I. Gedaagden te veroordelen om het gehuurde met het zijne en al de zijnen te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser01] te stellen, uiterlijk binnen drie dagen na betekening van dit vonnis;
II. Gedaagden te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van € 21.200,00, zijnde de huurachterstand tot en met februari 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat iedere huurtermijn verschuldigd is tot aan de dag van voldoening;
III. Gedaagden te veroordelen tot betaling van de huur of gebruikersvergoeding ingaande 1 maart 2024 groot € 2200,00 per maand tot aan de dag van de feitelijke ontruiming van het gehuurde;
IV. Gedaagden te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van de
verbeurde contractuele boete tot en met 31 januari 2023 zoals bepaald in artikel 2 van de huurovereenkomst en voorts de verschuldigde contractuele boete mede van toepassing te verklaren en gedaagden daartoe te veroordelen voor de periode ingaande 1 februari 2023;
V. Gedaagden te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van de
buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.194,27;
VI. Gedaagden te bevelen medewerking te verlenen aan de taxateur voor het verrichten van de woningtaxatie, waarbij toegang tot het gehuurde aan de taxateur dient te worden verleend op een datum en tijdstip die door de taxateur zal worden bepaald, zulks binnen 24 uur na dit vonnis en op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen) voor iedere dag dat gedaagden weigeren daaraan te voldoen;
VII. Te bepalen dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld in de nakoming van de
veroordelingen jegens eiser, en met dien verstande dat voor wat betreft de betalingsverplichtingen geldt dat betaling door de een ertoe zal strekken dat de ander voor dat deel zal worden bevrijd.
VIII. Gedaagde te veroordelen in de proceskosten, alsmede de nakosten.