ECLI:NL:RBROT:2024:9992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/680931 / HA ZA 24-532
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en forumkeuze in civiele procedure tussen Veenstra Coevorden B.V. en Facta Spijkenisse B.V.

Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam in een incident uitspraak gedaan over de bevoegdheid van de rechtbank in een civiele procedure tussen Veenstra Coevorden B.V. en Facta Spijkenisse B.V. Veenstra, eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident, heeft de bevoegdheid van de rechtbank gebaseerd op de vestigingsplaats van de gedaagde, Facta. Echter, in de koopovereenkomst tussen partijen is een forumkeuze gemaakt voor de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, als exclusief bevoegde rechter. Facta heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Noord-Holland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdregel is dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is, maar dat partijen hiervan kunnen afwijken door een andere bevoegde rechter aan te wijzen. Aangezien Veenstra geen verweer heeft gevoerd tegen de forumkeuze van Facta, heeft de rechtbank geoordeeld dat de incidentele vordering van Facta toewijsbaar is. Veenstra is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 792,00. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Noord-Holland, sector civiel recht, locatie Haarlem.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling op 2 oktober 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/680931 / HA ZA 24-532
Vonnis in incident van 2 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VEENSTRA COEVORDEN B.V.,
gevestigd te Coevorden,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.B. Bollen te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FACTA SPIJKENISSE B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. de Waal te Velsen-Zuid.
Partijen zullen hierna Veenstra en Facta genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juni 2024, met producties 1 t/m 9;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van (relatieve) onbevoegdheid;
  • de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van (relatieve) onbevoegdheid.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in het incident

2.1.
Facta vordert in het incident dat de rechtbank zich bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- onbevoegd verklaart om van de onderhavige zaak kennis te nemen en de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, verwijst naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem;
met veroordeling van Veenstra in de kosten van het incident, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- met veroordeling van Veenstra in de nakosten.
2.2.
Facta stelt daartoe het volgende. Veenstra heeft de bevoegdheid van deze rechtbank gebaseerd op de vestigingsplaats van Facta (artikel 99 Rv). Partijen hebben in de koopovereenkomst, waarop de vorderingen zijn gegrond, echter forumkeuze gemaakt voor de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, als exclusief bevoegde rechter.
2.3.
Veenstra refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Hoofdregel is dat de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd is (artikel 99 lid 1 Rv). Partijen kunnen daarvan bij overeenkomst afwijken door een andere bevoegde rechter aan te wijzen (artikel 108 lid 1 Rv). Die rechter is in beginsel exclusief bevoegd.
3.2.
Veenstra heeft haar vorderingen gegrond op een koopovereenkomst met Facta. In artikel 16.2 van die overeenkomst staat, voor zover in het incident van belang, het volgende:
“Alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze Overeenkomst of naar aanleiding van overeenkomsten die hiervan het gevolg mochten zijn, zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (…)”.
3.3.
Veenstra heeft geen verweer gevoerd tegen het beroep op de forumkeuze. Dit betekent dat de incidentele vordering wordt toegewezen.
Proceskosten
3.4.
Veenstra wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld omdat zij de zaak bij een onbevoegde rechter heeft aangebracht en derhalve voor de wederpartij extra kosten heeft veroorzaakt.
3.5.
De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Facta op:
  • Salaris advocaat € 614,00 (1 punt × tarief II € 614,00)
  • Nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 792,00
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
verklaart zich onbevoegd van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen;
4.2.
veroordeelt Veenstra in de kosten van het incident, aan de zijde van Facta tot op heden begroot op € 792,00, te voldoen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als niet tijdig aan de veroordelingen wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend, dan worden de proceskosten van € 792,00 verhoogd met een bedrag van € 92,00, plus de kosten van betekening,
4.3.
veroordeelt Veenstra in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.5.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Noord-Holland, sector civiel recht (locatie Haarlem).
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.
3871/3268/1980