ECLI:NL:RBROT:2025:10266

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1108 – FT RK 25/1109
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om moratorium en voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurachterstand

In deze zaak heeft verzoekster op 26 juni 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert door loonbeslag en overbesteding, heeft een huurachterstand en verzoekt om een moratorium van zes maanden om haar schuldenproblematiek op te lossen. Tijdens de zitting op 29 juli 2025 is vastgesteld dat verzoekster een vast inkomen heeft van gemiddeld € 3.400 per maand en dat zij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming van haar woning was uitgesproken. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen, onder de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de voortgang van de schuldhulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 4 augustus 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 26 juni 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 27 juni 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 29 juli 2025.
Ter zitting van 29 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw E.J.H. Dits – Roest, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • [naam], werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
De huurachterstand van verzoekster is ontstaan door loonbeslag en overbesteding. Verzoekster heeft getracht zelfstandig haar schulden op te lossen maar dit is haar niet gelukt. Verzoekster heeft zich eind juni 2025 gemeld bij schuldhulpverlening voor een oplossing voor haar schuldenproblematiek. Verzoekster heeft verklaard dat zij inmiddels een vaste arbeidsovereenkomst heeft voor op papier 27 uur per week. Zij verklaart een wisselend rooster te hebben waarbij zij een week werkt en de andere week is zij vrij. In haar vrije week werkt zij op basis van een uitzendovereenkomt bij een tweede werkgever. Zij ontvangt gemiddeld € 3.400,-- per maand aan inkomsten. De huur bedraagt circa € 886,--. De huur over juni 2025 is voldaan op 2 juni 2025 en de huur over juli 2025 is voldaan op 26 juni 2025. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat de huur over augustus 2025 inmiddels ook is voldaan.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat op dit moment de schulden worden geinventariseerd. Zodra het dossier compleet is zal er een aanvraag tot schulddienstverlening worden ingediend. Voorts zal er budgetbeheer worden opgestart.

3.Het verweer

Verweerster heeft verzoekster vorig jaar aangemeld bij de gemeente. Verzoekster is toen doorverwezen naar het Expertise Team Financiën van de gemeente Rotterdam. Dit verliep goed totdat verzoekster eind december vorig jaar aangaf dat zij haar financiën weer zelf ging beheren. Verweerster stelt dat zij niet onwelwillend staat tegen het verzoek van verzoekster, maar heeft wel als voorwaarde dat verzoekster de (schuld)hulpverlening daadwerkelijk doorzet.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 3 juni 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 2 juli 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 13 mei 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster ontvangt gemiddeld € 3.400,-- per maand aan inkomsten uit arbeid. De huur bedraagt circa € 886,-- per maand. Het inkomen van verzoekster is voldoende om de lopende huurtermijnen tijdig te kunnen voldoen. De huur over de maanden juni tot en met augustus 2025 is voldaan. Dat de huur voor juni 2025 iets te laat is betaald, doet daar niet aan af. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat er budgetbeheer zal worden aangevraagd. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 13 mei 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 27 juni 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, rechter, en in aanwezigheid van I. van Gemerde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025.