ECLI:NL:RBROT:2025:10011

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/700946 / KG ZA 25-540
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop en levering van een woning na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De eiseres vorderde dat de gedaagde zou meewerken aan de verkoop en levering van de woning, nadat hun relatie op 6 januari 2025 was beëindigd. De eiseres had de woning verlaten en de gedaagde woonde daar alleen. De eiseres had eerder verzocht om de verdeling van de woning en de gedaagde had op 30 juni 2025 geen informatie gegeven over zijn financieringsaanvraag voor de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat het in het belang van beide partijen was om de woning te verkopen en dat de gedaagde moest meewerken aan de verkoop. De vorderingen van de eiseres werden grotendeels toegewezen, met inbegrip van het opleggen van dwangsommen voor het niet naleven van de veroordelingen. De rechter benadrukte dat het noodzakelijk was om de woning te verkopen om beide partijen te ontslaan van hun hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld. De rechter bepaalde dat het vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming van de gedaagde indien hij niet binnen de gestelde termijnen meewerkt aan de verkoop en levering van de woning.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/700946 / KG ZA 25-540
Vonnis in kort geding van 16 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. F. Laros te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 juni 2025 met 12 producties
  • ongenummerde stukken van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling gehouden op 23 juni 2025.
1.2.
Ter zitting is de zaak aangehouden om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen te achterhalen of de bank akkoord ging met zijn financieringsaanvraag; hierover moest hij de voorzieningenrechter en de wederpartij uiterlijk op 30 juni 2025 informeren. Op het bericht van [gedaagde] mocht [eiseres] tot en met uiterlijk 2 juli 2025 reageren.
[gedaagde] heeft op 30 juni 2025 niets laten horen. [eiseres] heeft bij bericht van 1 juli 2025 om vonnis gevraagd. Daarna kwam ter griffie de e-mail van 3 juli 2025 te 11:42 uur van [gedaagde] binnen. Daarin laat [gedaagde] weten dat hij een voorlopige koopovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot een andere woning dan de woning van partijen. De concept koopovereenkomst heeft hij bij de e-mail gevoegd. [gedaagde] laat in de e-mail verder weten dat “
het overnemen van de woning[van partijen]
voor nu niet door[gaat]”.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben op 7 juli 2023 een samenlevingsovereenkomst gesloten, waarin zij onder meer afspraken hebben gemaakt over de gemeenschappelijke woning.
2.2.
Partijen hebben op 21 september 2023 de woning gelegen aan [adres] te [postcode] [plaats 2] in gemeenschappelijke eigendom verkregen. Voor de woning is een hypothecaire geldlening afgesloten. Partijen woonden samen in de woning.
2.3.
Op 6 januari 2025 is de relatie tussen partijen geëindigd. [eiseres] heeft toen de woning verlaten. Sindsdien woont [gedaagde] daar alleen. [gedaagde] heeft laatstelijk in mei 2025 de sloten van de woning veranderd.
2.4.
De woning is op verzoek van [eiseres] getaxeerd. De marktwaarde van de woning is bij taxatierapport van 7 februari 2025 bepaald op € 440.000,-.
2.5.
