ECLI:NL:RBROT:2024:9873

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
10/323948-23; 10/076818-23 (gevoegde zaken)/ TUL VV: 10/320589-21; 16/068263-22; 09/205297-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling, bedreiging en bezit van een nepwapen met gevangenisstraf en tbs met voorwaarden

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling, meermalen bedreiging en bezit van een nepwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 310 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft tbs met voorwaarden opgelegd. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een geschiedenis van geweldsdelicten. De feiten vonden plaats in de periode van oktober tot december 2023, waarbij de verdachte zijn ex-vriendin bedreigde en mishandelde. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, meegewogen in de beslissing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was en dat de veiligheid van de maatschappij een langdurige behandeling in een tbs-kader vereiste. Daarnaast is een contact- en locatieverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, en is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/323948-23; 10/076818-23 (gevoegde zaken)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/320589-21; 16/068263-22; 09/205297-22
Datum uitspraak: 8 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10/323948-23 en 10/076818-23. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 310 dagen met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs) van de verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contact- en locatieverbod, met bevel tot toepassing van vervangende hechtenis indien niet aan de maatregel wordt voldaan en bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaken met parketnummers 10/320589-21, 16/068263-22 en 09/205297-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 4 december 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer]
- ( meermaals) in haar gezicht en tegen haar hoofd en in haar
maag
althans tegen haar lichaam, heeft geslagen en
- meermaals tegen haar benen heeft geschopt en
- meermaals aan haar haren over de grond heeft getrokken en
- met zijn, verdachtes, knie tegen het hoofd heeft getrapt en
- haar met kracht tegen een raam heeft geduwd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode van 27 oktober 2023 tot en met 27 november 2023 te Rotterdam
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer]
- middels verzonden spraakberichten de woorden toe te voegen “als jij dat doet, ik sla jou dood” en “ik ga je doodmaken” en
- middels verzonden tekstberichten de woorden toe te voegen “jij gaat dood” en “kom je kkr dood slaan op je kkr werk”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in de periode van 15 maart 2023 tot en met 17 maart 2023 te
Capelle aan den IJssel,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en
munitie gelet op gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen
gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een:
nabootsing van een vuurwapen, te weten een:
nabootsing van een pistool,
welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met
een vuurwapen, namelijk een Walther P22, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging tot zware mishandeling;

2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
3.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregelen

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
In de periode van 27 oktober 2023 tot en met 27 november 2023 heeft de verdachte via spraak- en tekstberichten zijn ex-vriendin met de dood bedreigd. Vervolgens heeft hij haar op 4 december 2023 in de hal van zijn flat in een tijdsbestek van ongeveer 30 minuten mishandeld. De verdachte heeft, door haar onder meer in het gezicht te schoppen en te slaan, haar een knietje te geven in het gezicht en haar aan haar haren te trekken, geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het slachtoffer heeft meerdere keren geprobeerd om het portiek te verlaten en de verdachte heeft haar telkens teruggepakt en weer mishandeld. Op enig moment heeft de verdachte het slachtoffer laten gaan, om haar vervolgens te achterhalen en aan haar haren terug te trekken en opnieuw tegen het hoofd te slaan. De verdachte heeft het slachtoffer in een zeer nare positie gebracht. Zij heeft enorme angsten uitgestaan. Uit de verklaring die namens het slachtoffer ter zitting is voorgedragen blijkt dat zij tot op heden kampt met de mentale gevolgen van het incident. Daarnaast heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
Tot slot heeft de verdachte in maart 2023 in elk geval een aantal dagen de beschikking gehad over een balletjespistool dat een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool. Een dergelijk voorwerp is verboden omdat het geschikt is om mensen te bedreigen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 september 2024 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere keren is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psychiatrisch, psychologisch en milieu onderzoek
