In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen een eiser en een gedaagde B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Bakker, eiste de terugbetaling van een waarborgsom van € 2.410,- die hij meende recht te hebben na het beëindigen van de huurovereenkomst. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.W.E. Urbanus, betwistte de hoogte van de waarborgsom en voerde aan dat er tegenvorderingen waren die met de waarborgsom verrekend moesten worden, waaronder een huurachterstand en schade aan het gehuurde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betaalde waarborgsom € 2.025,- bedroeg en dat er een huurachterstand van € 990,- was. Daarnaast werd een jaarafrekening van het energieverbruik van € 1.026,12 in rekening gebracht. Na verrekening van deze bedragen resteerde er niets van de waarborgsom. De kantonrechter heeft de eis van de eiser afgewezen en bepaald dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen, waarbij werd opgemerkt dat de gedaagde niet duidelijk had gecommuniceerd over de waarborgsom.