Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam in een incident uitspraak gedaan over de bevoegdheid van de rechtbank in een civiele procedure tussen Veenstra Coevorden B.V. en Facta Spijkenisse B.V. Veenstra, eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident, heeft de bevoegdheid van de rechtbank gebaseerd op de vestigingsplaats van de gedaagde, Facta. Echter, in de koopovereenkomst tussen partijen is een forumkeuze gemaakt voor de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, als exclusief bevoegde rechter. Facta heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Noord-Holland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdregel is dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is, maar dat partijen hiervan kunnen afwijken door een andere bevoegde rechter aan te wijzen. Aangezien Veenstra geen verweer heeft gevoerd tegen de forumkeuze van Facta, heeft de rechtbank geoordeeld dat de incidentele vordering van Facta toewijsbaar is. Veenstra is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 792,00. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Noord-Holland, sector civiel recht, locatie Haarlem.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling op 2 oktober 2024.