ECLI:NL:RBROT:2025:1016

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
10/286591-24; 10/384970-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak vuurwapenbezit en bewezenverklaring opzettelijk aanwezig hebben harddrugs en witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij op of omstreeks 6 september 2024 een vuurwapen voorhanden heeft gehad en betrokken was bij de opzettelijke aanwezigheid van harddrugs en witwassen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van vuurwapenbezit, omdat het procesdossier niet voldoende aanknopingspunten bood om te concluderen dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen en daarover feitelijke macht kon uitoefenen. De verdachte werd vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk aanwezig was van ongeveer 3000 gram cocaïne en betrokken was bij het witwassen van een geldbedrag van € 33.000,-. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten in opdracht naar de woning waren gekomen om de cocaïne en het geld op te halen. De verdachte had de sleutel van de woning en was aanwezig op het moment dat de drugs en het geld werden aangetroffen. De rechtbank achtte het bewijs voor de opzettelijke aanwezigheid van de cocaïne en het witwassen overtuigend en legde een gevangenisstraf van 16 maanden op. De rechtbank heeft ook gelast dat een in beslag genomen geldbedrag van € 880,- aan de verdachte wordt teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/286591-24; 10/384970-24 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/286591-24 en 10/384970-24 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak 10/384970-24 feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring en heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte wetenschap had van, en beschikkingsmacht had over, het vuurwapen en de kogelpatronen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 6 september 2024 werd in Rotterdam het voertuig van medeverdachte [medeverdachte 1] gecontroleerd. Terwijl [medeverdachte 1] werd aangehouden, gaf hij volgens een van de aanwezige agenten aan zijn bijrijder opdracht iemand – van wie de agent de naam niet goed kon verstaan – te bellen. Korte tijd later zagen agenten die de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 2] in Rotterdam onder observatie hadden genomen, de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] die woning binnengaan. Zij droegen bij het binnentreden van de woning geen tassen bij zich. Toen [medeverdachte 2] enkele minuten later de woning weer wilde verlaten, droeg hij (wel) een rugzak. In die rugzak werden een groot contant geldbedrag en drie gesealde blokken, wat later ongeveer drie kilogram cocaïne bleek te zijn, aangetroffen. [medeverdachte 2] werd hierop aangehouden. De verdachte werd enige tijd later de woning uitgepraat en ook aangehouden. In de gang van de woning lag een zwarte sporttas, waarin een vuurwapen (met daarin een patroonmagazijn met meerdere kogelpatronen) werd aangetroffen. De verdachte was in het bezit van een sleutel van de woning van [medeverdachte 1] en van de sleutel van de auto waarmee hij en [medeverdachte 2] naar de woning waren gereden.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 6 september 2024 een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Voor een bewezenverklaring is vereist dat de verdachte zich
op die dagvan de aanwezigheid van dat vuurwapen bewust was en daarover feitelijke macht kon uitoefenen in die zin dat hij daarover kon beschikken. Het procesdossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor die conclusie. Hoewel het feit dat DNA van de verdachte is aangetroffen op het vuurwapen een sterke aanwijzing is voor het aanraken en wellicht zelfs het voorhanden hebben van het vuurwapen
op enig moment, kan niet worden bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de kogelpatronen op (of omstreeks) 6 september 2024 voorhanden heeft gehad.
4.1.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/384970-24 onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering 10/286591-24 en 10/384970-24 feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft in beide zaken vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de inhoud van de rugzak en dus ook geen (voorwaardelijk) opzet had op het plegen van de feiten. Daarnaast is er ook geen sprake van medeplegen nu een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten ontbreekt.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte is kortgezegd het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 3000 gram cocaïne en het medeplegen van witwassen van € 33.000,-, althans enig geldbedrag, ten laste gelegd. Zowel de cocaïne als het geldbedrag werden aangetroffen in de rugzak die medeverdachte [medeverdachte 2] droeg toen hij de woning van [medeverdachte 1] wilde verlaten. Dat de verdachte niet op de hoogte zou zijn geweest van de inhoud van de rugzak acht de rechtbank onaannemelijk.
Uit de in rechtsoverweging 4.1.2. omschreven gedragingen leidt de rechtbank af dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in opdracht van [medeverdachte 1] naar de woning kwamen om de cocaïne en het geld op te halen. Het voorgaande betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de in de rugzak aangetroffen cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het impliciet primair ten laste gelegde bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van de in de rugzak aangetroffen cocaïne. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ook acht de rechtbank het ten laste gelegde witwassen van het in de rugzak aangetroffen geldbedrag wettig en overtuigend bewezen. Het bij zich dragen van grote contante geldbedragen is op zichzelf al ongebruikelijk, maar de omstandigheden waaronder dat geld is aangetroffen (te weten dat in de rugzak ook ongeveer 3 kilogram cocaïne werd aangetroffen), rechtvaardigen het vermoeden dat dit geld middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte dit vermoeden van witwassen niet heeft weerlegd en concludeert dat het niet anders kan dan dat het in de rugzak aangetroffen geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig (eigen) misdrijf.
Uit het feit dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] samen in de woning waren (met als doel om de cocaïne en het geldbedrag op te halen), waarbij de verdachte in het bezit was van de sleutel van de woning en voorzag in het vervoer naar de woning, en de medeverdachte in bezit was van de rugzak, concludeert de rechtbank dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt. Zodoende acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/286591-24 en parketnummer 10/384970-24 feit 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/286591-24 en parketnummer 10/384970-24 feit 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10/286591-24
hij op 6 september 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 3000 gram van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
10/384970-24
1
hij op 6 september 2024, te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen,
enig geldbedrag
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/286591-24
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
10/384970-24
feit 1:
medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door tezamen en in vereniging opzettelijk ongeveer drie kilogram cocaïne aanwezig te hebben. Het is algemeen bekend dat de handel in harddrugs gepaard gaat met vele andere vormen van (zware) criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning. Daarnaast zijn drugs slecht voor de volksgezondheid en is de productie ervan slecht voor het milieu. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van die negatieve effecten.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, zij het niet onherroepelijk, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben naar voren gebracht dat het in de auto van de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 880,- aan de verdachte moet worden teruggegeven.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank gelast teruggave van het bedrag van € 880,- aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/384970-24 feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/286591-24 en parketnummer 10/384970-24 feit 1 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 880,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/286591-24
hij op of omstreeks 6 september 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging althans alleen
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 3000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
10/384970-24
1
hij op of omstreeks 6 september 2024, te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen
(van) een een geldbedrag van 33.000 euro, althans enig geldbedrag
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2
hij op of omstreeks 6 september 2024 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk beretta, type 84/85, kaliber 9 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
zeven. althans een of meer kogelpatronen welke geschikt zijn om met voornoemd
vuurwapen te worden verschoten
voorhanden heeft gehad