ECLI:NL:RBROT:2024:9856

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
10/069206-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van een studiegenoot en medewerkers van een school, alsook aan bedreiging van een van deze medewerkers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar is, in de periode van 26 juni 2023 tot en met 13 februari 2024 herhaaldelijk contact heeft gezocht met de studiegenoot, ondanks dat zij geen contact met hem wenste. Dit contact bestond uit het versturen van berichten via sociale media en e-mail, en het persoonlijk aanspreken van de studiegenoot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, wat leidde tot angst bij de studiegenoot.

Daarnaast heeft de verdachte ook medewerkers van de school belaagd door hen te bestoken met e-mails en telefoontjes, ondanks waarschuwingen om te stoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook een medewerker heeft bedreigd met de dood, wat de ernst van zijn daden vergroot. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 81 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met de studiegenoot. De rechtbank heeft ook een maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt zich in Rotterdam op te houden, om herhaling van de feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/069206-24
Datum uitspraak: 11 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
verblijvende in [verblijfadres] ,
raadsvrouw mr. S.A.C. de Ridder, advocaat te 's-Hertogenbosch.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 4 juni 2024 en 28 augustus 2024 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Betrokkene wordt er van verdacht [aangeefster] alsmede medewerkers van [naam school] in Rotterdam, te hebben belaagd. Tevens is de verdenking dat hij [naam 1] heeft bedreigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan het overgebleven deel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht en verplichte behandeling, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden;
  • oplegging van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), inhoudende een contact- en locatieverbod voor de duur van drie jaar waarbij voor elke overtreding een vervangende hechtenis van twee weken staat met een maximum van zes maanden, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1 primair (belaging [aangeefster] )
4.1.1.
Standpunt verdediging
Primair is aangevoerd dat de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen niet zodanig zijn dat kan worden gesproken van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. In een deel van de tenlastegelegde periode is zelfs geheel geen contact gezocht door de verdachte. Daarnaast is de invloed van de gedragingen op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster niet voldoende ernstig geweest: zij is namelijk pas angstig geworden na waarschuwingen van [naam school] ( [naam school] ). Ook heeft aangeefster niet uitdrukkelijk duidelijk gemaakt aan de verdachte dat zij geen contact met hem wenste. De verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde belaging.
Subsidiair is bepleit om de eventuele bewezenverklaring te beperken tot de periode waarin er daadwerkelijk contactmomenten zijn geweest. Verzocht wordt om ongeveer vier maanden bewezen te verklaren, in plaats van de ten laste gelegde acht maanden.
4.1.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat de verdachte in een periode van een aantal maanden verschillende keren en op verschillende manieren contact heeft gezocht met aangeefster. De verdachte heeft op 26 juni 2023 voor het eerst contact gezocht door aangeefster een briefje op school te overhandigen met de tekst “ik vind jou ook knap”. Vervolgens heeft de verdachte verschillende vriendschapsverzoeken verstuurd op sociale media, reageerde hij op het TikTok-account van aangeefster en stuurde hij haar een bericht via Instagram waarin hij refereert aan een liefdesrelatie met aangeefster. Aangeefster heeft steeds niet gereageerd op de berichten van de verdachte en het account van de verdachte geblokkeerd of verwijderd. Op 5 november 2023 heeft de verdachte vervolgens een e-mail gestuurd naar aangeefster vanaf het e-mailadres [e-mailadres] , waarin hij zichzelf [naam 2] noemde. Hij gebruikte daarbij dus de naam van aangeefster als zijnde zijn eigen naam. [naam 2] geeft hierin toestemming aan aangeefster om hem op te halen en meldt dat hij dan permanent bij haar familie zal komen wonen. Hoewel de verdachte ontkent deze mail te hebben verzonden, acht de rechtbank dit bewezen gelet op de specifieke persoonlijke informatie die in de mail wordt gedeeld, waaruit blijkt dat de afzender verdachte moet zijn geweest. De afzender van de e-mail noemt de volledige namen van de ouders van de verdachte en duidt hen aan als “biologische ouders”. Daarnaast is in de e-mail een gedetailleerde lijst met persoonlijke bezittingen opgenomen, waarvan verdachte ter zitting heeft bevestigd dat het zijn bezittingen zijn. Opnieuw heeft aangeefster niet gereageerd op dit bericht.
