Op 4 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is behandeld in het kader van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. Tijdens de zitting waren beide ouders aanwezig, evenals hun advocaten en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de zorgen die er zijn over de opvoedcapaciteiten van de ouders en de hechting tussen hen en de kinderen. Ondanks dat de moeder aangeeft mee te willen werken aan de hulpverlening, zijn er twijfels over haar draagkracht en de samenwerking met de hulpverlening. De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad, stellende dat de kinderen goed functioneren en dat er geen noodzaak is voor een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigd wordt en dat er behoefte is aan ondersteuning en toezicht.
De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat de beschikking direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering aangewezen als toezichthouder, met ingang van 4 juli 2025 tot 4 januari 2026. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Den Haag.