ECLI:NL:RBROT:2025:10244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/698479 / FA RK 25-3218
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. dr. S. Wahedi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag door slechte communicatie tussen ouders en geen zicht op verbetering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2025 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag van een minderjarige. De vrouw verzocht om beëindiging van het gezamenlijk gezag, omdat er sprake was van slechte communicatie tussen de ouders en geen zicht op verbetering. De man, die niet verscheen tijdens de mondelinge behandeling, verweerden zich niet tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank oordeelde dat het gezamenlijk gezag kon worden beëindigd op basis van artikel 1:253n BW, omdat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De rechtbank stelde vast dat de communicatie tussen de ouders ernstig tekortschiet, wat blijkt uit de correspondentie over belangrijke zaken zoals schoolkeuze en vakanties. De vrouw had voldoende aannemelijk gemaakt dat verbetering van de communicatie niet te verwachten was. De rechtbank besloot dat het gezag over de minderjarige voortaan aan de vrouw toekomt en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Tevens werd het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen in de proceskosten afgewezen, omdat in familiezaken doorgaans iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/698479 / FA RK 25-3218
Beschikking van 22 juli 2025 over het ouderlijk gezag, vervangende toestemming voor inschrijving basisschool en vervangende toestemming vakantie
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A.J. Broekhuizen-Termaat te Gorinchem,
t e g e n
[nama man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 22 april 2025;
  • het bericht met bijlage van de vrouw van op 25 april 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 4 juni 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [naam] .
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 4 mei 2023 is bepaald dat de ouders het ouderlijk gezag over de minderjarige gezamenlijk uitoefenen.

3.De beoordeling

3.1.
Gezag
3.1.1.
De vrouw verzoekt het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen en de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten over de minderjarige.
3.1.2.
De man verweert zich niet tegen dit verzoek.
3.1.3.
Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Indien één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW genoemde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
3.1.4.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Zij moeten hiervoor belangrijke beslissingen over hun kinderen samen kunnen nemen of in ieder geval in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Het kind mag in beginsel niet klem of verloren raken tussen de ouders indien de ouders dat niet kunnen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer met zich dat er geen gezamenlijk gezag kan worden toegekend.
3.1.5.
De rechtbank zal, zoals de raad dat ook heeft geadviseerd, het verzoek van de vrouw toewijzen en dus beslissen dat de vrouw voortaan alleen belangrijke beslissingen over de minderjarige mag nemen.
Wijziging van omstandigheden
3.1.6.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden sinds de toekenning van het gezamenlijk in 2023. Destijds is tegen partijen gezegd dat zij hun onderlinge communicatie moesten verbeteren. Partijen zouden hiervoor hulp zoeken, maar het is gebleken dat de man zijn medewerking aan het Sociaal Wijkteam voortijdig heeft beëindigd. De vrouw weet niet waarom. Zoals hierna zal blijken is verbetering in de onderlinge communicatie uitgebleven.
Inhoudelijke beoordeling
3.1.7.
De vrouw heeft correspondentie van partijen overgelegd over belangrijke zaken die de minderjarige aangaan, namelijk de schoolkeuze en de buitenlandvakantie. De ‘gesprekken’ zijn vaak scherp van toon en kenmerken zich door standpunten die lijnrecht tegenover elkaar staan. De uitwisseling van gedachten komt eerder neer op een welles-nietes-discussie tussen partijen. Hierdoor blijft inhoudelijk overleg uit. Als, bijvoorbeeld, de vrouw aan de man vraagt om in te stemmen met een bepaalde schoolkeuze dan volgt een afwijzing die niet echt ruimte laat voor overleg: ‘ik wil 100% geen [naam school] vriend van mij heeft daar gewerkt en dat is helemaal niks’. Als de vrouw vervolgens aan de man vraagt waarom hij [naam school] ‘niks’ vindt, zegt de man: ‘ De manier qua studie opvoeding geen cijfers dat! Valt [naam school] af (…) [naam school] is een no go dat wil ik gewoon echt niet (…)’. Op vragen van de vrouw over de toestemming voor een buitenlandvakantie geeft de man steeds een voorwaardelijk antwoord: ‘hangt ervan af met wie, wanneer en voor hoe lang’. De vrouw reageert hier vervolgens niet op, althans die heeft de rechtbank niet gelezen. Deze voorbeelden laten naar het oordeel van de rechtbank zien dat partijen niet constructief met elkaar overleggen. Daardoor blijft doorpakken bij belangrijke zaken zoals een schoolinschrijving of het regelen van een buitenlandvakantie telkens uit.
