeks 20 maart 2025 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens te weten afgifte van een pinpas en/of €1000,- contanten gelden, in elk geval enig goed, door:
- aan te bellen bij die [slachtoffer 4] en/of zich voor te doen als medewerker van PostNL, terwijl die [slachtoffer 4] telefonisch contact had met een mededader die zich voordeed als medewerker van een detectiebureau
- de verificatiecode door te geven aan die [slachtoffer 4]
- de bankpas en envelop met hierin €1000,- contant geld mee te nemen.
Feit 3
hij in of omstreeks 20 maart 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, €150, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, dat weg te nemen goed onder zijn of zijn mededader(s) bereik heeft gebracht door middel van gebruik van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas en/of pincode tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s), niet gerechtigd was/waren.
Feit 4
hij op of omstreeks 26 maart 2025 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens te weten afgifte van een pinpas en/of pincode, door:
- telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij) zich voor te doen als medewerker van de ING Bank en/of
- ( daarbij) mede te delen dat er ten onrechte een bedrag was afgeschreven van de rekening en dat daarom de bankpas doorgeknipt en opgehaald diende te worden en/of
- aan te bellen bij die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] te bewegen zijn pinpas af te geven en/of zijn pincode te geven en/of
- deze bankpas mee te nemen.
Feit 5
hij in of omstreeks in de periode van 26 maart 2025 tot en met 27 maart 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 1220 euro, althans enig geldbedrag, althans enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van gebruik van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas en/of pincode tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Feit 6
hij op of omstreeks 24 april 2025 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens te weten afgifte van een of meer sierra(a)d(en) en/of een pinpas en/of pincode, door:
- telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 3] en/of
- ( daarbij) zich voor te doen als medewerker van de politie en/of
- ( daarbij) mede te delen dat het vermoeden bestond dat zou worden ingebroken in haar woning en dat daarom haar sierraden en pinpas zouden worden opgehaald en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 3] te bewegen haar pincode te geven en/of
- aan te bellen bij die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] te bewegen een of meer sierra(a)d(en) en/of een pinpas af te geven en/of
- deze goederen mee te nemen.
Feit 7
hij in of omstreeks 24 april 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 1799 euro, althans enig geldbedrag, althans enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van gebruik van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas en/of pincode tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.