ECLI:NL:RBROT:2024:9927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
10868637 CV EXPL 24-732
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg agentuurovereenkomst en doorbetaling provisie na beëindiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de rechtspersoon GoodCrew GMBH. De zaak betreft een agentuurovereenkomst die tussen partijen is gesloten, waarbij [eiser] bemiddeling heeft verleend bij de totstandkoming van uitleenovereenkomsten. Na beëindiging van de overeenkomst op 1 februari 2023 vorderde [eiser] betaling van provisie en reserveringen voor sociale verzekeringen. De kantonrechter oordeelde dat GoodCrew verplicht is om € 188.978,19 aan provisie en € 288.531,75 aan reservering sociale verzekeringen aan [eiser] te betalen. De rechter bevestigde dat de agentuurovereenkomst als zodanig moet worden gekwalificeerd en dat de bepalingen van de overeenkomst in het voordeel van [eiser] moeten worden uitgelegd. De kantonrechter oordeelde dat de uitleg van de bepalingen van de overeenkomst niet alleen taalkundig, maar ook op basis van de omstandigheden en de bedoeling van partijen moet worden vastgesteld. GoodCrew werd ook veroordeeld tot betaling van incassokosten en proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10868637 CV EXPL 24-732
datum uitspraak: 13 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [plaatsnaam],
eiser,
gemachtigde: mr. H.W. Haksteeg,
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
GoodCrew GMBH,
vestigingsplaats: Vollersode,
gedaagde,
gemachtigden: mr. N.F. Hessels en mr. H.E. Eelkman Rooda.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘GoodCrew’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 december 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte van [eiser], met bijlagen;
  • de akte van [eiser], met bijlagen;
  • de akte van GoodCrew, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigden van [eiser] en GoodCrew.
1.2.
Op 4 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiser] en zijn partner, met de gemachtigde;
  • [naam 1] en [naam 2] namens GoodCrew, met de gemachtigden.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser] en GoodCrew hebben een agentuurovereenkomst gesloten. Op basis van die overeenkomst heeft [eiser] bemiddeling verleend bij de totstandkoming van uitleenovereenkomsten tussen GoodCrew en derden. [eiser] sloot deze overeenkomsten op naam van en voor rekening van GoodCrew. [eiser] ontving hiervoor van GoodCrew provisie. De agentuurovereenkomst is per 1 februari 2023 beëindigd. [eiser] vordert na vermindering van eis van GoodCrew € 188.978,19 aan provisie en € 288.531,75 aan reservering sociale verzekeringen, met rente en proceskosten (waaronder beslagkosten). GoodCrew is het met de eis niet eens. [eiser] krijgt gelijk.
Agentuurovereenkomst
2.2.
Partijen zijn het met elkaar eens dat de overeenkomst tussen hen moet worden gekwalificeerd als een agentuurovereenkomst. De kantonrechter deelt die opvatting. [eiser] heeft als zelfstandig tussenpersoon op basis van een overeenkomst voor bepaalde tijd voor GoodCrew bemiddeld bij de totstandkoming van uitleenovereenkomsten tussen GoodCrew en derden welke overeenkomsten hij op naam van en voor rekening van GoodCrew is aangegaan. [eiser] ontving voor zijn diensten provisie van GoodCrew. Hiermee is voldaan aan de kenmerken van een agentuurovereenkomst. Hierop is de Agentuurrichtlijn [1] van toepassing en afdeling 4 van boek 7, titel 7, BW (artikel 7:428 e.v. BW) waarin de Agentuurrichtlijn is geïmplementeerd.
De kantonrechter is bevoegd
2.3.
De zaak heeft een internationaal karakter, omdat GoodCrew in het buitenland is gevestigd. Op grond van artikel 25 Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I-bis) is de kantonrechter bevoegd om van de zaak kennis te nemen. Partijen hebben namelijk in artikel 12.7 van de agentuurovereenkomst bepaald dat, voor zover in de overeenkomst niet anders is bepaald, alle geschillen zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter van de Rechtbank Rotterdam. In de overeenkomst is geen andere rechter aangewezen.