Op 24 november 2023 heeft de verdachte aangeefster in persoon aangesproken op school. Er heeft daarna een gesprek plaatsgevonden met het [naam school] waarin de verdachte is gesommeerd te stoppen met het zoeken van contact met aangeefster. Op 28 november 2023 heeft de politie een stopgesprek gevoerd met de verdachte. Desondanks heeft de verdachte op 13 februari 2024 opnieuw berichten naar aangeefster verstuurd via Instagram. Daarin beschrijft de verdachte elf “gebeurtenissen”. Uit deze beschrijvingen kan worden opgemaakt dat de verdachte aangeefster een langere tijd in de gaten heeft gehouden. Deze observaties heeft hij gedetailleerd opgenomen in het bericht. Aangeefster heeft verklaard dat zij zeer angstig is geworden door het handelen van de verdachte, temeer nu de verdachte steeds refereert aan een liefdesrelatie met haar, terwijl zij elkaar tot 24 november 2024 nooit hebben gesproken. De onsamenhangende en warrige berichten, verontrustten en beangstigden haar.
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat de verdachte vanaf 26 juni 2023 herhaaldelijk contact heeft geprobeerd te zoeken met aangeefster, waarbij de strekking van zijn berichten was dat hij met aangeefster een relatie had of in de toekomst zou krijgen. Aangeefster, die de verdachte nog nooit had gesproken, heeft nimmer gereageerd op de verdachte en zijn account meermaals geblokkeerd en verwijderd. Het moet voor de verdachte daarom duidelijk zijn geweest dat aangeefster geen contact met hem wenste. Door dit tegen haar wens toch te doen – zelfs na (stop)gesprekken met het [naam school] en de politie – heeft de verdachte wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Daarbij acht de rechtbank in het bijzonder de aard en intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte van belang, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster.
Wat betreft de periode van de belaging gaat de rechtbank van het volgende uit. Uit de aangifte van aangeefster blijkt dat de verdachte vanaf 26 juni 2023 contact heeft geprobeerd te zoeken met aangeefster. Vanaf 28 november 2023 is hij daar een aantal maanden mee gestopt. Op 13 februari 2024 heeft de verdachte opnieuw contact gezocht. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de verdachte tussen 26 juni 2023 tot 28 november 2023, alsmede op 13 februari 2024 contact heeft gezocht met aangeefster. In totaal gaat het daarmee om een periode van ongeveer vijf maanden.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 primair (belaging medewerkers [naam school] )
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte bekent medewerkers van het [naam school] e-mails en chats te hebben gestuurd en een aantal van hen te hebben gebeld. Dit heeft hij echter gedaan om zijn opleiding te kunnen vervolgen. Dit blijkt ook uit de inhoud van de berichtgeving. Daarnaast is het onduidelijk wanneer het sturen van de e-mails precies is begonnen. In het dossier zijn enkel e-mails opgenomen van februari 2024. Ook is sprake van dubbeltellingen in het proces-verbaal waarin het aantal verstuurde e-mails wordt vastgesteld. Verder is het de vraag in hoeverre met het handelen van de verdachte inbreuk kan worden gemaakt op de
persoonlijkelevenssfeer nu het gaat om ‘medewerkers van het [naam school] ’. Gelet op de beperkte intensiteit, duur en invloed op de persoonlijke levenssfeer, kan niet worden gesproken van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De verdachte dient te worden vrijgesproken van de laste gelegde belaging.
Subsidiair is aangevoerd voor de eventueel bewezen te verklaren periode aansluiting te zoeken bij het in het dossier gevoegde overzicht van de gestuurde e-mails. Daarin staat dat de e-mails zijn verzonden tussen 16 februari 2024 en 25 februari 2024.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat de verdachte een grote hoeveelheid e-mails en Teams-chats heeft gestuurd naar verscheidene medewerkers van het [naam school] . Uit de aangifte die namens het [naam school] is gedaan blijkt dat de verdachte op 20 november 2023 is begonnen met het versturen van berichten. Het [naam school] heeft de verdachte meermaals gesommeerd te stoppen. Zijn telefoonnummer is geblokkeerd en ook zijn e-mailadres van school – waarmee hij in eerste instantie de e-mails stuurde – is verwijderd. Desondanks bleef de verdachte – door met zijn privé e-mailadres e-mails te sturen – contact zoeken met medewerkers van het [naam school] . Alleen al in de periode van 16 februari 2024 tot en met 25 februari 2024 waren dat in totaal 576 berichten. Het ging dan om tientallen e-mails aan medewerker van het [naam school] . Daarnaast heeft de verdachte drie medewerkers in de nachtelijke uren gebeld.
