In deze zaak heeft opposante, een inwoner van Papendrecht, verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2023, waarin haar beroep tegen een beslissing van het UWV niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift, dat op 30 mei 2024 was gedateerd, te laat was ingediend, aangezien het pas op 15 juni 2024 bij de griffie was ontvangen. Opposante stelde dat zij het beroepschrift aanvankelijk per gewone post had verzonden, maar dat dit niet door de rechtbank was ontvangen. Na navraag had zij het beroepschrift opnieuw aangetekend verstuurd, maar dit was na de termijn voor het indienen van beroep.
De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan en of er redenen waren om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank concludeerde dat opposante de postbusnummers van het UWV en de rechtbank door elkaar had gehaald, wat leidde tot de vertraging. De verzetrechter oordeelde dat er geen twijfel was over de buiten-zitting uitspraak en dat de argumenten van opposante geen aanleiding gaven voor het aannemen van verschoonbaarheid. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak.
De uitspraak werd gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.