Nederlands recht is van toepassing
2.4.
Op de overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Het toepasselijk recht wordt bepaald aan de hand van het Haags Vertegenwoordigingsverdrag [2] . Volgens artikel 5 van het Haags Vertegenwoordigingsverdrag wordt de overeenkomst beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen. Partijen hebben in artikel 12.5 van de agentuurovereenkomst gekozen voor Nederlands recht. Dat recht is dus van toepassing.
GoodCrew moet € 188.978,19 betalen aan [eiser]
2.5.
GoodCrew moet € 188.978,19 betalen aan provisie over de periode februari 2023 tot en met januari 2024. In artikel 9.1 van de overeenkomst is namelijk bepaald dat [eiser] gedurende 12 maanden na het einde van de overeenkomst recht heeft op doorbetaling van de volle in artikel 3 omschreven provisie over opdrachten die [eiser] gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft voorbereid en die zonder nadere tussenkomst van een andere handelsagent of van andere personen tot stand zijn gekomen. De kantonrechter is van oordeel dat deze bepaling zo moet worden uitgelegd dat [eiser] gedurende 12 maanden na het einde van de overeenkomst voor klanten die hij tijdens de looptijd van het contract heeft aangebracht, recht heeft op doorbetaling van de volledige provisie die hij zou hebben ontvangen als de overeenkomst zou zijn voortgezet.
2.6.
Voor de uitleg van een overeenkomst komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract, maar op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan ook van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht [3] . Ook feiten en omstandigheden van na de totstandkoming van de overeenkomst, zoals de wijze waarop partijen feitelijk uitvoering hebben gegeven, kunnen medebepalend zijn voor de uitleg daarvan.
2.7.
Partijen zijn het erover eens dat zij met artikel 9.1 een van de wet afwijkende en voor [eiser] gunstiger regeling hebben getroffen. [eiser] stelt dat partijen in positieve zin van artikel 7:442 BW hebben willen afwijken door af te spreken dat hij na het einde van de overeenkomst recht heeft op doorbetaling van de volledige provisie die hij zou hebben ontvangen als de overeenkomst zou zijn voortgezet. Volgens GoodCrew hebben partijen alleen gedeeltelijk van artikel 7:442 BW willen afwijken, namelijk doordat niet de eerste twee fasen van de toets van dit artikel hoefden te worden doorlopen. Voor de hoogte van de provisie hebben partijen volgens GoodCrew willen aansluiten bij de wettelijke bepaling die [eiser] recht geeft op de gemiddeld ontvangen provisie.
2.8.
Uit de tekst van artikel 9.1 kan niet worden afgeleid dat partijen alleen voor de eerste twee fasen van de toets hebben willen afwijken van artikel 7:442 BW en dat zij verder wel bij de bepaling hebben willen aansluiten. Artikel 9.1 verwijst niet expliciet naar artikel 7:442 BW en de bewoordingen van artikel 9.1 wijken ook af van de wettelijke bepaling. Bovendien staan de woorden ‘volle provisie’ niet in artikel 7:442 lid 2 BW, terwijl de woorden ‘gemiddelde provisie’ in artikel 9.1 of in een andere bepaling van de overeenkomst niet voorkomen. De taalkundige betekenis van ‘vol’ is volledig of geheel. Dat is heel iets anders dan ‘gemiddelde’. Anders dan GoodCrew meent, kan uit de woorden ‘over de opdrachten en overeenkomsten die tijdens de looptijd zijn voorbereid en tot stand gekomen’, er ook niet op dat is bedoeld dat hij recht heeft op de gemiddelde provisie. Deze woorden maken alleen duidelijk over welke klanten hij na het einde van de overeenkomst recht heeft op provisie. Als partijen voor ogen hadden gehad om een gemiddelde provisie af te spreken, had het voor de hand gelegen dit in de tekst van artikel 9.1 expliciet te vermelden of te verwijzen naar de wettelijke bepaling. Zeker omdat GoodCrew de overeenkomst heeft laten opstellen door haar advocaat, die is gespecialiseerd op het gebied van M&A en deskundig op het gebied van het contractenrecht.