Dat de verdachte enkel zo gehandeld zou hebben om terug naar school te mogen gaan, zoals de verdediging heeft aangevoerd, vindt niet altijd steun in de inhoud van de berichten. En zelfs als dit de enige drijfveer zou zijn geweest voor het handelen van verdachte, betekent dit niet dat de wederrechtelijkheid van dat handelen daarmee zou ontbreken. Uit het dossier blijkt dat de e-mails met een zeer hoge frequentie zijn verstuurd, maar ook met enige regelmaat dreigende en verontrustende inhoud bevatten. Dat de verdachte – ondanks de gesprekken met [naam school] en het blokkeren van zijn telefoonnummer en het verwijderen van zijn schoolmail – door is gegaan met het zoeken van contact met medewerkers van het [naam school] , maakt dat de verdachte opzettelijk een stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van die medewerkers.
Voor wat betreft de beginperiode van de belaging sluit de rechtbank aan bij de aangifte die namens het [naam school] is gedaan. De gehele tenlastegelegde periode zal daarom bewezen worden verklaard.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde feit wordt bewezen geacht.
4.3.
Bewijswaardering feit 3 (bedreiging)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De uiting van de verdachte kan niet worden gekwalificeerd als een bedreiging. Het gaat hierbij om een uiting van frustratie of een emotionele ontlading waardoor bij aangever niet de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee werd gedreigd.
4.3.2.
Beoordeling
Het staat vast dat aangever, via een ander, een bericht van de verdachte heeft ontvangen waarin staat "Als [naam 1] nog steeds niks wilt gaan doen. Dan zal hij in een onbepaalde tijd het leven uitstappen". Voor de beoordeling van de vraag of bij aangever in redelijkheid de vrees heeft kunnen ontstaan dat de verdachte daadwerkelijk zou overgaan tot hetgeen waarmee hij dreigde, acht de rechtbank het volgende van belang. De door de verdachte gekozen bewoordingen duiden op het plegen van een levensdelict. De uiting is daarnaast gedaan op een moment dat er een ‘conflict’ speelde tussen het [naam school] en de verdachte, waarbij de verdachte van school is gestuurd en langere tijd aangever, maar ook andere medewerkers van de school, bestookt heeft met vele e-mails. Deze e-mails waren in sommige gevallen dreigend, en veelal onsamenhangend van aard. Daarbij komt dat de aangever zich zorgen maakte omtrent verward gedrag dat de verdachte vertoonde in de periode voorafgaand aan de bedreiging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de uitlating van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer kon worden gelegd. De aangever is ook daadwerkelijk bang geworden en wel zodanig, dat hij na ontvangst van dit bericht heeft besloten thuis te gaan werken.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde feit wordt bewezen geacht.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 26 juni 2023 tot en met 13 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [aangeefster]
door
-
eenbriefje te sturen aan die [aangeefster] en- (veelvuldig) berichten en vriendschapsverzoeken via social media aan die [aangeefster] te sturen en
-
eene-mail aan die [aangeefster] te versturen en
- die [aangeefster] in persoon eenmaal aan te spreken en
- die [aangeefster] te observeren en die observaties haar toe te sturen, en
- de tweede naam en achternaam van die [aangeefster] te gebruiken,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2023 tot en met 27 februari 2024 te Rotterdam,
althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van verschillende medewerkers van [naam school]
door
- ( veelvuldig) e-mails, teamschats aan die medewerkers te versturen,
- telefonisch contact op te nemen met die medewerkers, met het oogmerk die medewerkers te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
3
hij op 15 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
[naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam 1] (door een bericht aan collega's van die [naam 1] te
sturen, welke door die [naam 1]
isontvangen) dreigend de woorden toe te voegen "Als [naam 1] nog steeds niks wilt gaan doen. Dan zal hij in een onbepaalde tijd het leven uit stappen", g.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Belaging;

2.Belaging;

