ECLI:NL:RBROT:2025:10402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
10-165155-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes tijdens conflict tussen huisgenoten

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1969, heeft op 2 juli 2022 tijdens een barbecue met zijn huisgenoot, het slachtoffer, een conflict gekregen. Tijdens dit conflict heeft de verdachte met een mes in de arm van het slachtoffer gestoken, wat resulteerde in een diepe snijwond waarbij de slagader, pezen en spieren zijn geraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, gezien de ernst van de verwondingen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 28 maanden opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij grotendeels toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van €20.655 aan schadevergoeding, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook de toepassing van een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-165155-22
Datum uitspraak: 28 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1969,
verblijvende op het adres: [adres] , [postcode] [plaats 1] ( [land] ),
raadsvrouw mr. H.J.E. Korteweg, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Aangevoerd is dat het letsel is ontstaan tijdens een worsteling en dat de verdachte dan ook geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het toebrengen van potentieel dodelijk letsel dan wel zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 2 juli 2022 organiseerden de verdachte en zijn huisgenoot [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) een barbecue in hun tuin te [plaats 2] . Op enig moment verplaatsten zij zich naar binnen. De verdachte wilde een worst snijden en heeft hiervoor een groot mes gepakt. Hij zag dat het slachtoffer op de bank een biertje aan het drinken was dat, naar zijn weten, van hem was. De verdachte heeft het slachtoffer hierop aangesproken, terwijl hij het mes nog in zijn handen had.
Over wat er zich vervolgens tussen de verdachte en het slachtoffer heeft afgespeeld, lopen hun verklaringen uiteen. Wel staat vast dat het slachtoffer uiteindelijk op de bank wordt aangetroffen met een forse snijwond in zijn rechteronderarm.
Het slachtoffer heeft vanaf zijn tweede verklaring, daags na het incident, consistent verklaard dat de verdachte hem aansprak op het drinken van zijn bier en dat hij vervolgens uit het niets door de verdachte in zijn rechterarm werd gestoken met het vleesmes. Deze lezing wordt ondersteund door het letsel dat bij het slachtoffer is vastgesteld, te weten één diepe snijwond in zijn rechteronderarm, waarbij onder andere pezen, spieren en de slagader zijn geraakt.
De verdachte heeft een andere verklaring gegeven voor het letsel. Hij heeft verklaard dat het slachtoffer hem probeerde te slaan met het bierflesje. Op dat moment had de verdachte het mes nog, bij het handvat, vast. Vervolgens ontstond er een worsteling waarbij het slachtoffer het handvat van het mes van de verdachte heeft gepakt en zichzelf met het mes heeft geraakt.
De rechtbank acht dit scenario niet geloofwaardig. Ten eerste past deze lezing niet bij het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen, te weten een enkele, dusdanig diepe snijwond in de rechteronderarm waarbij de slagader is geraakt, diverse spieren en pezen beschadigd zijn en die onderarm bijna werd gescheiden van de bovenarm. De rechtbank acht het onaannemelijk dat zo’n heftige en diepe wond is ontstaan in een worsteling waarbij het slachtoffer zelf het mes in handen had en waarbij zowel de verdachte als het slachtoffer verder geen verwondingen hebben opgelopen. Hoewel er geen getuigen zijn van het moment waarop het slachtoffer de verwonding opliep, heeft bovendien geen van de aanwezigen in en om de woning een worsteling gehoord of waargenomen. De rechtbank verwerpt dit scenario dan ook.
Overigens heeft de verdachte deze verklaring pas zes maanden na zijn aanhouding afgelegd, nadat hij eerder met betrekking tot de toedracht van het letsel voornamelijk een beroep had gedaan op zijn zwijgrecht. Dit doet af aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring.
Poging doodslag?
Het slachtoffer heeft een diepe snijwond aan zijn rechteronderarm opgelopen waarbij sprake is geweest van slagaderlijk bloedverlies. Ook zijn andere weefsels (zoals spieren en pezen) betrokken geraakt. De rechtbank oordeelt dat de verdachte door met een mes in de onderarm van het slachtoffer te snijden voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De verdachte heeft daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat een slagader zouden worden geraakt en dat het slachtoffer als gevolg van de dan ontstane bloeding zou overlijden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte kennelijk met zoveel kracht heeft gesneden dat de arm van het slachtoffer er op ongeveer 10 centimeter na helemaal af lag. Vermoedelijk heeft slechts het tegengaan van de bloeding door het aanleggen van een tourniquet (afbinden slagader) dit gevolg voorkomen, wat de kans op de dood door de handeling en de verwonding onderstreept.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte voorwaardelijk opzet op het doden van het slachtoffer heeft gehad door hem met een mes in zijn arm te snijden.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks2 juli 2022 te [plaats 2] ,
[gemeente]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een mes
, althans een scherp/puntig voorwerp, (met kracht
) (diep
)in de arm
van die [slachtoffer] heeft
gestoken en/ofgesneden,
althans stekende bewegingen heeft
gemaakt naar (de arm/het lichaam van)die [slachtoffer] ,waarbij die [slachtoffer] in
/op/tegen
zijn arm is geraakt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van zijn huisgenoot. De verdachte kreeg onenigheid met het slachtoffer terwijl hij een groot mes in zijn handen had. De verdachte heeft daarop het slachtoffer in zijn arm gesneden. Het slachtoffer heeft hierdoor een zeer diepe snijwond en een slagaderlijke bloeding opgelopen.