Bij brief van 21 maart 2025 heeft [eiseres] [gedaagde] voor het eerst verzocht en gesommeerd om over te gaan tot (o.a.) de verdeling van de woning.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na vermindering van eis ter zitting, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis alle benodigde medewerking te verlenen om tot verkoop en levering van de woning te komen;
te bepalen dat, indien [gedaagde] niet binnen vijf dagen na een hiertoe strekkend verzoek van [eiseres] overgaat tot het verlenen van zijn medewerking aan de verkoop van de woning, het in deze te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] tot het volgens overeenkomst van opdracht in verkoop geven van de woning bij een makelaar naar keuze van [eiseres] ;
[gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na ontvangst van alle stukken door de makelaar die naar oordeel van de makelaar benodigd zijn om de verkoop in gang te zetten deze stukken ondertekend en behoorlijk ingevuld en voorzien van alle door de makelaar verzochte stukken/bewijsstukken aan de makelaar te retourneren, een en ander zonder in die stukken eigen doorhalingen/toevoegingen/wijzigingen aan te brengen en tevens zonder schriftelijk dan wel mondeling beperkingen en/of aanvullende eisen en/of voorwaarden te stellen bij die stukken, en [gedaagde] te veroordelen tot een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag dat hij na betekening van dit vonnis in strijd met deze veroordeling handelt;
[gedaagde] te veroordelen de sleutels op eerste verzoek aan de makelaar af te geven, en [gedaagde]
te veroordelen tot een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag dat hij na betekening van dit vonnis in strijd met deze veroordeling handelt;
5. [gedaagde] te veroordelen de woning schoon en toonbaar te houden, zulks ter beoordeling van de makelaar, en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere keer dat hij na betekening van dit vonnis in strijd met deze veroordeling handelt;
6. [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het (doen) maken van foto’s van het in- en exterieur van de woning door de makelaar, teneinde deze op de gebruikelijke wijze te kunnen plaatsen op de gebruikelijke verkoopsites en verkoopkrantjes, en [gedaagde] te veroordelen tot een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag dat hij na betekening van dit vonnis in strijd met deze veroordeling handelt;
7. [gedaagde] te veroordelen te dulden dat aan en om de woning en bijgebouwen en erf ‘te koop’-borden staan en/of hangen, gedurende de hele periode waarin de woning te koop staat tot aan de datum van levering van de woning aan een koper, en [gedaagde] te veroordelen tot een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag dat hij na betekening van dit vonnis in strijd met deze veroordeling handelt;
8. [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het toelaten van de makelaar en potentiële kopers die samen met de makelaar de woning willen bezichtigen, en [gedaagde] te veroordelen tot een dwangsom van € 2.500,- voor iedere keer dat hij de makelaar dan wel geïnteresseerde kopers niet binnenlaat, terwijl de makelaar de komst minimaal een week tevoren heeft aangekondigd;
9. [gedaagde] te verbieden om bij bezoeken van de makelaar met geïnteresseerde kopers aan de woning aanwezig te zijn, anders dan bij het enkele binnenlaten van de makelaar en de potentiële kopers, en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere keer dat hij na betekening van dit vonnis handelt in strijd met dit verbod;
10. [gedaagde] te veroordelen om, indien een boven de te bepalen laatprijs gelegen bod wordt gedaan en de makelaar adviseert dat bod te accepteren en [eiseres] hiermee instemt, op eerste verzoek van [eiseres] of de makelaar over te gaan tot ondertekening van de koopovereenkomst;
11. te bepalen dat, indien [gedaagde] niet binnen vijf dagen na een hiertoe strekkend verzoek van [eiseres] of de makelaar van het onder 10 bepaalde overgaat tot het tekenen van de verkoopovereenkomst, het in deze te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] bij het ondertekenen van een verkoopovereenkomst betreffende de woning;
12. [gedaagde] te veroordelen na verkoop op eerste afroep zijn volledige medewerking te verlenen aan de levering van de woning;
13. te bepalen dat, indien [gedaagde] niet binnen vijf dagen na een hiertoe strekkend verzoek van [eiseres] of de makelaar van het onder 12 bepaalde overgaat tot het verlenen van zijn medewerking aan de levering van de woning het in deze te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] bij het na verkoop van de woning via de notaris overdragen van de eigendom van de woning;
14. [gedaagde] te veroordelen om de woning uiterlijk de dag voor de datum van overdracht te ontruimen en te verlaten met alle daarin bevindende personen en goederen of daarop bevindende zaken, onder afgifte van de sleutels aan de makelaar;
15. althans een zodanige beslissing te nemen zoals UEA in goede justitie zal vermenen te behoren, waardoor [eiseres] in staat wordt gesteld de woning te verkopen en notarieel te leveren;
16. [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis wijziging van de sloten ongedaan te maken dan wel [eiseres] een sleutel van de woning te verstrekken en [gedaagde] te veroordelen tot een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat hij na betekening van dit vonnis in strijd met deze veroordeling handelt;
17. [gedaagde] te verbieden na uitvoering van het bepaalde onder 16 de sloten wederom te vervangen voor de duur van het verkooptraject en [gedaagde] te veroordelen tot een dwangsom van € 2.500,- voor iedere keer dat hij na betekening van dit vonnis handelt in strijd met dit verbod;
18. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde] voert beperkt inhoudelijk verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] volgt uit de aard en grondslag van haar vorderingen. [gedaagde] heeft het spoedeisend belang ook niet betwist.
