ECLI:NL:RBROT:2025:10060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 23-377
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van omzettingsverzoek faillissement naar schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van een faillissement en gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door curator mr. B.S. Koppers-Pronk, had eerder op 30 januari 2024 faillissement aangevraagd. Tijdens de zitting op 22 mei 2025 werd vastgesteld dat de verzoeker op 17 augustus 2023 een verzoek had ingediend om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling, maar dit verzoek was ingetrokken omdat de benodigde financiële stukken niet tijdig waren aangeleverd. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet, omdat het faillissement niet op eigen aangifte was uitgesproken en de verzoeker reeds een WSNP-verzoek had ingediend. Hierdoor werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De rechtbank merkte op dat de verzoeker na opheffing van het faillissement een nieuw verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
opheffing faillissement en toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 5 juni 2025
[verzoeker],
[adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoeker,
curator: mr. B.S. Koppers-Pronk.

1.De procedure

Door verzoeker is een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 30 januari 2024 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Ter zitting van 22 mei 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw B.S. Koppers-Pronk, curator;
  • [naam 1], moeder van verzoeker;
  • [naam 2], vader van verzoeker.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift over te gaan, dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (hierna: Fw) toekomt. De voorwaarden die de wet in dit artikel stelt zijn dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of dat het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar.
In dit geval is niet aan de genoemde voorwaarden voldaan. Immers, het faillissement is niet op eigen aangifte van verzoeker uitgesproken en verzoeker heeft juist
weleen verzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid Fw ingediend.
Verzoeker heeft namelijk op 17 augustus 2023 – nadat zijn faillissement was aangevraagd door een schuldeiser – op grond van artikel 3 Fw een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Omdat de benodigde financiële stukken niet (tijdig) zijn aangeleverd, heeft Zuidweg en Partners het WSNP-verzoek uiteindelijk ingetrokken. Volgens Zuidweg en Partners bleek verzoeker niet geschikt voor sanering, onder meer vanwege een instabiele boekhouding. Verzoeker heeft naar het oordeel van de rechtbank reeds gebruik gemaakt van de mogelijkheid een WSNP-verzoek in te dienen. Dat dit verzoek is ingetrokken, doet hier niets aan af.
Met inachtneming van het voorgaande komt aan verzoeker geen beroep op artikel 15b, eerste lid, Fw toe, zodat verzoeker niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoek.
De rechtbank merkt op dat het verzoeker vrij staat om, na opheffing van zijn faillissement, een nieuw verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van I. van Gemerde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.