Over de verdachte is een pro Justitia-rapportage opgemaakt door [persoon A] (psychiater), [persoon B] (GZ-psycholoog) en [persoon C] (forensisch milieuonderzoeker). De onderzoekers hebben op 8 juli 2024 hun rapport uitgebracht. De conclusies van de psychiater en psycholoog houden – verkort weergegeven – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking (hierna: LVB), een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, een stoornis in alcoholgebruik, matig, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving en een stoornis in cannabisgebruik, licht, in vroege remissie, in een gereguleerde omgeving. Dit was ook zo ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
In aanloop naar de ten laste gelegde poging zware mishandeling was sprake van oplopende spanningen tussen de verdachte en het slachtoffer. De verdachte is vanuit zijn LVB een man met beperkte intellectuele vaardigheden en heeft moeite om complexe situaties te overzien. In situaties met oplopende spanningen is de verdachte geneigd het overzicht te verliezen. Hij beschikt niet over relativerende vermogens en kleurt, vanuit zijn eigen negatieve cognitieve schema’s, een dergelijke situatie negatief in. Vanuit zijn persoonlijkheid is de verdachte gevoelig voor krenking. Hij hanteert agressie als een manier om voor zichzelf op te komen, waarbij ook sprake is van impulsiviteit. De agressieregulatie, emotieregulatie en impulscontrole zijn gebrekkig. De verdachte heeft aangegeven rond het ten laste gelegde alcohol en cannabis te hebben gebruikt. Dit heeft waarschijnlijk een ontremmende rol gehad. De psychiater en psycholoog adviseren om de verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen.
Volgens de psychiater en psycholoog bestaat een hoog risico op recidive van geweld. De kans op recidive wordt sterk bepaald door de combinatie van de beperkingen voortkomend uit de licht verstandelijke beperking en de persoonlijkheidsproblematiek.
De psychiater en psycholoog adviseren toepassing van het volwassenenstrafrecht. Er zijn enige indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht aanwezig, met name gezien de verstandelijke beperking van de verdachte en de achterstand in zijn ontwikkeling. Contra-indicaties zijn dat de LVB van de verdachte blijvend is. Beïnvloeding van de daaruit voortkomende beperkingen is een erg moeizaam proces. Dit wordt niet als voldoende gewogen om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. De persoonlijkheidsstoornis staat bij de verdachte op de voorgrond, is duurzaam en verankerd en er is veel tijd nodig om deze te beïnvloeden.
Het voorgaande brengt met zich dat een langdurige behandeling met een klinische start noodzakelijk wordt geacht. De behandeling dient gericht te zijn op de persoonlijkheidsproblematiek en middelenproblematiek. De verwachting is dat uiteindelijk toegewerkt zal moeten worden richting beschermd wonen.
Gelet op de ernst van de problematiek in combinatie met het hoge recidiverisico wordt door zowel de psychiater als psycholoog geadviseerd de behandeling plaats te laten vinden in een tbs kader. Er is geen ziektebesef en onvoldoende motivatie voor een behandeling bij de verdachte. Hij heeft eerder aan voorwaarden meegewerkt, maar met name om de consequenties van niet meewerken te voorkomen. Hij lijkt nooit echt een behandeling aangegaan te zijn. Er lijkt dus meer sprake van schijnaanpassing geweest dan van een echte medewerking. De verdachte kan voorwaarden niet goed overzien vanwege zijn problematiek. Juist vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis en LVB zal het ook moeilijk zijn om zijn problematiek onder ogen te komen. Bij confrontatie met zijn problematiek en bij door hem ervaren tegenwerking of frustratie is de stellige verwachting dat de verdachte afhaakt en zich niet aan voorwaarden zal houden. Daarom adviseren de psychiater en psycholoog de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een tbs met dwangverpleging.
Ter terechtzitting heeft de rapporterend psycholoog het rapport nader toegelicht en vragen daaromtrent beantwoord. Zij heeft – verkort weergegeven – het volgende verklaard. Bij de verdachte ontbreekt het besef en inzicht van wat zijn LVB problematiek inhoudt. Hij zal tijdens een behandeling geconfronteerd worden met bepaalde eigenschappen van zichzelf die negatief zijn. De deskundigen verwachten op dat punt veel weerstand van de verdachte ende kans dat tbs met voorwaarden niet zal slagen is groot. De verdachte geeft weliswaar aan dat hij gemotiveerd is voor de behandeling, maar gelet op zijn problematiek kan hij niet overzien wat die behandeling zal inhouden. Daarnaast heeft de verdachte vanaf jonge leeftijd interventies gehad om zijn gedrag bij te sturen. Dit heeft geen resultaat gehad, het gedrag is erger geworden. Gelet daarop hebben wij gerapporteerd dat sprake is van schijnaanpassing. Na al die behandelingen heeft de verdachte geen ziektebesef, kennelijk heeft de verdachte alleen oppervlakkig meegewerkt om bepaalde negatieve consequenties te voorkomen.
