ECLI:NL:RBROT:2025:10110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
11591058 CV EXPL 25-5706
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst met ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Hef Wonen, heeft een huurachterstand van de gedaagde erkend en eist betaling van deze achterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagde huurt sinds 6 januari 2022 een woning van Hef Wonen voor een maandelijkse huurprijs van € 845,01. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een huurachterstand heeft opgebouwd van € 4.262,20 tot en met juli 2025, en heeft deze achterstand toegewezen, evenals een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 306,73 en rente. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden op basis van artikel 6:265 BW, omdat de gedaagde niet tijdig heeft betaald en de huurachterstand ernstig genoeg is om de overeenkomst te beëindigen. De gedaagde moet de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen van € 845,01 per maand vanaf 1 augustus 2025 tot de dag van ontruiming. De proceskosten zijn begroot op € 1.254,45 en komen voor rekening van de gedaagde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11591058 CV EXPL 25-5706
datum uitspraak: 15 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Hef Wonen,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Hef Wonen’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 maart 2025, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord, met één bijlage;
  • de brief van Hef Wonen van 3 juni 2025, met één bijlage;
  • de specificatie van de actuele huurachterstand die Hef Wonen tijdens de zitting heeft overgelegd.
1.2.
Op 4 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens de gemachtigde van Hef Wonen mr. M. Spruit aanwezig. [gedaagde] is in persoon verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 6 januari 2022 de woning aan de [adres] van Hef Wonen. De huur is op dit moment € 845,01 per maand. Hef Wonen stelt dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan. Hef Wonen eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. Omdat [gedaagde] de huur niet op tijd heeft betaald, eist Hef Wonen dat [gedaagde] ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan haar betaalt.
2.2.
De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] om een huurachterstand tot en met juli 2025 van € 4.262,20, een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 306,73 en de rente aan Hef Wonen te betalen. De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst en veroordeelt [gedaagde] om de woning te ontruimen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Er zijn geen oneerlijke bepalingen
2.3.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 4.262,20 betalen
2.4.
Volgens Hef Wonen heeft [gedaagde], berekend tot en met juli 2025, een huurachterstand van € 4.262,20. [gedaagde] erkent dat hij een huurachterstand heeft laten ontstaan. Hij heeft de hoogte van de huurachterstand niet betwist. De kantonrechter veroordeelt daarom [gedaagde] om € 4.262,20 aan Hef Wonen te betalen.
[gedaagde] moet € 306,73 incassokosten betalen
2.5.
De incassokosten van € 306,73 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen, omdat Hef Wonen genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Hef Wonen heeft onbetwist gesteld dat de rente tot 4 maart 2025 € 44,50 bedraagt.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.7.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening mee gehouden dat [gedaagde] al 11 maanden de huur niet meer volledig en op tijd aan Hef Wonen heeft betaald. Hoewel de kantonrechter van [gedaagde] heeft begrepen dat hij inmiddels is gestart met budgetbeheer, heeft [gedaagde] niet inzichtelijk gemaakt of, en op welke termijn, hij in staat is de huurachterstand af te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet van Hef Wonen kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] blijft voortzetten.
2.8.
Hef Wonen heeft tijdens de zitting uitgelegd dat het niet haar insteek is om de woning van [gedaagde] meteen te ontruimen. Hef wonen verlangt wel– om ontruiming te voorkomen – dat er op korte termijn in overleg met de budgetbeheerder van [gedaagde] een betalingsregeling wordt getroffen voor het afbetalen van de huurachterstand. Hef Wonen heeft aangegeven dat zij over een ontruimingstitel wenst te beschikken als ‘stok achter de deur’.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.9.
Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Vanaf 1 augustus 2025 tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 845,01 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Hef Wonen heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Hef Wonen moet betalen op € 145,45 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht, € 476,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 238,00) en € 119,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.254,45. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Hef Wonen dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hef Wonen te betalen € 4.613,43 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.380,04 vanaf 4 maart 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Hef Wonen te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf augustus 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Hef Wonen te betalen € 845,01 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Hef Wonen worden begroot op € 1.254,45;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.