ECLI:NL:RBROT:2025:10209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/700080 / JE RK 25-1028
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling van minderjarigen

Op 4 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is behandeld in het kader van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. Tijdens de zitting waren beide ouders aanwezig, evenals hun advocaten en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de zorgen die er zijn over de opvoedcapaciteiten van de ouders en de hechting tussen hen en de kinderen. Ondanks dat de moeder aangeeft mee te willen werken aan de hulpverlening, zijn er twijfels over haar draagkracht en de samenwerking met de hulpverlening. De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad, stellende dat de kinderen goed functioneren en dat er geen noodzaak is voor een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigd wordt en dat er behoefte is aan ondersteuning en toezicht.

De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat de beschikking direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering aangewezen als toezichthouder, met ingang van 4 juli 2025 tot 4 januari 2026. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/700080 / JE RK 25-1028
Datum uitspraak: 4 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] ,
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
bijgestaan door advocaat mr. F. El Makthari, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader] ,
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] ,
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van 15 mei 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 23 mei 2025;
- het rapport van de Raad met bijlagen van 17 juni 2025, ontvangen op 18 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 15 mei 2025 is de behandeling van het mondelinge verzoek van de Raad aangehouden.

3.Het verzoek van de Raad

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek en licht dit als volgt toe. Sinds het onderzoek van februari 2025 is er geen nieuw inzicht verkregen als het gaat om de opvoedcapaciteiten van de ouders. Er zijn onder meer zorgen over de hechting tussen de ouders en de kinderen. De draagkracht van de moeder moet in de gaten worden gehouden, omdat zij eerder overbelast was. Ook dient er beter zicht te komen op de situatie bij de vader thuis. Het is van belang dat de kinderen met beide ouders onbelast contact kunnen hebben. Hiervoor zal de GI strakke regie moeten voeren, waarbij ook de vader wordt betrokken bij de hulpverlening en de te nemen besluiten. Hoewel de moeder aangeeft mee te willen werken aan de hulpverlening, wordt gezien dat zij moeilijk vertrouwt op de hulpverlening. Het is van belang dat de samenwerkingsrelatie tussen de GI en de moeder versterkt wordt, zodat zij als team kunnen optrekken in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .

4.De standpunten

4.1.
De GI sluit zich ter zitting aan bij het verzoek van de Raad en licht dit als volgt toe. De zorgen over de kinderen strekken verder dan enkel schoolverzuim. De ouders zijn erg betrokken bij de kinderen en staan in contact met de hulpverlening. Er is echter sprake van een onbalans in de draagkracht en draaglast van de moeder. ASVZ geeft aan dat de moeder gebaat is bij opvoedondersteuning, maar de situatie voor ASVZ te complex is om hier zelf in te voorzien. Recent is Profila Zorg voor opvoedondersteuning in het vrijwillig kader gestart en er heeft inmiddels een eerste kennismaking plaatsgevonden met de moeder. Gezien wordt dat de moeder de afspraken nakomt en openstaat voor de hulpverlening. Deze prille positieve ontwikkeling moet echter gewaarborgd worden. Ook moet de vader betrokken worden bij de opvoedondersteuning en moet er aandacht komen voor eventueel contactherstel tussen de vader en [minderjarige 1] .
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting aangevoerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling. Gedurende de zes maanden van de eerdere ondertoezichtstelling is door de GI geen hulpverlening opgestart. Het is onduidelijk waarom nu een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig is en hoe deze ingevuld zou moeten worden. De ondersteuning van Profila Zorg kan vrijwillig worden voortgezet. De moeder heeft zelf initiatief genomen door NeededPeople en Leestalent in te schakelen voor [minderjarige 1] ’s autisme en [minderjarige 2] ’s dyslexie. [minderjarige 2] ontwikkelt zich goed op school, heeft vriendjes en krijgt passende ondersteuning. [minderjarige 1] verzuimt veel van school, omdat zij door haar autisme alleen met een specifieke chauffeur wil reizen. Volgens de moeder rechtvaardigt dit echter geen ondertoezichtstelling, omdat een jeugdbeschermer niet meer kan bereiken dan zij. Een ondertoezichtstelling zal vermoedelijk averechts werken, omdat dit de moeder belemmert in het zelfstandig inzetten van hulpverlening. Anders dan de GI aangeeft is de draagkracht van de moeder voldoende. Zij is in het verleden overspannen geweest, maar heeft zich vrijwillig laten behandelen en ontvangt tot op heden ondersteuning van ASVZ. Het geschetste beeld van wantrouwen is onterecht; de moeder werkt juist volledig mee aan alle hulpverlening. Tenslotte biedt ook de samenwerking tussen de ouders geen grond voor een ondertoezichtstelling. Ondanks de beperkte rol en draagkracht van de vader houdt de moeder hem op de hoogte en overleggen zij samen over belangrijke zaken rondom de kinderen.
5. Door de vader is ter zitting ook verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Hij heeft dit als volgt toegelicht. Hij voelt zich niet gehoord door de Raad en de GI. Omdat de GI tijdens de eerdere ondertoezichtstelling geen vooruitgang heeft geboekt en de moeder veel zelf heeft geregeld, ziet hij geen meerwaarde in een nieuwe ondertoezichtstelling. Bovendien gaat het goed met de kinderen. De draagkracht van de vader is beperkt, waardoor hij een beperkte opvoedrol vervult. Hij ervaart de ondersteuning die hij ontvangt van de GGZ en Pameijer als belastend en wenst geen aanvullende zorg van Profila Zorg. Hoewel de kinderen altijd welkom zijn bij de vader, ziet hij hen niet bij hem wonen. Tenslotte verloopt de communicatie tussen de ouders goed en heeft de vader vertrouwen in de moeder.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Zij hebben een belaste voorgeschiedenis en bijzondere behoeften gezien hun problematiek. De hulpverlening is aanvankelijk moeizaam op gang gekomen en heeft tot op heden nog niet het gewenste effect gehad, ondanks dat de moeder zelfstandig hulp heeft ingezet. Inmiddels is er hulpverlening opgestart van Profila Zorg, maar het is nog onduidelijk in hoeverre de ouders bereid zijn mee te werken aan opvoedondersteuning en of deze ondersteuning toereikend is. Eerder was de moeder terughoudend als het gaat om aanvullende en systemische hulpverlening. Het is van belang dat de noodzakelijke hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling voortgezet wordt en dat de GI hierbij de regie voert en toezicht houdt, zodat de prille positieve ontwikkeling gewaarborgd wordt. Gelet op de leeftijd en de problematiek van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moeten de mogelijkheden die er zijn om de ontwikkelingsbedreiging af te wenden nu benut worden. De ouders hebben hierbij ondersteuning nodig. De komende periode zal door de GI worden beoordeeld of de hulpverlening voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het vrijwillig kader kan worden voortgezet.
6.2.
De kinderrechter stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarom onder toezicht voor de duur van zes maanden.
6.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 4 juli 2025 tot 4 januari 2026;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2025 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 17 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.