Rapportage reclassering
Reclassering Nederland heeft op 6 december 2023 en 12 juli 2024 gerapporteerd. De rechtbank heeft hiervan kennis genomen. Daarnaast heeft Reclassering Nederland op 10 september 2024 een reclasseringsadvies tbs met voorwaarden opgemaakt. Dit rapport houdt – verkort weergegeven – het volgende in.
Ondanks dat er meerdere interventies zijn geweest tijdens het toezicht van de jeugdreclassering, heeft dit de verdachte er niet van weerhouden om met politie en justitie in aanraking te komen. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog.
De reclassering ziet enige mogelijkheden om een (dadelijk uitvoerbare) tbs met voorwaarden te adviseren. De verdachte staat open voor een klinische behandeling. De eerste prille motivatie lijkt ruimte te maken voor een authentieke motivatie voor een langdurige klinische opname. Hiermee lijkt enig probleembesef vanuit de verdachte aangewakkerd te zijn. Vanwege de complexiteit van de problematiek kunnen er wel problemen verwacht worden wat betreft de responsiviteit, maar, ook gezien de jonge leeftijd van de verdachte, verdient tbs met voorwaarden een kans. Een klinische behandeling (in een volwassen setting) is nog niet eerder geprobeerd. De verdachte dient in een stringent kader te worden begeleid, waaraan een forse lijst van bijzondere voorwaarden wordt toegevoegd. De voorwaarden zijn nodig om het recidiverisico op lange termijn te beperken en daarmee de veiligheid van de maatschappij te borgen. Naast de gestelde voorwaarden wordt ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) geadviseerd.
Ter terechtzitting heeft de rapporterend reclasseringswerker het reclasseringsadvies nader toegelicht en vragen hieromtrent beantwoord. Zij heeft – verkort weergegeven – het volgende verklaard. De reclassering heeft twee lange gesprekken gevoerd met de verdachte. Tijdens deze gesprekken kon de verdachte in zekere mate reflecteren op zijn gedrag en gaf hij aan te willen veranderen. Hij kwam daarin oprecht en authentiek over. Dit maakt dat de reclassering de voorkeur geeft aan een behandeling binnen het kader van tbs met voorwaarden in combinatie met een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GVM). Daar komt bij dat de verdachte jong is en niet eerder in een volwassen kader langdurig klinisch is behandeld. De reclassering verwacht weliswaar enige problemen rond de responsiviteit, tegelijkertijd zien zij dat ook mensen met meer LVB-problematiek in staat zijn op termijn de benodigde stappen te zetten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Tbs met voorwaarden
De conclusies van de psychiater en psycholoog worden gedragen door hun bevindingen en door dat wat ook op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt deze tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank eist de algemene veiligheid van personen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld. Bij de verdachte is sprake van ernstige psychische problemen, onder invloed waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Uit de rapportages blijkt een hoog risico op recidive als de verdachte niet zou worden behandeld. De maatschappij moet tegen dat risico worden beschermd. De rechtbank is zich ervan bewust dat de verdachte een lange geschiedenis kent met interventies die tot op heden geen resultaat lijken te hebben gehad. Niettemin is de rechtbank, gelet op de gesprekken die de verdachte heeft gehad met de reclassering en het perspectief dat de reclassering daardoor ziet, van oordeel dat de verdachte de gelegenheid moet krijgen de noodzakelijke stringente en langdurige behandeling te ondergaan onder de door de reclassering in voornoemd rapport neergelegde voorwaarden. De rechtbank komt hier mede toe gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en het gegeven dat de verdachte niet eerder langdurig in een volwassen klinische setting is behandeld. Het is aan de verdachte om de behandeling succesvol te laten verlopen en alle voorwaarden stipt na te komen, omdat, als hij zich daar niet aan houdt, de tbs met voorwaarden kan worden omgezet naar tbs met dwang.