2.9.
Ook in het licht van de andere bepalingen van de overeenkomst en gelet op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen oordeelt de kantonrechter dat de uitleg van [eiser] moet worden gevolgd. [eiser] stelt dat de provisie op grond van de doorbetalingsregeling afhankelijk was van de vraag of de klanten die [eiser] had aangebracht, klant bleven. Zowel GoodCrew als [eiser] hadden er volgens [eiser] belang bij dat klanten die [eiser] had aangebracht ook klant bleven. [eiser] stelt dat als klanten vertrokken, hij hier geen provisie meer voor kreeg. Verder heeft [eiser] erop gewezen dat partijen ook zijn overeengekomen dat hij bepaalde klanten en medewerkers mocht meenemen (artikel 10.3 van de overeenkomst). [eiser] stelt dat hij voor klanten die hij mee zou nemen, geen provisie zou ontvangen op basis van artikel 9.1 van de overeenkomst. De bedoeling was volgens hem dat hij met de doorbetalingsregeling van artikel 9.1 alleen provisie zou ontvangen voor klanten die bij GoodCrew bleven en dat hij daarnaast zelf zou profiteren van klanten die hij mocht meenemen. Hoewel GoodCrew dat aanvankelijk heeft betwist, heeft zij op de zitting desgevraagd erkend dat [eiser] voor klanten die hij meenam geen provisie meer zou ontvangen op basis van artikel 9.1. [eiser] stelt dat een doorbetaling op basis van de gemiddelde provisie ook niet logisch zou zijn. Hij zou dan namelijk een dubbele beloning krijgen. GoodCrew zou hem dan voor die klant die hij meenam nog steeds de gemiddelde provisie doorbetalen en tegelijkertijd zou [eiser] zelf kunnen profiteren van de klant. Voor GoodCrew zou dat nadelig zijn. Zij zou geen marge meer verdienen aan de klant maar toch provisie moeten betalen aan [eiser]. GoodCrew heeft onvoldoende ingebracht tegen deze argumenten van [eiser].
2.10.
Relevant is verder dat partijen voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst uitvoerig hebben gesproken over de wijze waarop zij hun samenwerking wilden vormgeven. [eiser] heeft in dat kader onweersproken gesteld dat hij het concept ‘Filipijnen via Duitsland’ heeft ontwikkeld en gedurende 9 jaar heeft geëxploiteerd en dat [naam 3] en [naam 1] GoodCrew hebben opgericht om het concept van [eiser] verder te exploiteren. [eiser] heeft zijn concept en alle relevante informatie en opgebouwde contacten aan GoodCrew beschikbaar gesteld om de nieuwe onderneming vorm te geven. Ook heeft GoodCrew niet weersproken dat het de bedoeling was dat [eiser] 50% van de aandelen in GoodCrew zou krijgen, maar dat GoodCrew daarvan heeft afgezien. Zij wilde alleen nog een agentuurovereenkomst aangaan. [eiser] stelt dat voor hem belangrijk was dat als de overeenkomst zou eindigen, hij nog een jaar lang doorbetaald zou worden op de manier waarop dat zou gebeuren als de overeenkomst zou zijn voortgezet, dus met provisie op basis van de werkelijke marges en dat hij daarnaast de mogelijkheid had om zelf inkomen te genereren uit de klanten die hij heeft aangebracht en mocht meenemen. GoodCrew heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken.
2.11.
