ECLI:NL:RBROT:2025:10416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1185 – FT RK 25/1186
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurbetalingen en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoekster op 3 juli 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan. Verzoekster, die een Participatiewetuitkering ontvangt, vroeg om een moratorium van zes maanden om te voorkomen dat verweerster, een verhuurder, het vonnis van 29 april 2025 tot ontruiming van haar woning ten uitvoer zou leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurtermijn van augustus 2025 is voldaan en dat de lopende huurtermijnen rechtstreeks vanuit de PW-uitkering worden betaald, wat voldoende waarborgt dat deze ook tijdig zullen worden voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoekster, waardoor het belang van verzoekster om in haar huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen, maar ook voorwaarden gesteld aan de uitvoering ervan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [rekestnummer 1] – [rekestnummer 2]
uitspraakdatum: 20 augustus 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 3 juli 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 3 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 14 juli 2025.
Ter zitting van 14 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw R. Angelista, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [persoon A] , behandelaar van verzoekster vanuit het SGGZ (hierna: begeleidster);
  • de heer [persoon B] , werkzaam bij [verweerster] , gevestigd te [plaats] (hierna: verweerster).
Op 29 juli 2025 heeft de rechtbank van GGN namens verweerster een aanvullend
e-mailbericht ontvangen.
Op 18 augustus 2025 heeft de rechtbank van schuldhulpverlening een aanvullend
e-mailbericht ontvangen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 april 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster ontvangt inkomen uit een Participatiewetuitkering (PW). Daarnaast ontvangt verzoekster huur- en zorgtoeslag. De kale huur van verzoekster bedraagt € 714,77,-. De huurtermijn van augustus 2025 is betaald. De lopende huurtermijnen worden vanaf augustus 2025 rechtstreeks vanuit de PW-uitkering aan verweerster betaald. Hierdoor zullen de lopende huurtermijnen ook tijdig betaald worden. Ook is verzoekster voornemens om zichzelf onder beschermingsbewind te laten stellen.

3.Het verweer

Ter zitting heeft verweerster verklaard dat de laatste huurbetaling op 29 januari 2025 is verricht. De huurachterstand van verzoekster is ontstaan nadat het beschermingsbewind van verzoekster is opgeheven. Verweerster hoopt dat verzoekster zichzelf opnieuw onder beschermingsbewind zal laten stellen. Voor verweerster is het belangrijk dat de lopende huurtermijnen betaald zullen worden. In haar e-mailbericht van 29 juli 2025 heeft GGN namens verweerster aangegeven dat de huur over de maand augustus 2025 is betaald.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 april 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 21 mei 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 7 juli 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 29 april 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende huurtermijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huurtermijn van augustus 2025 is voldaan. Daarnaast worden de lopende huurtermijnen rechtstreeks vanuit de PW-uitkering betaald. Hierdoor is voldoende gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen ook tijdig en zullen worden betaald. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
Hoewel verzoekster heeft aangetoond dat de lopende huurtermijnen tijdig en zullen worden betaald, betekent dat niet automatisch dat beschermingsbewind in de situatie van verzoekster niet passend is. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij open staat voor beschermingsbewind. De rechtbank heeft verzoekster de mogelijkheid geboden tot een snelle route hiertoe. Verzoekster heeft hier (nog) geen gebruik van gemaakt.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 29 april 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres] , [postcode] te [plaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 3 juli 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.