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de tbs met voorwaarden zal worden opgelegd, te weten een poging zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de tbs met voorwaarden zal worden opgelegd misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. Dit betekent dat indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen de duur van de maatregel niet gemaximeerd is.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden bevelen, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak tot snelle behandeling.
38z maatregel
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit de hiervoor aangehaalde rapportages blijkt immers dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling van soortgelijke strafbare feiten. Om de veiligheid van anderen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld. Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
38v maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte ook de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een verbod zich te begeven in de gemeente Krimpen aan den IJssel, met uitzondering van (transport van en naar) de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, gelegen aan de Van der Hoopstraat 100 (2921 LD) te Krimpen aan den IJssel en een verbod zich te begeven in of nabij café De Beurs, gelegen aan de Kruiskade 55 (3012 EE) te Rotterdam, alsmede een verbod om direct dan wel indirect contact op te nemen met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 2004 te [geboorteplaats 2] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 287,43 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.700,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De schadeposten betreffen rechtstreekse schade van het ten laste gelegde en de vordering is voldoende onderbouwd. De vordering kan in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Ik verzoek de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade, heeft de verdediging zich ten aanzien van het deel van de gevorderde immateriële schade dat ziet op het onder 1 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat dit gematigd dient te worden tot € 850,-.
Ten aanzien van het deel van de gevorderde schade dat ziet op de onder 2 ten laste gelegde bedreiging stelt de verdediging zich op het standpunt dat onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is van aantasting van de persoon ‘op andere wijze’ en dat niet kan worden aangenomen dat hiervan sprake is. De benadeelde partij dient daarom ten aanzien van dit deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding (€ 287,43) door de verdachte niet is weersproken, zal het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade worden toegewezen.
Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade stelt de rechtbank voorop dat artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een limitatieve opsomming geeft van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Eén van de mogelijkheden is dat er sprake is van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in eer of goede naam of ‘op andere wijze’.
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In dat geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De verdediging heeft dit ook niet betwist. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.200,-.
De rechtbank heeft begrip voor de situatie van de benadeelde partij en de impact die de bedreiging door de verdachte op haar heeft gehad. Echter, gelet op het bovenstaande toetsingskader van artikel 6:106 BW en de geldende rechtspraak van de Hoge Raad, overweegt de rechtbank dat niet uit objectieve maatstaven is gebleken dat bij de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit geestelijk letsel is ontstaan. Daarnaast zijn de aard en de ernst van de bedreiging, alsmede de gegeven onderbouwing van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, onvoldoende om te oordelen dat sprake is van een aantasting in haar persoon 'op andere wijze' zoals de bovengenoemde wetsbepaling bedoelt.
De benadeelde partij zal daarom voor wat betreft de gevorderde immateriële schade ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (€ 500,-) niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 december 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.487,43, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Srpassend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
10/320589-21
Bij vonnis van 18 januari 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van bedreiging, mishandeling, handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid van de Wet wapens en munitie, vernieling en belediging, veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek, waarvan een gedeelte groot 40 uur subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 2 februari 2022.
16/068263-22
Bij vonnis van 24 juni 2022 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland is de verdachte ter zake van wederspannigheid en belediging veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte groot 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 9 juli 2022.