Tot slot heeft GoodCrew ook gehandeld volgens de uitleg die [eiser] aan artikel 9.1 geeft. Na het eindigen van de overeenkomst heeft GoodCrew [eiser] namelijk op 7 maart 2023 een e-mail gestuurd met daarbij een margeberekening op basis van de werkelijke marges in de maand en niet de gemiddelde marge. GoodCrew heeft in de begeleidende e-mail uitdrukkelijk verwezen naar artikel 9.1. GoodCrew heeft weliswaar aangevoerd dat de berekening die zij [eiser] op 7 maart 2023 heeft gestuurd en de doorbetaling van de volledige marge over februari 2023 een vergissing was, maar dat heeft zij pas op 14 juni 2023 voor het eerst tegen [eiser] gezegd. Eerder was dit voor [eiser] niet kenbaar. GoodCrew heeft na 7 maart 2023 ook geen betalingen aan [eiser] gedaan op basis van de gemiddelde provisie (zoals volgens GoodCrew zou moeten). De e-mail van 7 maart 2023 kan niet worden gezien als een eenvoudige verschrijving, maar bevat een bepaalde rekenmethode die GoodCrew heeft toegepast, met verwijzing naar de doorbetalingsregeling van artikel 9.1. [eiser] mocht er daarom gerechtvaardigd op vertrouwen dat GoodCrew de bepaling ook op de door hem gestelde wijze uitlegde.
2.12.
GoodCrew heeft de hoogte van het bedrag dat [eiser] vordert, verder niet weersproken. Dit zal dus worden toegewezen.
GoodCrew moet € 288.531,75 aan [eiser] betalen
2.13.
GoodCrew moet aan [eiser] € 288.531,75 aan reservering sociale verzekeringen moet betalen. Dit is waarom.
2.14.
Partijen zijn overeengekomen dat de provisie die [eiser] ontvangt, wordt berekend volgens het Vergoedingen-kostenoverzicht van Bijlage 1 (artikel 3 van de overeenkomst en Bijlage 1- zie productie 7 bij dagvaarding). Van het klanttarief wordt afgetrokken brutoloon, werkgeverspercentage Stipp pensioen, reservering sociale verzekeringen, kosten Geschaeftsfuehrer en werknemersverzekering Multisure. Wat overblijft is de marge van [eiser]. Daar gaan later nog de volgende achteraf te berekenen kosten van af: ‘annulering reiskosten’, ‘Multiplan’, ‘Kortingen klanten / fte’, ‘Uitbereiding mid-office op wens agent’. Deze kosten worden 50-50 verdeeld tussen GoodCrew en [eiser]. De reservering sociale verzekeringen is 20% van het brutoloon.
2.15.
GoodCrew kan op grond van artikel 3.2 de marge eenzijdig verlagen als er negatieve wijzigingen zijn in de kosten die zijn genoemd in Bijlage 1. GoodCrew moet dit van tevoren schriftelijk aan [eiser] mededelen en aangeven per welke ingangsdatum dit zal zijn. Als vaststaat dat de reservering sociale verzekeringen niet hoeft te worden gebruikt waarvoor deze bedoeld is, zal eerst de reservering worden aangewend voor deze negatieve wijzigingen. Als er andere kosten zijn voor de Principaal dan die genoemd in bijlage 1 zal, als vaststaat dat de reservering niet hoeft te worden gebruikt waarvoor deze bedoeld is, de reservering ook worden aangewend voor deze kosten. De principaal moet binnen 3 maanden na 31 december inzage geven in de hoogte van de reservering. Als het saldo van de reservering op 31 december positief is heeft [eiser] recht op 50 % hiervan. Dat moet binnen één maand worden uitbetaald.
2.16.