4.2.
[gedaagde] heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij actief op zoek is naar een andere woning en dat hij, tegelijkertijd, een (tweede) financieringsaanvraag heeft gedaan om de woning geheel in eigendom te verkrijgen. [gedaagde] verwachtte op zeer korte termijn van de hypotheekverstrekker bericht te ontvangen of zijn aanvraag akkoord is bevonden. Hij heeft toegezegd om de voorzieningenrechter en de wederpartij hierover uiterlijk op 30 juni 2025 te berichten. De voorzieningenrechter noch [eiseres] hebben binnen deze termijn iets van [gedaagde] gehoord. Pas op 3 juli 2025 heeft [gedaagde] laten weten dat hij afziet van toedeling van de woning aan hem. Uit de bij de e-mail van 3 juli 2025 gevoegde bijlage blijkt dat zijn zoektocht op de woningmarkt heeft geresulteerd in het sluiten van een voorlopige koopovereenkomst met een derde. Gelet hierop en omdat [gedaagde] ter zitting tegen de vorderingen geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd en zijn medewerking aan het verkoop- en leveringstraject ook heeft toegezegd, ziet de voorzieningenrechter, ondanks de late reactie van [gedaagde] , geen beletsel om in overwegende mate tot toewijzing van de vorderingen van [eiseres] over te gaan. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het in de huidige situatie niet alleen in het belang van [eiseres] is, maar ook in dat van [gedaagde] , om de woning op korte termijn te doen verkopen. Beide partijen hebben er met het oog op de toekomst immers belang bij om 1) niet langer dan nodig in een onverdeelde gemeenschap van de woning te zitten en 2) spoedig te worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld. Dit brengt met zich dat de woning moet worden verkocht en geleverd conform de in de gegeven omstandigheden gebruikelijke bepalingen (zulks ter beoordeling van de makelaar en/of de notaris).
4.4.
[gedaagde] wordt er daarom toe veroordeeld om uiterlijk binnen de redelijke termijn van één week na betekening van dit vonnis mee te werken aan handelingen die nodig zijn om te komen tot de verkoop en levering van de woning. Daartoe behoren in het bijzonder het tekenen van de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte (vorderingen 1, 10 en 12). Voor het geval [gedaagde] dit nalaat, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om op grond van artikel 3:300 BW (gecombineerd) te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] die nodig is om tot de verkoop en levering van de woning te komen (vorderingen 2, 11 en 13).
4.5.
De vorderingen onder 3 tot en met 9 en 14 zijn eveneens toewijsbaar op de wijze als hierna in het dictum bepaald. Deze zijn aan te merken als uitvoeringshandelingen benodigd voor het opstarten van het verkooptraject en het bewerkstelligen van de verkoop en levering van de woning. Gesteld noch onderbouwd is dat [gedaagde] in de stukken eigen doorhalingen, toevoegingen en/of wijzigingen zal aanbrengen. Het deel van de vordering onder 3 dat daarop ziet wordt daarom afgewezen. Omdat [eiseres] niet meer in de woning woont en zij niet de activiteiten die voor het verkoop- en leveringstraject nodig zijn rechtstreeks kan bevorderen, ligt het, gelet op de afgelopen periode, voor de hand dat aan de ten laste van [gedaagde] in dit verband uit te spreken veroordelingen een beperkte en gemaximeerde dwangsom wordt verbonden. De vordering om aan de ontruiming een dwangsom te verbinden is ter zitting ingetrokken. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming [eiseres] een titel heeft om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan. Het opleggen van een extra prikkel in de vorm van een dwangsom is dan in beginsel niet nodig.
4.6.
De vordering onder 15 is een veegvordering. Toewijzing daarvan stuit alleen al af op de onbepaaldheid ervan. Omdat [eiseres] mede-eigenaar van de woning is, is haar belang om te beschikken over een sleutel van de woning evident. [gedaagde] wordt er daarom op straffe van een beperkte en gemaximeerde dwangsom (gecombineerd) toe veroordeeld om aan [eiseres] een sleutel te verstrekken (vordering 16) en de sloten gedurende het verkoop- en leveringstraject niet meer te veranderen (vordering 17). Daarbij geldt uiteraard dat [eiseres] enkel in overleg met en in na toestemming van [gedaagde] , als de bewoner van de woning, de woning zal mogen betreden.
