In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2025 een beschikking gegeven over de adoptie van een meerderjarige stiefdochter door verzoeker. De adoptief dochter, geboren in 2005, is erkend door haar biologische vader, maar heeft sinds haar kindertijd een hechte band opgebouwd met verzoeker, die als haar vader fungeerde. De biologische vader heeft nauwelijks een rol gespeeld in haar opvoeding en heeft zelfs negatieve ervaringen veroorzaakt, wat heeft geleid tot psychische klachten bij de adoptief dochter. Verzoeker heeft gewacht met de adoptieprocedure tot de adoptief dochter mentaal sterk genoeg was om deze keuze bewust te maken. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het adoptieverzoek een ongeoorloofde inmenging in het gezinsleven zou zijn, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft daarom besloten de adoptie toe te wijzen, ondanks dat de adoptief dochter ten tijde van het verzoek meerderjarig was, en heeft de adoptie uitgesproken.