ECLI:NL:RBROT:2024:9861

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
10/270228-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van begunstiging en nalaten hulp te verlenen in een strafzaak met fatale afloop

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van begunstiging en het nalaten van hulp aan een slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren voor het nalaten van hulp. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 27 op 28 september 2021, waarbij het slachtoffer, na geweldshandelingen door medeverdachten, overleed. De verdachte was aanwezig tijdens de gewelddadige gebeurtenissen en heeft, in samenwerking met anderen, geprobeerd sporen van het misdrijf te verdoezelen door het lichaam van het slachtoffer te verplaatsen en bewijsstukken te vernietigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van begunstiging, maar sprak hem vrij van het wegmaken van telefoons, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid daarbij. Het beroep op psychische overmacht werd door de rechtbank verworpen, omdat de verdachte niet aannemelijk kon maken dat hij onder dwang handelde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een gebrek aan eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De opgelegde straffen zijn bedoeld om recht te doen aan de ernst van de feiten en de gevolgen voor de nabestaanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/270228-21
Datum uitspraak: 10 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde misdrijf veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis;
  • ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde overtreding veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan begunstiging.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van dat gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het verplaatsen van het lichaam van het slachtoffer en het wegmaken van de telefoons. De verdachte heeft hier geen aandeel in gehad en kan er ook niet in de vorm van medeplegen verantwoordelijk voor worden gehouden nu er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft niet deelgenomen aan het overleg over de verplaatsing van het lichaam van het slachtoffer en is ook niet in de woning van het slachtoffer geweest. Verder was de verdachte al vertrokken uit de woning van [medeverdachte 2] toen de telefoons in de sloot werden gegooid.
4.1.3.
Beoordeling
In de nacht van 27 op 28 september 2021 bevond de verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , diens toenmalige partner [medeverdachte 2] , het slachtoffer en [medeverdachte 3] in de woning aan de [adres 2] te Rotterdam. [medeverdachte 2] heeft het slachtoffer die nacht meerdere malen op het hoofd geslagen, als gevolg waarvan hij, gelegen in een stoel, buiten bewustzijn is geraakt. Enkele uren later is het slachtoffer in een laken gewikkeld en verplaatst naar zijn eigen woning op nummer [huisnummer A] . Later die nacht is het slachtoffer overleden.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de woning aan de [adres 2] , nadat het slachtoffer naar zijn eigen woning was verplaatst, is schoongemaakt. Daarnaast zijn er naast en in twee vuilcontainers vlakbij het appartementencomplex diverse goederen gevonden, waaronder onderdelen van de stoel waarin het slachtoffer heeft gelegen, het laken dat is gebruikt om hem te verplaatsen en kledingstukken die [medeverdachte 3] die avond heeft gedragen. De verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 2] de stoel uit elkaar heeft gehaald en bij het grof vuil heeft gezet. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de verdachte meerdere vuilniszakken naar beneden heeft gebracht. Door het wegbrengen van de stoel en de vuilniszakken heeft de verdachte voorwerpen die verband houden met het misdrijf weggemaakt en aan het politieonderzoek onttrokken. Hoewel niet duidelijk is geworden of de verdachte in de woning van het slachtoffer is geweest, is de rechtbank van oordeel dat de verplaatsing van het lichaam van het slachtoffer naar zijn eigen woning heeft plaatsgevonden in een nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokkenen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van begunstiging.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat zijn telefoon en een andere telefoon door [medeverdachte 2] in de sloot zijn gegooid. De heer [medeverdachte 2] heeft zelf ook verklaard dat het kan kloppen dat hij telefoons in het water heeft gegooid. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om tot de conclusie te komen dat de verdachte ook een aandeel heeft gehad in het wegmaken van de telefoons. De rechtbank ziet ook onvoldoende bewijs om de verdachte in de zin van medeplegen hiervoor verantwoordelijk te houden. Van dit onderdeel op de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het wegmaken van de telefoons zal de verdachte partieel worden vrijgesproken.
