ECLI:NL:RBROT:2025:1014

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
10/294308-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorbereidingshandelingen Opiumwet met betrekking tot drugslab

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs, specifiek cocaïne, in strijd met de Opiumwet. De verdachte werd op 12 september 2024 aangehouden na een melding over een mogelijk drugslab op zijn adres in Rotterdam Hoogvliet. Bij binnenkomst in de woning van de verdachte roken de verbalisanten direct een sterke PVC-lijmgeur en troffen zij verschillende indicatoren aan die duiden op drugproductie, zoals gasmaskers, wit poeder en pannen met residu. De verdachte heeft verklaard dat hij niets met de aangetroffen goederen te maken had en dat hij in de val was gelokt door een vriend. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat de aangetroffen goederen onlosmakelijk verbonden waren met de productie van harddrugs. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/294308-24
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar
en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 16 december 2024.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het plegen van voorbereidingshandelingen en dat hij niet wist, noch ernstige redenen had om te vermoeden, dat de goederen die in het huis van de verdachte lagen, bestemd waren voor het plegen van een dergelijk Opiumwetfeit.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verbalisanten kregen op 12 september 2024 een MMA-melding dat er op het adres [adres 1] te Rotterdam Hoogvliet waarschijnlijk een drugslab gevestigd is. Naar aanleiding van deze melding is een onderzoek ingesteld in de gemeentelijke basisadministratie, waaruit bleek dat op genoemd adres één persoon stond ingeschreven: de verdachte. Toen de verbalisanten op 12 september 2024 ter plaatse kwamen, werd bij het openen van het portiek direct een PVC-lijmgeur geroken. Nadat de verbalisanten een onderzoek hadden ingesteld op het balkon van de genoemde woning zagen zij een persoon, de verdachte, op de bank liggen. De verdachte heeft de verbalisanten vrijwillig zijn woning binnengelaten. In de woning troffen de verbalisanten meerdere indicatoren (zoals gasmaskers, wit poeder en pannen met wit residu) voor voorbereidingshandelingen van de productie van harddrugs aan. Tijdens de doorzoeking van de woning werden nog vele andere aan de productie van harddrugs te relateren goederen aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij niks met de goederen te maken heeft en dat hij er is ingeluisd door een vriend. Ongeveer drie weken eerder had de verdachte een sleutel van zijn huis gegeven aan deze vriend. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de maandag en dinsdag voor zijn aanhouding nog in zijn huis was geweest. De verdachte was in de ochtend van 12 september 2024, enkele uren voor zijn aanhouding, thuisgekomen, waarna hij bij thuiskomst allerlei goederen aantrof die hij nog niet eerder in zijn woning had aangetroffen. Vanwege zijn vermoeidheid en zijn cocaïnegebruik van de dagen ervoor, is hij bij thuiskomst op de bank in slaap gevallen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niets met de aangetroffen situatie te maken heeft ongeloofwaardig. De verklaring staat op zichzelf en vindt geen steun in het procesdossier. De verdachte heeft verklaard op maandag 9 september 2024 en dinsdag 10 september 2024 niet in de woning te zijn geweest. Als de lezing van de verdachte, dat hij niets van de goederen afwist, wordt gevolgd, dan zouden alle in de woning aangetroffen goederen de woensdag voor zijn aanhouding, op de dag dat hij niet thuis was, in zijn woning zijn geplaatst. Dit is hoogst onwaarschijnlijk gelet op de grote hoeveelheid goederen en lege verpakkingen van aceton die in zijn woning zijn aangetroffen. De diverse resten die zijn aangetroffen, duiden erop dat er reeds productie zou hebben plaatsgevonden. Bovendien hebben meerdere buurtbewoners op 12 september 2024 tegen de verbalisanten verteld dat de geur die werd geroken er al meerdere dagen hing. De aangetroffen goederen zijn, in combinatie bezien, onlosmakelijk verbonden met de productie van harddrugs en dit alles wijst erop dat er sprake is van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10 lid 4 Opiumwet, en dat de verdachte minst genomen (voorwaardelijk) opzet had op het treffen van deze voorbereidingshandelingen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 september 2024 te Hoogvliet Rotterdam,
gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en/of vervaardigen van (grote)
hoeveelheden cocaïne, zijnde (een) middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, te weten
