ECLI:NL:RBROT:2024:9974

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 23/4214 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft opposante, een inwoner van Papendrecht, verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2023, waarin haar beroep tegen een beslissing van het UWV niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift, dat op 30 mei 2024 was gedateerd, te laat was ingediend, aangezien het pas op 15 juni 2024 bij de griffie was ontvangen. Opposante stelde dat zij het beroepschrift aanvankelijk per gewone post had verzonden, maar dat dit niet door de rechtbank was ontvangen. Na navraag had zij het beroepschrift opnieuw aangetekend verstuurd, maar dit was na de termijn voor het indienen van beroep.

De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan en of er redenen waren om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank concludeerde dat opposante de postbusnummers van het UWV en de rechtbank door elkaar had gehaald, wat leidde tot de vertraging. De verzetrechter oordeelde dat er geen twijfel was over de buiten-zitting uitspraak en dat de argumenten van opposante geen aanleiding gaven voor het aannemen van verschoonbaarheid. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak.

De uitspraak werd gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4214 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 op het verzet van

[naam opposante] , uit Papendrecht, opposante

tegen de uitspraak van de rechtbank van 8 december 2023 in het geding tussen
opposante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

1. Opposante heeft verzet ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 8 december 2023 waarin haar beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak van 8 december 2023

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. Opposante heeft beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het UWV van 25 april 2023. Het beroepschrift (gedateerd 30 mei 2024) is op 15 juni 2024 binnengekomen bij de griffie van de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard omdat opposante te laat beroep heeft ingesteld, gelet op de poststempel van het beroepschrift. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is voor het te laat indienen van het beroepschrift.
3. Opposante is het niet eens met deze uitspraak. Opposante heeft haar bezwaar (de verzetrechter leest: beroepschrift) van 30 mei 2023 de eerste keer per gewone post verstuurd. Dat bleek de rechtbank na navraag niet te hebben ontvangen waarna opposante het beroepschrift nogmaals aangetekend naar de rechtbank heeft verstuurd. Opposante heeft aangevoerd dat en waarom zij het niet eens is met de beslissing van het UWV van 25 april 2023 over haar WIA [1] -uitkering.

Beoordeling door de verzetrechter

4. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposante terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
5. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege in het geval dat te laat beroep is ingesteld, maar dit redelijkerwijs niet kan worden verweten.
6. De verzetrechter overweegt het volgende. Het UWV heeft een beslissing op bezwaar genomen op 25 april 2023. De beroepstermijn is aangevangen op 26 april 2023 en liep tot en met 7 juni 2023. Opposante voert aan dat zij tegen dit besluit zelf beroep heeft ingesteld op 30 mei 2023. Het beroepschrift heeft zij op die datum op de gewone post gedaan. In het dossier bevindt zich een beroepschrift, gedagtekend 30 mei 2023. Twee weken daarna heeft haar toenmalige gemachtigde telefonisch contact gehad met de rechtbank omdat opposante geen ontvangstbevestiging had ontvangen, waarna zij (op verzoek van de rechtbank) het beroepschrift nogmaals aangetekend heeft verstuurd op 12 juni 2023 (binnengekomen bij de rechtbank op 15 juni 2023). Dit is een week na het verstrijken van de beroepstermijn. Het aangetekende beroepschrift is verzonden naar het postbusnummer 52010. Dit is het postbusnummer van het UWV en niet van de rechtbank. Omdat hieruit blijkt dat opposante de postbusnummers van de rechtbank en het UWV door elkaar haalt heeft de rechtbank navraag gedaan bij het UWV of er na 30 mei 2023 bij het UWV een beroepschrift is binnengekomen. Op 18 augustus 2023 heeft een medewerker van het UWV de rechtbank bericht dat het enige beroepschrift dat het UWV heeft ontvangen het beroepschrift is dat de rechtbank bij brief van 19 juni 2023 heeft toegezonden. Dit is het beroepschrift dat opposante op 12 juni 2023 aangetekend naar de rechtbank heeft gestuurd.
6. Wat opposante heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het aannemen van verschoonbaarheid voor het te laat indienen van haar beroepschrift. Het risico voor het niet kunnen aantonen dat een beroepschrift daadwerkelijk is verzonden binnen de beroepstermijn komt voor rekening en risico van opposante.

Conclusie en gevolgen

7. Er is geen twijfel ontstaan over de buiten-zittinguitspraak van 8 december 2023. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding..

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen