ECLI:NL:RBROT:2024:9970

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/684246 / KG ZA 24-792
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning na overlijden huurder en voortzetting huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Patrimonium Barendrecht en een gedaagde die verblijft in de woning van zijn overleden moeder. De eiseres, Patrimonium Barendrecht, heeft de woning verhuurd aan mevrouw [persoon A], de moeder van de gedaagde, die op 1 februari 2024 is overleden. De gedaagde heeft geen verzoek ingediend om de huurovereenkomst voort te zetten binnen de wettelijke termijn van zes maanden na het overlijden van de huurder, zoals voorgeschreven in artikel 7:268 lid 2 BW. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de gedaagde geen recht heeft om in de woning te blijven wonen.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen twee weken na de uitspraak te ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 629,25 per maand te betalen aan Patrimonium Barendrecht tot de ontruiming plaatsvindt. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft, aangezien hij niet tijdig heeft verzocht om voortzetting van de huurovereenkomst. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/684246 / KG ZA 24-792
Vonnis in kort geding van 11 oktober 2024
in de zaak van
PATRIMONIUM BARENDRECHT,
vestigingsplaats: Barendrecht,
eiseres,
advocaat mr. Y.F. Rijswijk te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Barendrecht,
gedaagde,
advocaat mr. G.J.C.R. Romet te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘Patrimonium Barendrecht’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
Patrimonium Barendrecht verhuurde de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Barendrecht aan mevrouw [persoon A] , de moeder van [gedaagde] , die op 1 februari 2024 is overleden. [gedaagde] verblijft op dit moment in de woning van zijn overleden moeder. Patrimonium Barendrecht is van mening dat [gedaagde] geen recht heeft om in de woning te blijven wonen en daarom vordert zij in deze zaak – kort gezegd – dat [gedaagde] de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis moet ontruimen. [gedaagde] is het niet eens met de vordering van Patrimonium Barendrecht, omdat hij in de woning wil blijven wonen. De voorzieningenrechter veroordeelt [gedaagde] om de woning te ontruimen en om tot en met de dag van de ontruiming een gebruiksvergoeding aan Patrimonium Barendrecht te betalen. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2024, met bijlagen 1 tot en met 8;
  • de akte vermeerdering eis en overleggen aanvullende productie, met bijlage 9;
  • de mondelinge behandeling op 27 september 2024.

3.De beoordeling

[gedaagde] kan geen aanspraak (meer) maken op voortzetting van de huurovereenkomst

3.1.
De voorzieningenrechter is vooruitlopend op het oordeel van de rechter in een gewone procedure van oordeel dat [gedaagde] geen aanspraak (meer) kan maken op het voortzetten van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning. Als de huurder van een woning overlijdt, kan een achterblijvende samenwoner namelijk binnen zes maanden na het overlijden van de huurder aan de rechter vragen om de huur van de woning te mogen voortzetten (artikel 7:268 lid 2 BW). [gedaagde] heeft niet binnen die termijn verzocht of hij de huurovereenkomst met betrekking tot de woning kan voortzetten. Alleen al omdat de termijn van zes maanden dwingend is en er in deze zaak geen redenen zijn aangevoerd die tot de conclusie moeten leiden dat een (alleen bij hoge uitzondering gerechtvaardigde) uitzondering op die dwingende termijn moet worden gemaakt, heeft [gedaagde] geen recht (meer) om de huurovereenkomst met betrekking tot de woning voort te zetten. Dat hij die termijn niet kende, zoals hij heeft gezegd, is niet een zo uitzonderlijke omstandigheid dat een uitzondering is gerechtvaardigd.
[gedaagde] moet de woning ontruimen
3.2.
Omdat [gedaagde] geen recht (meer) heeft om de huurovereenkomst met betrekking tot de woning voort te zetten, verblijft [gedaagde] op dit moment zonder recht of titel in de woning. Daarom veroordeelt de voorzieningenrechter hem overeenkomstig de vordering van Patrimonium Barendrecht om de woning te ontruimen. [gedaagde] krijgt daar een termijn van twee weken na vandaag de tijd voor. Dat is de gebruikelijke termijn voor een veroordeling om een woning te ontruimen en de voorzieningenrechter ziet gelet op het feit dat [gedaagde] al sinds 1 februari 2024 zonder recht of titel in de woning verblijft geen aanleiding om in zijn voordeel van die termijn af te wijken. Patrimonium Barendrecht heeft ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de voorzieningenrechter aanleiding geven om in haar voordeel van de gebruikelijke termijn af te wijken.
[gedaagde] moet een gebruiksvergoeding betalen totdat hij de woning heeft ontruimd
3.3.
Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 629,25 per maand betalen (artikel 7:225 BW). De voorzieningenrechter ziet op dit moment geen aanleiding om over die gebruiksvergoeding de wettelijke rente toe te wijzen, omdat van tevoren niet kan worden geconcludeerd dat [gedaagde] verzuimt om de gebruiksvergoeding op tijd te betalen.
De proceskosten
3.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Patrimonium Barendrecht worden begroot op:
- dagvaarding € 112,99
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 715,00 (tarief eenvoudige zaak)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.693,99
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na vandaag de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Barendrecht te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Patrimonium Barendrecht te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 september 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Patrimonium Barendrecht te betalen € 629,25 per maand;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.693,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.
3349 / 1980