Feit 2
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij in de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen
nadat enig misdrijf, te weten doodslag , was gepleegd, (telkens) met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of bemoeilijken,
een voorwerp waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en andere sporen van dat misdrijf, te weten onder meer een lichaam en/ een stoel/fauteuil en laken en kleding (onder meer een shirt en broek)
heeft weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken
en
opzettelijk een voorwerp, te weten onder meer een lichaam en stoel/fauteuil en laken en
kleding (onder meer een shirt en broek)
dat kon dienen om de waarheid aan de dag te brengen , met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen
heeft verborgen of weggemaakt en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken,
door dat lichaam in een laken te verplaatsen en die stoel/fauteuil uit elkaar te halen envervolgens bij het grof vuil te zetten en het laken en de kleding (onder meer een shirt enbroek) in vuilcontainers te gooien;
2
hij in de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
als getuige van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin [slachtoffer] verkeerde, heeft nagelaten hulp te verlenen of te verschaffen aan voornoemde [slachtoffer] ,
door als aanwezige in de directe nabijheid van die [slachtoffer] , die ten gevolge van een misdrijf zwaar lichamelijk letsel had opgelopen inschakeling van adequate medische hulp en verzorging te onthouden,
terwijl bij het inschakelen van hulpverlening voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of voor anderen te duchten was,
waarna de dood van voornoemde hulpbehoevende [slachtoffer] op 28 september 2022 is gevolgd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Eendaadse samenloop van:

medeplegen van nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om het te bedekken, de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken voorwerpen waarop of waarmede het misdrijf is gepleegd, wegmaken, verbergen of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken.
en
medeplegen van opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, belemmeren of verijdelen, verbergen, wegmaken, aan het onderzoek van de ambtenaren van justitie of politie te onttrekken.
2.
medeplegen van als getuige van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaten deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, terwijl de dood van de hulpbehoevende volgt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt. Daartoe is aangevoerd dat van de verdachte redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij weerstand bood aan de van buiten komende drang. De verdachte was bang voor [medeverdachte 2] omdat die agressief was, in de war leek en zich dreigend opstelde. De verdachte heeft de keuze gemaakt met [medeverdachte 2] mee te bewegen en zo zichzelf te beschermen. De verdachte was die avond al lang wakker en lichamelijk uitgeput. Daardoor wist de verdachte niet of hij zichzelf zou kunnen verdedigen indien [medeverdachte 2] zich tegen hem zou keren.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen beroep op psychische overmacht toekomt, nu niet is gebleken van een van buiten komende drang waar de verdachte redelijkerwijs geen weerstand aan kon en behoefde te bieden.
6.3.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang die acuut is en waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden.
Het slachtoffer is in de nacht van 27 op 28 september 2021 overleden als gevolg van geweldshandelingen. Dat de verdachte hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid heeft ervaren, is invoelbaar. Niet aannemelijk is echter geworden dat van [medeverdachte 2] een zodanige druk is uitgegaan dat de verdachte geen mogelijkheid had om anders te handelen dan hij heeft gedaan. De verdachte kon zich die nacht vrij door het huis bewegen, zodat hij buiten het zicht van [medeverdachte 2] en de andere aanwezigen met zijn mobiele telefoon de alarmdiensten had kunnen bellen. Bovendien heeft hij verklaard alleen in de woning te zijn geweest toen alle andere betrokkenen in de woning van het slachtoffer waren. Op dat moment had hij de woning kunnen verlaten.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van psychische overmacht.
6.4.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht. Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte wordt veroordeeld voor twee strafbare feiten. In de nacht van 27 op 28 september 2021 is het slachtoffer overleden ten gevolge van geweldshandelingen. De verdachte heeft de toestand van het slachtoffer zien verslechteren. Uiteindelijk is het slachtoffer overleden. Hoewel de verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van het slachtoffer, heeft hij wel degelijk verwijtbaar gehandeld door na te laten professionele medische hulp in te schakelen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich door het wegmaken van meerdere voorwerpen uit de woning aan de [adres 2] te Rotterdam, schuldig gemaakt aan begunstiging. De verdachte heeft een bijdrage geleverd aan een ernstig misdrijf, te weten doodslag, door de nasporing of vervolging van de dader te bemoeilijken. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte is in 2024 wel veroordeeld voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
7.3.2.