In de overeenkomst is niet gespecificeerd voor welke andere kosten GoodCrew de reservering mag gebruiken (waardoor [eiser] dus voor 50 procent bijdraagt in die kosten). De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat de bepaling op basis van de Haviltex-maatstaf [4] zo moet worden uitgelegd dat hieronder alleen kosten vallen die direct verband houden met klanten die [eiser] heeft aangebracht en niet zomaar allerlei bedrijfskosten van GoodCrew. In het Vergoedingen-kostenoverzicht staat namelijk uitdrukkelijk weergegeven welke kosten tussen GoodCrew en [eiser] worden verdeeld volgens de verdeling 50-50 en welke kosten voor rekening van GoodCrew komen. Daarmee strookt niet dat GoodCrew andere bedrijfskosten voor de helft van [eiser] mag laten komen. Partijen hebben bewust gekozen voor een agentuurovereenkomst en niet voor een aandeelhouderschap van [eiser]. Kenmerkend voor een agentuurovereenkomst is dat [eiser] voor rekening en risico van GoodCrew overeenkomsten aangaat. Daarbij past niet dat GoodCrew algemene bedrijfskosten voor de helft op [eiser] kan afwentelen.
2.17.
[eiser] stelt dat de reservering niet hoeft te worden gebruikt waarvoor deze is bedoeld en dat Goodcrew hem de helft van de reservering moet betalen. GoodCrew voert als verweer dat er een negatieve wijziging is in de kosten van Bijlage 1 en dat er andere kosten zijn waarvoor zij de reservering mag aanwenden. [eiser] betwist dat. Omdat GoodCrew zich beroept op het rechtsgevolg dat zij haar betalingsverplichting mag verminderen moet zij stellen en zo nodig bewijzen dat sprake is van een negatieve wijziging in de kosten van Bijlage 1 of dat er andere kosten zijn waarvoor GoodCrew de reservering heeft aangewend. GoodCrew heeft alleen een algemeen overzicht gegeven van kostenposten die zij op de reservering heeft afgeboekt, zonder specificatie, toelichting en onderliggende stukken. [eiser] heeft op de zitting uitgebreid en per kostenpost toegelicht waarom die kosten niet ten laste van de reservering mogen komen. Bovendien heeft hij betwist dat die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De kantonrechter vindt dat GoodCrew haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd.
2.18.
De kantonrechter is van oordeel dat vaststaat dat de reservering niet hoeft te worden gebruikt waarvoor deze bedoeld is. [eiser] heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat er geen belasting hoeft te worden afgedragen. GoodCrew heeft aangevoerd dat er nog steeds een risico is dat zij alsnog moeten afdragen, maar zij heeft geen stukken overgelegd die dat standpunt onderbouwen. Dat had in het kader van haar betwisting wel op haar weg gelegen.
2.19.
Ook is de kantonrechter van oordeel dat niet vaststaat dat het saldo van de reservering over 2020, 2021 en 2022 negatief is doordat GoodCrew dit heeft aangewend voor een negatieve wijziging van de kosten in Bijlage 1 of van andere kosten. GoodCrew heeft niet binnen 3 maanden na 31 december inzage gegeven in de hoogte van de reservering. GoodCrew stelt wel dat zij in gesprekken met [eiser] heeft gesproken over de reservering en de kosten die staan genoemd in productie 5 bij Conclusie van Antwoord maar [eiser] heeft dat weersproken en GoodCrew heeft dit niet nader onderbouwd.
2.20.
GoodCrew stelt dat zij de reservering heeft aangewend voor de in productie 5 bij de Conclusie van antwoord genoemde kostenposten. [eiser] heeft op de zitting uitgebreid en per kostenpost uitgelegd waarom die kosten niet ten laste van de reservering mogen komen. Bovendien heeft [eiser] betwist dat de door GoodCrew aangevoerde kosten zijn gemaakt. In dat licht heeft [eiser] ook gewezen op de herziene margeberekeningen die GoodCrew over 2021, 2022 en januari 2023 heeft gestuurd en waarbij GoodCrew rekening heeft gehouden met extra kosten. Zo schrijft Dompeling in de mail van 29 november 2022 aan [eiser]:
“Bijgaand de margeberekening voor 2021 op basis van de nieuwe tarieven en lonen. Daarnaast is ook gekeken naar de additionele kosten die van invloed zijn op de hoogte van de marge. Hierbij is rekening gehouden met de premiewijzigingen van Multisure en kosten Geschaeftsfuehrer. De bovenste marge is de marge zoals deze al is afgerekend. De berekening die eronder staat is de nieuwe berekening.” In die e-mail wordt niets gezegd over het saldo van de reservering of over de kosten die GoodCrew heeft afgetrokken van de reservering (productie 5 bij Conclusie van Antwoord). Ook bij de herziene margeberekeningen over 2022 en januari 2023 die GoodCrew [eiser] op 15 mei 2023 zond, heeft GoodCrew niets vermeld over de kosten uit productie 5. Ook nergens anders blijkt uit dat GoodCrew [eiser] heeft geïnformeerd dat er kosten waren die van de reservering zouden worden afgetrokken.
