ECLI:NL:RBROT:2024:9949

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
12 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685848 / JE RK 24-2001
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gezinsgerichte voorziening

Op 27 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013, in een gezinsgerichte voorziening. De zaak betreft de minderjarige die tot 16 september 2024 bij de vader woonde, maar nu in een gezinshuis verblijft. De kinderrechter heeft de moeder en de vader als belanghebbenden aangemerkt, waarbij beide ouders vertegenwoordigd waren door hun advocaten tijdens de mondelinge behandeling. De GI, Jeugdbescherming West, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 20 december 2024, gezien de zorgen over de opvoedsituatie van de minderjarige en de hechtingsproblematiek die zich heeft voorgedaan.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de minderjarige, die klem zit tussen beide ouders en te maken heeft met een loyaliteitsconflict. De vader heeft aangegeven dat hij de veiligheid van de minderjarige niet langer kan waarborgen en heeft de GI verzocht om een spoedplaatsing. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat het noodzakelijk is om de uithuisplaatsing te verlengen, zodat de minderjarige de benodigde hulpverlening kan ontvangen en haar perspectief kan worden bepaald.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn. De kinderrechter heeft de beschikking op 27 september 2024 in het openbaar uitgesproken, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/685848 / JE RK 24-2001
Datum uitspraak: 27 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaatsnaam 1] ,
advocaat: mr. H.E. Visscher, kantoorhoudende te Papendrecht,
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende in [plaatsnaam 1] ,
advocaat: mr. R.AA.H. van Leur, kantoorhoudende te Dordrecht.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 13 september 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
Op 27 september 2024 heeft de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de GI, [naam 3] .

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woonde tot 16 september 2024 bij de vader en verblijft nu in een gezinshuis.
2.3.
Bij beschikking van 12 december 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 20 december 2024.
2.4.
Bij beschikking van 13 september 2024 is een machtiging verleend om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 16 september 2024 tot 14 oktober 2024. De beslissing voor het overige verzochte is aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 20 december 2024. Op een periode van vier weken is al beslist.
3.2.
De GI handhaaft het resterende deel van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. [minderjarige] verblijft sinds kort in een gezinshuis in [plaatsnaam 2] en dit verloopt naar omstandigheden positief. Zij vertoont echter nog steeds fors zelfbepalend gedrag en er is sprake van een loyaliteitsconflict. [minderjarige] zit klem tussen de ouders en dit is erg belastend voor haar. Het huidige gezinshuis is niet perspectiefbiedend. [minderjarige] gaat nog niet naar school. De GI heeft in de afgelopen periode geprobeerd vervoer te regelen vanuit [plaatsnaam 2] naar de huidige school van [minderjarige] . Dit is helaas nog niet gelukt. De GI vindt het niet wenselijk dat [minderjarige] wordt ingeschreven op een school in [plaatsnaam 2], aangezien haar verblijfplaats opnieuw zal wisselen in de komende periode. De verwachting is dat het vervoer op zeer korte termijn geregeld zal zijn en [minderjarige] naar school zal gaan. In de komende maanden moet het perspectief van [minderjarige] duidelijk worden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek. Naar omstandigheden gaat het in het gezinshuis goed met [minderjarige] . De moeder ziet [minderjarige] een dag per week en om de week blijft [minderjarige] bij haar logeren. Dit verloopt positief. De moeder is het eens met de GI om [minderjarige] op haar huidige school te laten blijven. Het belang van [minderjarige] staat bij de moeder voorop en het maakt de moeder verdrietig dat er sprake zou zijn van een loyaliteitsconflict. De moeder staat positief tegenover het contact tussen [minderjarige] en de vader. Zij vindt het jammer voor [minderjarige] dat de vader niet openstaat voor een plaatsing in zijn netwerk, terwijl daar wel mogelijkheden toe zijn. De moeder heeft in de afgelopen periode meerdere malen signalen afgegeven bij de GI dat [minderjarige] niet op haar plek zat bij de vader en dat er een geschikte plek voor haar gevonden moest worden. De GI heeft deze signalen echter genegeerd en hierdoor is de noodzaak ontstaan om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen. De moeder betreurt deze gang van zaken. Daarbij is er geen vaste jeugdbeschermer betrokken en dit maakt het ingewikkeld voor de moeder om informatie te verkrijgen. In de komende periode moet er een passende plek voor [minderjarige] gevonden worden waar zij verder kan opgroeien. De moeder staat ook open voor een andere vorm dan een gezinshuis, zoals een pleeggezin.
4.2.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. In de afgelopen periode heeft de vader de veiligheid van [minderjarige] in zijn thuissituatie niet langer kunnen waarborgen. Hij bevestigt dat er sprake is van een loyaliteitsconflict en hechtingsproblematiek. De vader heeft het gevoel dat de moeder de plaatsing van [minderjarige] in zijn thuissituatie onvoldoende heeft gesteund. De vader staat niet open voor een plaatsing binnen zijn netwerk, aangezien het sterke vermoeden aanwezig is dat [minderjarige] hierdoor opnieuw klem zal komen te zitten tussen de ouders. Hij vindt dit te belastend voor [minderjarige] . Het is noodzakelijk dat in de komende periode gewerkt wordt aan de hechtingsproblematiek.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat het langer laten voortduren van de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Er zijn ernstige zorgen over [minderjarige] en haar opvoedsituatie. [minderjarige] heeft in haar jonge leven al veel meegemaakt. Er is sprake van hechtingsproblematiek en een loyaliteitsconflict. [minderjarige] zit klem tussen beide ouders, wat belastend is voor haar ontwikkeling. Zij vertoont fors zelfbepalend gedrag. De vader heeft de jeugdbeschermer op 12 september 2024 bericht dat hij de veiligheid van [minderjarige] niet langer kon waarborgen en dat zij niet langer bij hem kon blijven. Om een fysieke escalatie te voorkomen had hij [minderjarige] opgesloten in haar kamer en mocht zij niet langer deelnemen aan het gezin. [minderjarige] is vervolgens met spoed in het gezinshuis geplaatst. De vader heeft aangegeven niet open te staan voor een plaatsing in zijn netwerk vanwege de aanwezige loyaliteitsproblematiek. [minderjarige] kan ook niet bij de moeder verblijven. De kinderrechter oordeelt gelet op het voorgaande dat het verblijf van [minderjarige] in een gezinshuis gecontinueerd dient te worden. Het is in het belang van [minderjarige] dat de komende periode haar perspectief wordt bepaald en dat de benodigde hulpverlening voor [minderjarige] wordt ingezet.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening tot 20 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L Pöll, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2024, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 9 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.