Rapportage Reclassering
Op 24 september 2024 heeft Reclassering Nederland een rapport over de verdachte opgemaakt. Uit dit rapport volgt dat het sociaal netwerk van de verdachte ten tijde van de verdenking delict gerelateerd is. Daarnaast is het ook mogelijk dat het middelengebruik van de verdachte, zijn psychosociaal functioneren en zijn houding een rol hebben gespeeld. Er is sprake van een matig probleembesef en zelfinzicht. De verdachte heeft al jarenlang geen vaste woon- of verblijfplaats. De verdachte heeft zijn eigen bedrijf en heeft daarmee een zinvolle dagbesteding. De reclassering heeft twijfels over de openheid van verdachte in gesprek. De kans op herhaling wordt als laag ingeschat. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij interventies of toezicht niet nodig acht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Verdachte zich schuldig gemaakt aan artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor een wettelijke maximumstraf van zes maanden gevangenisstraf geldt. Daarnaast zal de verdachte worden veroordeeld voor het nalaten medische hulp in te schakelen, terwijl de dood van het slachtoffer daarop is gevolgd. De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele straf het verdriet en het gemis van de nabestaanden kan wegnemen of de gevolgen van het overlijden van het slachtoffer ongedaan kan maken. Het tweede feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld, betreft, ondanks dat het door de nabestaanden als zeer ernstig wordt ervaren, in strafrechtelijke zin een overtreding en geen misdrijf. Voor deze overtreding geldt dat de maximale straf die volgens de wet aan een veroordeelde kan worden opgelegd, bestaat uit hechtenis voor de duur van ten hoogste drie maanden.
Omdat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf en een overtreding zullen twee afzonderlijke straffen worden opgelegd.
Met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde zal de rechtbank gelet op het tijdsverloop afzien van een onvoorwaardelijke straf. Zij zal een voorwaardelijke taakstraf opleggen van de hierna te noemen duur. Gelet op het advies van de reclassering acht zij het niet nodig om bijzondere voorwaarden te verbinden aan de proeftijd die aan de voorwaardelijke straf is verbonden.
Voor het onder 2 ten laste gelegde, heeft de officier van justitie een taakstraf van 30 uren geëist. De rechtbank is van oordeel dat deze eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van het door verdachte gepleegde feit.
De rechtbank constateert verder een overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. De verdachte is in de onderhavige zaak op 6 oktober 2021 als verdachte gehoord bij de politie. Op deze datum is de redelijke termijn van twee jaar aangevangen. Tussen 6 oktober 2021 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar, ofwel een overschrijding van ruim één jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, zal de rechtbank dit compenseren. Gelet op uitspraken in vergelijkbare gevallen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van feit 2 een taakstraf van 160 uren gepast zou zijn geweest. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank deze taakstraf matigen naar de hierna te noemen duur.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 55, 62, 63, 189 en 450 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 2 tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
100 (honderd) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
nadat enig misdrijf, te weten doodslag en/of zware mishandeling met de dood ten gevolge, was gepleegd, (telkens) met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of bemoeilijken,
een voorwerp waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, te weten onder meer een lichaam en/of lijk en/of een stoel/fauteuil en/of laken en/of kleding (onder meer een shirt en/of broek) en/of sieraad (kruis) en/of telefoon(s)
heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken
en/of
opzettelijk een voorwerp, te weten onder meer een lichaam en/of lijk en/of stoel/fauteuil en/of laken en/of kleding (onder meer een shirt en/of broek) en/of sieraad (kruis) en/of telefoon(s),
dat kon dienen om de waarheid aan de dag te brengen en/of om wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aan te tonen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen
heeft verborgen, vernietigd en/of weggemaakt en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken,
door dat lichaam en/of lijk in een laken te verplaatsen en/of te vervoeren naar een andere woning en/of die stoel/fauteuil uit elkaar te halen en/of (vervolgens) bij het grof vuil te zetten en/of het laken en/of de kleding (onder meer een shirt en/of broek) en/of het sieraad (kruis) en/of de telefoon(s) in vuilcontainer(s) en/of het water te gooien;
2
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als getuige van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin [slachtoffer] verkeerde, heeft nagelaten hulp te verlenen of te verschaffen aan voornoemde [slachtoffer] ,
door als aanwezige in de directe nabijheid van die [slachtoffer] , die ten gevolge van een misdrijf zwaar lichamelijk letsel had opgelopen adequate lichamelijke verzorging en/of inschakeling van adequate medische hulp en/of verzorging te onthouden,
terwijl bij het inschakelen van hulpverlening voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of voor anderen te duchten was,
waarna de dood van voornoemde hulpbehoevende [slachtoffer] op 28 september 2022 is gevolgd.