2.21.
GoodCrew heeft de kosten die volgens haar ten laste komen van de reservering onvoldoende gespecifieerd en heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de kosten zijn gemaakt. Zij heeft ook niet toegelicht en onderbouwd dat het kosten betreft die direct verband houden met klanten die [eiser] heeft aangebracht. Dat had wel van haar verwacht mogen worden. GoodCrew heeft daarom onvoldoende onderbouwd dat zij de gestelde kosten heeft gemaakt en dat het kosten zijn waarvoor de reservering mag worden gebruikt. Daarom staat niet vast dat het saldo van de reservering negatief is. Dit betekent dat GoodCrew de helft van het positieve saldo, dus € 288.531,75 aan [eiser] moet betalen.
Het beroep op verrekening van GoodCrew slaagt niet
2.22.
Het beroep van GoodCrew op verrekening wordt afgewezen omdat niet eenvoudig kan worden vastgesteld dat zij de gestelde tegenvordering heeft op [eiser] (artikel 6:136 BW). GoodCrew heeft tijdens de zitting gesteld dat zij haar eventuele schuld aan [eiser] wil verrekenen met de contractuele boete die [eiser] is verschuldigd. GoodCrew stelt dat [eiser] het overeengekomen anti-ronselbeding heeft overtreden. Volgens GoodCrew heeft [eiser] namelijk medewerkers van GoodCrew benaderd en heeft bewogen om over te stappen. [eiser] heeft dit gemotiveerd betwist. Voor het vaststellen van een tegenvordering van GoodCrew zal daarom bewijslevering nodig zijn, waaronder mogelijk het horen van getuigen. Dat zal leiden tot een aanzienlijke vertraging van deze procedure.
GoodCrew moet incassokosten van € 4.162,55 betalen
2.23.
De incassokosten van € 4.162,55 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
GoodCrew moet rente betalen
2.24.
De wettelijke handelsrente wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en GoodCrew dat niet heeft betwist.
GoodCrew moet de proceskosten betalen
2.25.
GoodCrew moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv).
Hieronder vallen ook de kosten voor beslaglegging. GoodCrew heeft namelijk onvoldoende gesteld waaruit volgt dat de beslaglegging onrechtmatig of onnodig was. De enkele betwisting dat zij gelden wegsluist is daarvoor niet genoeg.
De kantonrechter begroot de proceskosten aan de kant van [eiser] op € 586,55 aan beslagkosten, € 129,14 aan dagvaardingskosten, € 392,- aan griffierecht, € 3.390,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 1.356,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 4.632,69. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.26.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en GoodCrew daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt GoodCrew om aan [eiser] te betalen € 477.509,94 met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 7 dagen na de dag waarop de dagvaarding is uitgebracht tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt GoodCrew om aan [eiser] te betalen € 4.162,55 aan buitengerechtelijke kosten, met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum waarop de dagvaarding is uitgebracht tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt GoodCrew in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 4.632,69 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
34650

Voetnoten

1.Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgeving van de Lid-Staten inzake zelfstandige handelsagenten
2.Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging van 14 maart
3.Zie HR 13 maart 1981, NJ 1981/635, m.nt. C.J.H. Brunner (Ermes c.s./Haviltex).
4.Zie hiervoor onder 2.6