3.1.8.
De minderjarige zit wel met de gebakken peren als zij niet op tijd wordt ingeschreven op een basisschool, bijvoorbeeld de [naam school] waarvan de vrouw gemotiveerd stelt dat die goed aansluit bij haar behoeften, en als zij dit jaar niet met de vrouw op vakantie kan gaan naar het buiteland. Omdat partijen er niet samen uitkomen vraagt de vrouw in deze procedure ook om vervangende toestemming. De rechtbank overweegt dat het zo niet hoort te gaan bij ouders die samen het gezag uitoefenen over hun kind. Gezamenlijk gezag vereist, zoals hiervoor opgenomen, afstemming en constructief overleg. Dat het in deze zaak hieraan schort is voor de rechtbank wel duidelijk geworden. De vrouw heeft bovendien ook voldoende aannemelijk gemaakt dat verbetering van de onderlinge communicatie niet te verwachten is. De man heeft dit niet weersproken. Hij is in deze procedure ook niet verschenen. Wat hij onbenut heeft gelaten is om constructief mee te denken over de toekomst. De rechtbank is gelet op het voorgaande ervan overtuigd dat de minderjarige steeds in de problemen zal komen als het gezamenlijk gezag blijft voortduren.
3.1.9.
Overigens heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat het de man vooral te doen was om contact te hebben met de minderjarige, dat er ook een regeling is gekomen maar dat de man die niet (goed) nakomt. Toewijzing van haar verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag hoeft volgens de vrouw geen invloed te hebben op de betrokkenheid van de man bij en in het leven van de minderjarige. De vrouw heeft betoogd dat zij de man zal blijven betrekken bij belangrijke keuzes aangaande de minderjarige en zij zal ook de omgang tussen de man en de minderjarige stimuleren. De vrouw heeft gezegd dat zij juist wil dat er een mooie band ontstaat tussen de minderjarige en de man.
3.2.
Vervangende toestemming voor basisschoolinschrijving en vakantie
3.2.1.
De vrouw verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de minderjarige op de [naam school] te [plaatsnaam] . Tevens verzoekt de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Spanje of Frankrijk op vakantie te gaan in augustus of september 2025.
3.2.2.
Omdat de vrouw, zoals hiervoor overwogen, voortaan alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast en deze beslissing overeenkomstig haar verzoek uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, kan zij direct overgaan tot inschrijving van de minderjarige op de basisschool die zij voor ogen heeft alsook met de minderjarige op vakantie gaan, zonder dat de man daarvoor zijn toestemming moet geven.
3.2.3.
Gelet op het voorgaande heeft de vrouw geen belang meer bij haar verzoek om vervangende toestemming voor schoolinschrijving van en vakantie (naar het buitenland) met de minderjarige. Het verzochte in dit verband zal daarom worden afgewezen.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
De vrouw heeft verzocht om de man te veroordelen in de kosten van deze procedure waaronder begrepen eventuele nakosten. De rechtbank wijst dit verzoek af en legt hierna uit waarom.
3.3.2.
In familiezaken (tussen ex-partners) geldt als uitgangspunt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Dit hangt samen met het karakter van deze procedures, waarin niet het winnen of verliezen centraal staat, maar het vinden van een oplossing die recht doet aan de belangen van alle betrokkenen, in het bijzonder die van de minderjarige. Het opleggen van een proceskostenveroordeling zou bovendien de verdere samenwerking tussen partijen bemoeilijken, terwijl zij doorgaans nog langdurig met elkaar te maken zullen hebben als ouders van de minderjarige.
3.3.3.
De vrouw heeft niet uitgelegd waarom de rechtbank in dit geval zou moeten afwijken van het hiervoor weergegeven uitgangspunt. Om die reden zal de rechtbank het verzoek tot proceskostenveroordeling afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag en bepaalt dat het gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] , voortaan aan de vrouw toekomt;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. S. Wahedi, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. B.J. Louter, griffier, op 22 juli 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.