Dergelijke geweldsmisdrijven getuigen van een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. In dit geval had het zeer wel met de dood van het slachtoffer kunnen eindigen. Gelukkig is dat niet gebeurd, maar dat het delict ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer blijkt uit de verklaring die door zijn advocaat op de zitting is voorgelezen. De pezen in de arm van het slachtoffer zijn doorgesneden waardoor hij zijn hand niet meer volledig kan gebruiken. Eenvoudige handelingen zijn een uitdaging, omdat hij zijn vingers niet meer kan strekken. Door deze beperking kan het slachtoffer geen werk vinden. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om een eventuele gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat de ernst van het feit zich hiertoe niet verhoudt. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Hij blijft bij het standpunt dat het slachtoffer de agressor was. Door het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer te kampen met functieverlies van zijn hand.
Wel ziet de rechtbank aanleiding om wat betreft de strafmaat af te wijken van de strafeis van de officier van justitie. De rechtbank weegt daarbij mee dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het feit met vol opzet heeft begaan en dat wordt uitgegaan van voorwaardelijk opzet.
Redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 3 juli 2022, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op zich laten wachten omdat diverse getuigen gehoord moesten worden door de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris heeft op 14 juli 2023 het dossier afgesloten en aan de officier van justitie verzocht de zaak wederom aan te brengen bij de meervoudige kamer van de rechtbank. Vanaf die datum zijn er meer dan 2 jaren verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, ook niet vanwege het voldoen aan de onderzoekswensen van de verdediging, is de redelijke termijn in deze zaak geschonden. Dit gegeven wordt in strafmatigende zin meegewogen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 705,= aan materiële schade, die bestaat uit € 100,= aan kleding en € 605,= aan eigen bijdrage voor het inschakelen van een contactpersoon van Obronca , en een vergoeding van € 20.000,= aan immateriële schade. Ter onderbouwing zijn foto’s van het letsel, een letselverklaring en de factuur van de eigen bijdrage bijgevoegd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de hoogte van de vergoeding refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu zij vrijspraak bepleit.
Subsidiair refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van de kleding. De gemaakte kosten aan Obronca komen echter niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het ten laste gelegde en niet duidelijk is waar de werkzaamheden precies op zien. Ten aanzien van het deel van de immateriële schadevergoeding verzoekt de verdediging deze vergoeding te matigen.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht van € 605,=, door de gemaakte kosten voor bijstand van Obronca , zal dit deel van de vordering worden toegewezen. Dit deel van de vordering is, ondanks de betwisting door de verdachte, genoegzaam onderbouwd.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kleding van
het slachtoffer zal worden toegewezen tot een bedrag van € 50,=. De hoogte van deze schadepost is niet onderbouwd. Wel heeft de officier van justitie ter terechtzitting verklaard dat de kleding van het slachtoffer door de politie in beslag is genomen en niet meer is teruggegeven. De rechtbank zal om die reden de schade schatten op een bedrag van € 50,=. De benadeelde partij zal voor het overige bedrag niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu hij als gevolg daarvan lichamelijk letsel heeft opgelopen. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 20.000,=, zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 juli 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 20.655,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 20.655,= (zegge: twintigduizend zeshonderdvijfenvijftig euro), bestaande uit € 655,= aan materiële schade en € 20.000,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 20.655,=(hoofdsom, zegge: twintigduizend zeshonderdvijfenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.655,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
138 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. I. Bezemer en D.C. van Beek, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en griffier mr. D.C. van Beek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te [plaats 2] , [gemeente]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, (met kracht) (diep) in de arm
van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, althans stekende bewegingen heeft
gemaakt naar (de arm/het lichaam van)die [slachtoffer] , waarbij die [slachtoffer] in/op/tegen
zijn arm is geraakt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te [plaats 2] , [gemeente]
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond in de arm en/of (een)
beschadigde/afgesneden/doorgesneden spieren en/of pezen, heeft toegebracht
door met een mes, althans scherp/puntig voorwerp, (met kracht) (diep) in de arm
van die [slachtoffer] te steken en/ of snijden, althans stekende bewegingen te maken naar
(de arm/het lichaam van) die [slachtoffer] , waarbij die [slachtoffer] op/in/tegen zijn arm is
geraakt;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te [plaats 2] , [gemeente]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, (met kracht) (diep) in de arm
van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden althans stekende bewegingen heeft
gemaakt naar (de arm/ het lichaam van) die [slachtoffer] , waarbij die [slachtoffer] in/op /tegen
zijn arm is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;