- 4 witte 5 liter jerrycans, voorzien
van etiket met opschrift: “Cold degreaserAC” en
- 2 gelaatsmaskers en
- rubberen handschoenen en
- 49,73 kilogram procaïne HCI en
- zwarte 20 liter jerrycans met zoutzuur en voorzien van
opdruk: HydroFortify, UN 1789, 20L en
- 16 vervuilde
45 liter tonnen en
- 1 liter fles met Ammoniak en 5 liter jerrycans voorzien van etiket
met opschrift: “Ammonium Hydroxide Solution” en
- elektrische weegschaal en
- verwarmingsspiralen en
- ventilatoren en/of centrifuges en
- droogrekken en/of droogbedden en
- 5 stalen pannen met kristal residu en/of 5 pannen sterk vervuild met
aangekoekt wit poeder, zijnde procaïne en
- transparante ton met kristal residu en/of een gebruikte 45 liter ton
voorzien van
eendoorzicht
igdeksel en
- 3 lege 25 liter vaten en/of kartonnen drums met etiket - Procaïne
Hvdrochloride en
- lege zakken met etiket - Procaine en Chinese tekst en
- 31 dozen met 124 stuks lege 5 liter jerrycans met etiket - COLD
DEGREASER AC;
waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat
die bestemd waren tot het plegen van dat feit
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
om een feit, als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. Hiermee heeft hij een duidelijk aanwijsbare en relevante positie bekleed in de drugsketen. Harddrugs zijn voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stoffen. Door het gebruik van harddrugs wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 december 2024. Dit rapport houdt – kort gezegd en voor zover relevant – het volgende in.
De reclassering schat het recidiverisico hoog in. Zij ziet in de verdachte een kwetsbare en vermoedelijk beïnvloedbare man, die de gevolgen van zijn keuzes niet altijd goed lijkt in te kunnen schatten.
Het baart de reclassering zorgen dat hij zich mogelijk in een negatief/pro-crimineel netwerk begeeft. De reclassering constateert problematiek op het gebied van middelengebruik, aangezien de verdachte kampt met een jarenlange cocaïneverslaving. Daarnaast beschikt de verdachte niet over (stabiele) huisvesting. Positief acht zij dat de verdachte onder bewindvoering staat en dat Antes betrokken is op het gebied van zijn verslavingsproblematiek. De reclassering acht het daarom geïndiceerd om de verdachte middels interventies binnen het forensisch kader in beeld te krijgen en handvatten te bieden om zijn leven op de rit te krijgen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het bewezen feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de reclassering gemotiveerd oplegging van bijzondere voorwaarden adviseert, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als hiervoor omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij reclassering Leger Des Heils op het adres [adres 2] , [postcode] [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de toezichthouder geeft.
  • de veroordeelde laat zich begeleiden op sociaal- maatschappelijk gebied door het CVD of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de hulpverlenende instantie geeft voor de begeleiding.
  • de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en F.M. van Peski, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 september 2024 te Hoogvliet Rotterdam,
gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer (grote)
hoeveelheden cocaïne, in elk geval (telkens) (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, te weten
- 4 jerrycans met schone aceton en/of 4 witte 5 liter jerrycans, voorzien
van etiket met opschrift: “Cold degreaserAC” en/of
- 2 gelaatsmaskers en/of
- rubberen handschoenen en/of
- 49,73 kilogram procaïne HCI en/of
- zwarte 20 liter jerrycans met zoutzuur en/of voorzien van
opdruk: HydroFortify, UN 1789, 20L en/of
- tonnen met vloeistof, vermoedelijk vervuilde aceton en/of 16 vervuilde
45 liter tonnen en/of
- 1 liter fles met Ammoniak en/of 5 liter jerrycans voorzien van etiket
met opschrift: “Ammonium Hydroxide Solution” en/of
- elektrische weegschaal en/of
- verwarmingsspiralen en/of
- ventilatoren en/of centrifuges en / of
- droogrekken en/of droogbedden en/of
- 5 stalen pannen met kristal residu en/of 5 pannen sterk vervuild met
aangekoekt wit poeder, zijnde procaïne en/of
- transparante ton met kristal residu en/of een gebruikte ton45 liter ton
voorzien van doorzichte deksel en/of
- 3 lege 25 liter vaten en/of kartonnen drums met etiket - Procaïne
Hvdrochloride en/of
- lege zakken met etiket - Procaine en Chinese tekst en/of
- 31 dozen met 124 stuks lege 5 liter jerrycans met etiket - COLD
DEGREASER AC;
waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat
dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);