ECLI:NL:RBROT:2025:10269

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
10/113055-25, 10/056173-24 en 10/332502-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en diefstal met geweld door verdachte in Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting en diefstal met geweld. De verdachte heeft in de nacht van 11 april 2025 een auto in brand gestoken, wat niet alleen materiële schade heeft veroorzaakt, maar ook gevoelens van onveiligheid heeft opgeroepen bij de omwonenden. Daarnaast heeft hij op 13 februari 2024 een telefoon met geweld van een slachtoffer gestolen op de openbare weg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en de ernst van de feiten niet lijkt in te zien. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/113055-25, 10/056173-24 en 10/332502-23 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. S.A. Chedie, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak met parketnummer 10/332502-23 is op de zitting van 17 juli 2025 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer. Vervolgens heeft de rechtbank de voeging bevolen van deze zaak en de afzonderlijk aangebrachte zaken met parketnummers 10/113055-25 en 10/056173-24.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10/113055-25, 10/056173-24 en 10/332502-23. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Drunen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde, met uitzondering van het onder 1 ten laste gelegde ingooien van de ruit van een voertuig met een baksteen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, uitgezonderd het contactverbod, en met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
Feit 1 primair
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij de persoon is geweest die de brand heeft gesticht. De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar kort na de brandstichting langs de plaats delict reed, maar dat hij hier regelmatig ’s nachts rondhangt om te ‘chillen’. Hij heeft die nacht bij een benzinestation twee gele jerrycans gevuld met benzine, om op een later moment de lege tank van zijn voertuig te kunnen bijvullen, maar heeft de lege jerrycans daarna op straat achtergelaten.
Beoordeling
Op 11 april 2025 is in Rotterdam ’s nachts rond half 4 een auto met kenteken [kenteken] in brand gestoken. Toen opsporingsambtenaren onderzoek verrichtten aan het verbrande voertuig, troffen zij naast het voertuig twee lege gele jerrycans aan met het logo van Shell. Op deze jerrycans is DNA van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij de persoon is die enkele uren voor de brand te zien is op camerabeelden bij een benzinestation en daar twee gele jerrycans met het logo van Shell heeft gekocht. Hij heeft deze jerrycans gevuld met benzine en ze vervolgens meegenomen in een Volkswagen Polo, waarin hij als bijrijder reed.
Aan de hand van kentekenregistraties is vastgesteld dat de Volkswagen Polo om 3:22:17 uur vlakbij de plaats delict naar de Keilestraat reed en daar enige tijd stilstond op een parkeerplaats. Vanaf deze parkeerplaats is het mogelijk om buiten het zicht van de camera’s naar de plaats delict te lopen. Om 03:30:51 uur ontstond de brand, waarna de Volkswagen Polo om 03:32:17 uur vanaf de parkeerplaats richting de brand reed en daar ongeveer 11 seconden stilstond. De verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment in de auto zat. De rechtbank stelt vast dat de verdachte kort voor én direct na de brandstichting in de Volkswagen Polo reed en zich ten tijde van het incident in de nabije omgeving hiervan bevond. Door de politie is vastgesteld dat binnen het genoemde tijdsbestek geen andere auto’s vanaf of naar de plaats van de brand zijn gereden.
In onderling verband beschouwd, brengen deze feiten en omstandigheden de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte de persoon is geweest die deze brand opzettelijk heeft gesticht. Zijn bewering dat hij hier slechts toevallig in de buurt was en zijn uitleg met betrekking tot de aankoop van de jerrycans bij het benzinestation, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de ruit van de auto op enig moment is ingeslagen met een baksteen en spreekt de verdachte vrij van dat deel van de tenlastelegging. Hoewel de Volkswagen Polo kennelijk door een tweede persoon werd bestuurd, zijn er daarnaast onvoldoende aanwijzingen voor een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer andere personen bij de brandstichting, zodat de verdachte ook van het ten laste gelegde medeplegen partieel zal worden vrijgesproken.
Feit 2
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent de diefstal met geweld te hebben gepleegd. De aangifte en de herkenningen van de verdachte door de aangever, een getuige en de politie zijn onvoldoende betrouwbaar, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Op 13 februari 2024 heeft aangever [aangever] aangifte gedaan van diefstal met geweld van zijn telefoon. Volgens zijn verklaring is de telefoon omstreeks 14.15 uur op het Geuzeplein in Vlaardingen uit zijn handen getrokken. De aangever is vervolgens achter de dader aangerend en zag dat deze een bankpas en een OV-chipkaart verloor. Deze passen bleken beide op naam te staan van de verdachte. De aangever heeft op basis van een foto op de OV-chipkaart de verdachte herkend als de persoon die zijn telefoon heeft gestolen. Ook de getuige Walczuk, die bij de beroving aanwezig was, heeft de verdachte herkend als de dader. De rechtbank ziet geen aanleiding, mede gelet op het tijdstip waarop en de omstandigheden waaronder de aangever en de getuige hun waarnemingen hebben gedaan, om de betrouwbaarheid van deze herkenningen in twijfel te trekken. Op camerabeelden heeft de politie de verdachte aan de hand van zijn kleding eveneens herkend, terwijl hij kort na de beroving in de buurt van de plaats delict over een metro-overgang in Vlaardingen rent.
De verklaring van de verdachte dat hij de bedoelde pasjes enkele dagen eerder is verloren en dat de herkenningen kennelijk berusten op een vergissing, acht de rechtbank niet aannemelijk en vindt verder geen steun in het opsporingsonderzoek. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
5.2
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. hij op 11 april 2025 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door
- met een baksteen de ruit van een voertuig (met kenteken [kenteken] ) in te gooien
en
- een hoeveelheid benzine in en rondom
eenvoertuig
(met kenteken [kenteken] )te gieten en
- ( open) vuur in aanraking te brengen met dat voertuig en die benzine, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in dat voertuig aanwezige goederen en de nabij dat voertuig geparkeerde voertuigen, te duchten was;
2. hij, op
of omstreeks13 februari 2024, op
/aande openbare weg, het Geuzenplein in
Vlaardingen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een telefoon
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten deledieaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan verdachte en/of zijn mededadertoebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met kracht voornoemde telefoon uit de handen van die [slachtoffer] te rukken
en/of te trekken;
3. hij op
of omstreeks31 oktober 2023 te Maasvlakte Rotterdam,
gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van het havenbedrijf Hutchison Ports ECT, in de Rotterdamse haven, gevestigd aan de Europaweg, terwijl hij, verdachte zich,
al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een
gebouw, ruimte ofvervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container met nummer [containernummer]
, door middel van inklimming;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

2. Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken

3. Wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de nachtelijke uren een auto in brand gestoken. Hij is met twee jerrycans gevuld met benzine naar de plaats delict gereden en heeft vervolgens met de benzine de auto in brand gestoken. De auto is hierdoor voor een deel uitgebrand en ook auto’s die daarnaast stonden hebben flinke schade opgelopen. Brandstichting is een zeer gevaarzettend feit. Dit geldt temeer voor brandstichtingen aan auto’s in de buurt van andere auto’s en op een parkeerplaats. De brand heeft niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar heeft ook bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid bij de eigenaren van de auto’s en de inwoners van de wijk. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een telefoon op de openbare weg en aan het onbevoegd verblijven op een haventerrein. De rechtbank acht het kwalijk en zorgelijk dat de verdachte op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en de ernst van deze feiten niet lijkt in te zien.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft voorts een rapport d.d. 10 juli 2025 over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt behaald en toont weinig motivatie en doorzettingsvermogen om een zinvolle dagbesteding te verkrijgen of te behouden. Hij begeeft zich in een (deels) crimineel netwerk, heeft zijn dag- en nachtritme omgedraaid en kan impulsief zijn. De verdachte woont nog bij zijn moeder, maar zij heeft geen invloed meer op hem. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
De reclassering ziet meerwaarde in een reclasseringstoezicht met een strak kader en adviseert naast een meldplicht als bijzondere voorwaarden een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, meewerken aan ambulante behandeling, zoeken van een dagbesteding, een contactverbod, een locatieverbod en locatiegebod met elektronische monitoring en het meewerken aan middelencontrole op te leggen. De reclassering adviseert hierbij de dadelijke uitvoerbaarheid van alle op te leggen bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Zij ziet geen mogelijkheid tot pedagogische beïnvloeding, betrokkene functioneert niet op een licht verstandelijk beperkt niveau en gezinsgerichte hulpverlening is niet noodzakelijk.
7.3
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken eerder zijn opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest achterwege te laten. Dit zou echter naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan de ernst van de feiten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van een contactverbod. Aan de hierbij toe te passen elektronische monitoring zal de rechtbank een maximale termijn verbinden van zes maanden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen, omdat naar het oordeel van de rechtbank niet is voldaan aan de daarbij gestelde wettelijke voorwaarden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.500,00 euro aan materiële schade.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering niet met stukken is onderbouwd uit de toelichting lijkt te volgen dat de schade reeds is vergoed door de verzekeraar van de benadeelde partij. Nadere bewijslevering zou naar het oordeel van de rechtbank leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
Nu de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering, wordt hij veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 138aa, 157 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd een afspraak maken bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam, telefoonnummer 088-3583810. De verdachte zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De toezichthouder meldt de veroordeelde aan. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde bevindt zich gedurende de proeftijd niet in de containerhavens Maasvlakte, Waalhaven en Vlissingen, zoals omschreven in het Haalbaarheidsonderzoek Elektronische monitoring van de reclassering. Hij zal zich niet bevinden in de havens en op en rondom een haventerrein op Nederlands grondgebied, gedurende de proeftijd na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde zal gedurende de periode van het reclasseringstoezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding;
de veroordeelde zal gedurende 6 maanden of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig vindt, meewerken aan elektronische monitoring van het locatieverbod en het locatiegebod. Het huidige verblijfadres is Van Duylstraat 65-B te Rotterdam. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om inzicht te krijgen in het middelengebruik. De reclassering kan urine- en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde zal worden gecontroleerd;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur, ter voorkoming van delictgedrag.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij M. Karakul niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en L. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Yenice, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/113055-25
1. hij op 11 april 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door
- met een baksteen de ruit van een voertuig (met kenteken [kenteken] ) in te gooien
en
- een hoeveelheid benzine in en rondom dat voertuig te gieten en
- ( open) vuur in aanraking te brengen met dat voertuig en die benzine, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in dat voertuig aanwezige goederen en de nabij dat voertuig geparkeerde voertuigen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op 11 april 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting, opzettelijk
voorwerpen en/of stoffen, te weten een of meer jerrycans en/of benzine, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad in het pompstation en in de auto;
10/056173-24
2. hij, op of omstreeks 13 februari 2024, op/aan de openbare weg, het Geuzenplein in
Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met kracht voornoemde telefoon uit de handen van die [slachtoffer] te rukken en/of te trekken;
10/332502-23
3. hij op of omstreeks 31 oktober 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van het havenbedrijf Hutchison Ports ECT, in de Rotterdamse haven, gevestigd aan de Europaweg, terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container met nummer [containernummer] , door middel van inklimming.