4.7.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel over de vorderingen. [gedaagde] heeft zelf ook belang bij verkoop van de woning, maar gebleken is dat enige stok achter de deur om tot actie te komen wel nodig is.
4.8.
In de omstandigheid dat [gedaagde] heeft toegezegd zijn medewerking te verlenen aan het verkoop- en leveringstraject van de woning en zich in dat verband, na een aanloopperiode, voldoende proactief heeft opgesteld, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om (zoals door [eiseres] gevorderd) af te wijken van het uitgangspunt dat proceskosten tussen voormalige partners worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één week na betekening van dit vonnis alle benodigde medewerking te verlenen aan (het geven van opdracht tot) de verkoop en levering van de woning aan [adres] te [postcode] [plaats 2] , en bepaalt dat, indien [gedaagde] hiertoe niet uiterlijk binnen vijf dagen na een daartoe strekkend verzoek van [eiseres] overgaat, dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] tot het volgens overeenkomst van opdracht in verkoop geven van de woning bij een makelaar naar keuze van [eiseres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om:
binnen vijf dagen na ontvangst van alle stukken door de makelaar die naar oordeel van de makelaar benodigd zijn om de verkoop in gang te zetten, deze stukken ondertekend en behoorlijk ingevuld en voorzien van alle door de makelaar verzochte stukken en/of bewijsstukken aan de makelaar te retourneren;
de sleutels van de woning op eerste verzoek aan de makelaar af te geven;
de woning schoon en toonbaar te houden, zulks ter beoordeling van de makelaar;
binnen vijf dagen na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het (doen) maken van foto’s van het in- en exterieur van de woning door de makelaar, om deze op de gebruikelijke wijze te kunnen plaatsen op de gebruikelijke verkoopsites en in de gebruikelijke verkoopkranten;
te dulden dat aan en om de woning en bijgebouwen en erf ‘te koop’-borden staan en/of hangen, gedurende de hele periode waarin de woning te koop staat tot aan de datum van levering van de woning aan een koper;
binnen drie dagen na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het toelaten van de makelaar en potentiële kopers die samen met de makelaar de woning willen bezichtigen, zonder daarbij zelf aanwezig te zijn, anders dan bij het enkele binnenlaten van de makelaar en de potentiële kopers, terwijl de makelaar de komst minimaal een week tevoren heeft aangekondigd,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dan wel voor iedere keer dat hij niet aan een van de in 5.2 a, b, c, d, e en/of f uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 20.000,- is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om, indien een boven de te bepalen laatprijs gelegen bod wordt gedaan en de makelaar adviseert dat bod te accepteren en [eiseres] hiermee instemt, op eerste verzoek van [eiseres] of de makelaar over te gaan tot ondertekening van de verkoopovereenkomst, en bepaalt dat, indien [gedaagde] hieraan niet binnen vijf dagen na een daartoe strekkend verzoek van [eiseres] of de makelaar voldoet, dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] bij het ondertekenen van een verkoopovereenkomst betreffende de woning,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om na verkoop op eerste afroep zijn volledige medewerking te verlenen aan de levering van de woning, en bepaalt dat, indien [gedaagde] hieraan niet binnen vijf dagen na een daartoe strekkend verzoek van [eiseres] of de makelaar voldoet, dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] bij het na verkoop van de woning via de notaris overdragen van de eigendom van de woning,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] om de woning uiterlijk de dag voor de datum van overdracht te ontruimen en te verlaten met alle daarin bevindende personen en goederen of daarop bevindende zaken, onder afgifte van de sleutels aan de makelaar,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] een sleutel van de woning te verstrekken, en verbiedt hem om de sloten van de woning te vervangen voor de duur van het verkoop- en leveringstraject, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat hij aan de veroordeling en/of het verbod niet voldoet, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000,-,
5.8.
compenseert de proceskosten tussen partijen in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.
1734/2009