In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres [eiseres01] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [gedaagde01] met als doel hem te verplichten zich uit te schrijven uit de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Rotterdam. De eiseres stelt dat gedaagde, die nog ingeschreven staat op het adres van de woning, haar belemmert in het aanvragen van toeslagen, wat leidt tot financiële problemen. De voorzieningenrechter heeft op 9 februari 2024 geoordeeld dat de vordering tot uitschrijving niet kan worden toegewezen, omdat de wet bepaalt dat een uitschrijving uit de BRP alleen mogelijk is bij vertrek naar het buitenland voor een periode van langer dan acht maanden. Aangezien gedaagde niet langdurig in het buitenland verblijft, is er geen grond voor de gevraagde uitschrijving.
Daarnaast heeft gedaagde in reconventie een zorgregeling verzocht voor contact met zijn minderjarige kinderen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat hij niet bevoegd is om deze vordering te behandelen, omdat de wet een bijzondere procesgang voorschrijft voor het vragen van een voorlopige voorziening bij de familierechter. De vordering in reconventie is daarom gesplitst van de conventie en verwezen naar het team familie van de rechtbank. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.