In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die onder beschermingsbewind staat, heeft op 23 juni 2025 een verzoekschrift ingediend om een moratorium te verkrijgen, omdat hij dreigde ontruimd te worden uit zijn huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende inkomen heeft om de huurtermijnen te voldoen, ondanks een huurachterstand die is ontstaan door verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en het minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van de verhuurder, die ontruiming wenst. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor een periode van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.