Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift (ontvangen op 30 mei 2025), met bijlagen;
- de e-mail van [verzoekster] van 17 juni 2025;
- de brief van [verweerster] van 18 juni 2025;
- de e-mail van [verzoekster] van 18 juni 2025.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de verzoekster, een werkgever, een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de verweerster, een werknemer, te ontbinden. Dit verzoek volgde op een eerder geweigerd ontslag door het UWV op 3 april 2025. De partijen hebben op 23 mei 2025 een beëindigingsovereenkomst gesloten, maar de verzoekster trok haar verzoek op 17 juni 2025 in, omdat de verweerster geen gebruik had gemaakt van haar recht om de overeenkomst te ontbinden binnen de bedenktermijn. De verweerster heeft daarop verzocht om een proceskostenveroordeling, maar de verzoekster betwistte dit, aangezien de verweerster geen proceskosten had gemaakt.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verweerster geen griffierecht heeft betaald en geen proceshandelingen heeft verricht. Op basis van artikel 289 Rv heeft de kantonrechter besloten dat beide partijen hun eigen proceskosten moeten dragen. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om de verzoekster in de proceskosten van de verweerster te veroordelen, omdat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2025.