ECLI:NL:RBROT:2025:1017

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
10/286605-24; 10/385030-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring opzettelijk aanwezig hebben harddrugs en witwassen met gevangenisstraf

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2001, op 6 september 2024 in Rotterdam samen met medeverdachten een woning binnenging zonder tassen, maar later met een rugzak vol cocaïne en contant geld weer naar buiten kwam. De rechtbank concludeert dat de verdachte opzettelijk de in de rugzak aangetroffen cocaïne aanwezig heeft gehad en dat het geldbedrag vermoedelijk afkomstig is uit een misdrijf, wat het vermoeden van witwassen bevestigt. De verdachte heeft geen bewijs geleverd dat het geld niet uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de negatieve impact van drugshandel op de samenleving zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/286605-24; 10/385030-24 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/286605-24 en 10/385030-24 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft in beide zaken vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de inhoud van de rugzak en dus ook geen (voorwaardelijk) opzet had op het plegen van de feiten. Daarnaast is er geen sprake van medeplegen nu een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten ontbreekt.
4.1.2.
Beoordeling
Op 6 september 2024 werd in Rotterdam het voertuig van medeverdachte [medeverdachte 1] gecontroleerd. Terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] werd aangehouden, gaf hij volgens een van de aanwezige agenten aan zijn bijrijder opdracht iemand – van wie de agent de naam niet goed kon verstaan – te bellen. Korte tijd later zagen agenten die de woning van de verdachte aan de [adres 2] in Rotterdam onder observatie hadden genomen, de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] die woning binnengaan. Zij droegen bij het binnentreden van de woning geen tassen bij zich. Toen de verdachte enkele minuten later de woning weer wilde verlaten, droeg hij (wel) een rugzak. In die rugzak werden een groot contant geldbedrag en drie gesealde blokken, bestaande uit ongeveer drie kilogram cocaïne, aangetroffen. De verdachte werd hierop aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 2] werd enige tijd later de woning uitgepraat en ook aangehouden. [medeverdachte 2] was in het bezit van een sleutel van de woning van [medeverdachte 1] en van de sleutel van de auto waarmee hij en [medeverdachte 2] naar de woning waren gereden.
De verdachte is kort gezegd het in vereniging opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 3000 gram cocaïne en het in vereniging witwassen van € 33.000,-, althans enig geldbedrag, ten laste gelegd. Zowel de cocaïne als het geldbedrag werden aangetroffen in de rugzak die de verdachte droeg toen hij de woning van [medeverdachte 1] wilde verlaten. Dat de verdachte niet op de hoogte zou zijn geweest van de inhoud van de rugzak acht de rechtbank onaannemelijk. Uit de hierboven omschreven gedragingen leidt de rechtbank af dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in opdracht van [medeverdachte 1] naar de woning kwamen om de cocaïne en het geld op te halen.
Het voorgaande betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de in de rugzak aangetroffen cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het impliciet primair ten laste gelegde bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van de in de rugzak aangetroffen cocaïne. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht voorts het ten laste gelegde witwassen van het in de rugzak aangetroffen geldbedrag wettig en overtuigend bewezen. Het bij zich dragen van grote contante geldbedragen is op zichzelf al ongebruikelijk, maar de omstandigheden waaronder dat geld is aangetroffen (te weten dat in de rugzak ook ongeveer 3 kilogram cocaïne werd aangetroffen), rechtvaardigen het vermoeden dat dit geld middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte dit vermoeden van witwassen niet heeft weerlegd en concludeert dat het niet anders kan dan dat het in de rugzak aangetroffen geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig (eigen) misdrijf.
Uit het feit dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] samen in de woning waren (met als doel om de cocaïne en het geldbedrag op te halen), waarbij medeverdachte [medeverdachte 2] in het bezit was van de sleutel van de woning en voorzag in het vervoer naar de woning, en de verdachte in bezit was van de rugzak, concludeert de rechtbank dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt. Zodoende acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde dat ziet op het witwassen van het Rolex horloge niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering partieel zal worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder parketnummers 10/286605-24 en 10/385030-24 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/286605-24 en 10/385030-24 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10/286605-24
hij op 6 september 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 3000 gram van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
10/385030-24
hij op 6 september 2024, te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen,
eniggeldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat dat voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/286605-24
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
10/385030-24
medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door tezamen en in vereniging opzettelijk ongeveer drie kilogram cocaïne aanwezig te hebben. Het is algemeen bekend dat de handel in harddrugs gepaard gaat met vele andere vormen van (zware) criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning. Daarnaast zijn drugs slecht voor de volksgezondheid en is de productie ervan slecht voor het milieu. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van die negatieve effecten.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Anders dan door de officier van justitie geëist ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen Rolex horloge in bewaring wordt gesteld ten behoeve van de rechthebbende.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien het in beslag genomen Rolex horloge nu zich reeds iemand voor dit horloge heeft gemeld.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen Rolex horloge zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummers 10/286605-24 en 10/385030-24 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van 1 (één) Horloge (Omschrijving: [beslagnummer] , Goudkleurig, Merk: Rolex)
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/286605-24
hij op of omstreeks 6 september 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging althans alleen
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 3000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
10/385030-24
hij op of omstreeks 6 september 2024, te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen
(van) een Rolex horloge en/of een geldbedrag van 33.000 euro, althans een of meer
voorwerpen en/of geldbedragen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;