Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 februari 2025 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin vermelde processtukken;
2.De verdere beoordeling
in conventie
€ 178,00(plus eventuele verhoging, zie de beslissing)
€ 178,00
Rechtbank Rotterdam
In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2025 vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over de verrekening van kosten voor water en energie tussen de partijen, die beiden een geldlening hebben verstrekt. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis gewezen op 19 februari 2025, waarin werd aangegeven dat [gedaagde] meer informatie moest aanleveren om haar beroep op verrekening te onderbouwen. Na het indienen van de benodigde stukken door [gedaagde] en de reacties van [eiser], heeft de rechtbank de zaak verder beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] terecht heeft gerekend met de kosten van water en energie, inclusief btw, en dat de vorderingen van [eiser] zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de eiswijziging van [eiser] niet toelaatbaar is wegens strijd met de goede procesorde. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het beroep van [gedaagde] op verrekening slaagt, waardoor de hoofdsom van de geldlening niet opeisbaar is geworden. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van [gedaagde], waarbij [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij is veroordeeld in de kosten.
In reconventie zijn de vorderingen van [gedaagde] afgewezen, en is zij ook veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser]. De rechtbank heeft de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen zoals gevorderd. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.G.M. Smeets, griffier.