09/205297-22
Bij vonnis van 27 maart 2023 van de politierechter in de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van mishandeling en bedreiging veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 15 dagen met aftrek, waarvan een gedeelte groot 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 12 april 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De voorwaardelijk opgelegde straffen dienen ten uitvoer te worden gelegd.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van de vonnissen met parketnummers 10/320589-21, 09/205297-22 en 16/068263-22 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Gelet op de aan de verdachte op te leggen maatregel tot tbs met voorwaarden, acht de rechtbank het niet opportuun om daarnaast tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen de gelasten. De vorderingen zullen om deze reden worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38v, 38w, 38z, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 310 (driehonderdentien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich niet op te houden in Krimpen aan den IJssel, met uitzondering van (transport van en naar) de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, gelegen aan de Van der Hoopstraat 100 (2921 LD) te Krimpen aan den IJssel, gedurende vijf jaar na heden;
zich niet op te houden in of nabij Café De Beurs, gelegen aan de Kruiskade 55 (3012 EE) te Rotterdam, gedurende vijf jaar na heden;
zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004 te [geboorteplaats 2] , gedurende vijf jaar na heden,
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 6 (zes) maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat:
de ter beschikking gestelde zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
de ter beschikking gestelde een of meer vingerafdrukken laat nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
de ter beschikking gestelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
de ter beschikking gestelde de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
de ter beschikking gestelde meewerkt aan huisbezoeken;
de ter beschikking gestelde de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
de ter beschikking gestelde zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
de ter beschikking gestelde kan, als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling, leefregels van de verblijfsinstelling en plaatsing;
de ter beschikking gestelde laat zich aansluitend aan zijn klinische behandeling behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
de ter beschikking gestelde verblijft in een begeleide woonvorm en/of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering, mocht de huidige woonvorm niet het gewenste resultaat geven en/of stagneren. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
de ter beschikking gestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2004 te [geboorteplaats 2] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de ter beschikking gestelde bevindt zich gedurende het toezicht of zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt niet in de gemeente Krimpen aan den IJssel, met uitzondering van (transport van en naar) de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, gelegen aan de Van der Hoopstraat 100, 2921 LD te Krimpen aan den IJssel en niet in of nabij Café De Beurs, gelegen aan de Kruiskade 55 (3012 EE) te Rotterdam;
de ter beschikking gestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende- en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
de ter beschikking gestelde geeft de reclassering openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten uit zijn (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn (sociale) netwerk;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.487,43 (zegge: duizendvierhonderdenzevenentachtig euro en drieënveertig eurocent), bestaande uit € 287,43 aan materiële schade en € 1.200,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 1.487,43(hoofdsom,
zegge: duizendvierhonderdenzevenentachtig euro en drieënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.487,43 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
24 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af:
de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 januari 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke werkstraf (parketnummer 10/320589-21);
de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 24 juni 2022 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf (parketnummer 16/068263-22);
de gevorderde tenuitvoerlegging van 27 maart 2023 van de politierechter in de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie (parketnummer 09/205297-22).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/323948-23
1
hij op of omstreeks 4 december 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer]
- ( meermaals) in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of in haar
buik, althans tegen haar lichaam, heeft geslagen en/of
- ( meermaals) in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of haar benen heeft geschopt en/of
- ( meermaals) aan haar haren over de grond heeft getrokken en/of
- met zijn, verdachtes, knie (meermaals) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen haar lichaam heeft getrapt en/of
- haar met kracht tegen een muur en/of een raam heeft geduwd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 december 2023 te Rotterdam
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- haar (meermaals) in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of in haar buik, althans tegen haar lichaam, te slaan en/of
- haar (meermaals) in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of haar benen te schoppen en/of
- haar (meermaals) aan haar haren over de grond te trekken en/of
- met zijn, verdachtes, knie (meermaals) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen haar lichaam te trappen en/of
- haar met kracht tegen een muur en/of een raam te duwen;
2
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2023 tot en met 27 november 2023 te Rotterdam
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer]
- middels een of meer verzonden spraakbericht(en) de woorden toe te voegen “als jij dat doet, ik sla jou dood” en/of “ik ga je doodmaken” en/of
- middels een of meer verzonden tekstbericht(en) de woorden toe te voegen “jij gaat dood” en/of “kom je kkr dood slaan op je kkr werk”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
10/076818-23
3.
dat hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2023 tot en met 17 maart 2023 te
Capelle aan den IJssel,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en
munitie gelet op gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen
gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een:
nabootsing van een vuurwapen, te weten een:
nabootsing van een pistool,
welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met
een vuurwapen, namelijk een Walther P22,
voorhanden heeft gehad.