3.Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van een studiegenoot, belaging van medewerkers van [naam school] in Rotterdam en bedreiging van één van deze medewerkers. De verdachte heeft zijn studiegenoot op verschillende wijzen benaderd. Hij heeft haar onder andere indringende, bizarre en verontrustende berichten gestuurd waaruit bleek dat hij haar een langere tijd heeft geobserveerd. Ook stuurde hij haar berichten waaruit bleek dat hij een liefdesrelatie met haar dacht te hebben of aan wilde gaan. Voor de aangeefster is dit zeer beangstigend geweest, des te meer nu zij de verdachte nooit had gesproken. De verdachte is gelet op het voorgaande voor onbepaalde tijd geschorst van school. De verdachte is vanaf dat moment ook verschillende medewerkers van het college gaan belagen door hen te bestoken met tientallen e-mails in een zeer korte tijd en een aantal van hen te bellen in de nachtelijke uren. Eén van deze medewerkers heeft hij tevens bedreigd met de dood. Door zo te handelen heeft de verdachte ook gevoelens van angst en onzekerheid bij de medewerkers van het college veroorzaakt en moet de situatie extra beangstigend zijn geworden voor de aangeefster.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam 3] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 mei 2024. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
“Bij de verdachte is sprake van een autismespectrumstoornis, zwakbegaafdheid
en een (erotomane) waanstoornis. Tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten waren deze stoornissen aanwezig. Geadviseerd wordt om de feiten in (sterk) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte is door zijn waanstoornis ervan overtuigd dat de aangeefster verliefd op hem is. Door de autismespectrumstoornis is hij eenzaam en kwetsbaar en heeft hij minder controle over zijn gedrag. Door de zwakbegaafdheid komt daarbij dat hij minder goed begrijpt wat er aan de hand is. Er bestaat een hoog risico op herhaling van belaging”.
De psychiater adviseert klinische behandeling als onderdeel van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Psycholoog [naam 4] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 18 mei 2024. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
“Bij de verdachte is sprake van een autismespectrumstoornis en een daarmee samenhangende waanstoornis van het gemengde type (erotomaan en achtervolging). Tevens is sprake van zwakbegaafdheid. Deze stoornissen waren aanwezig tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt de bewezen feiten in (sterk) verminderde mate toe te rekenen. De stoornissen van de verdachte maken dat hij niet goed in staat is sociale communicatie en gedrag te begrijpen, betekenis en gevolgen van zijn eigen gedrag voor anderen en zichzelf te overzien en het eigen denken en handelen flexibel te sturen. Het risico op herhaling van stalking wordt bij uitblijven van interventies als hoog ingeschat”.
De psycholoog adviseert klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk op te leggen strafdeel.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 augustus 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is reeds aangemeld voor klinische behandeling en bevindt zich in de FPA de Schelde. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, klinische en ambulante behandeling en een locatieverbod en contactverbod met het slachtoffer. Zij adviseren de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Nu de conclusies van de psychiater en de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De ten laste gelegde feiten worden dus in verminderde mate aan de verdachte toegerekend.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Bovendien houdt de rechtbank rekening met de eerdergenoemde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een gevangenisstraf van 240 dagen opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het door de verdachte reeds ondergane voorarrest. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank het overige deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht zullen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Er is voldaan aan het wettelijk criterium en de verdediging heeft ingestemd met dadelijke uitvoerbaarheid.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte tevens de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van drie jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor Rotterdam en een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] . De verdediging heeft bepleit dat een locatieverbod voor heel Rotterdam te ver voert, maar nu het precieze adres van aangeefster niet bij de verdachte bekend is en dit ook zo dient te blijven, acht de rechtbank een nadere precisering en beperking van het verboden verbied niet opportuun.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer [slachtoffer] , wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd: [benadeelde partij] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 177,28 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.500,= aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Verzocht wordt de materiële schade, bestaande uit de reiskosten die de vader van de benadeelde partij heeft gemaakt om haar naar school te brengen, te vergoeden voor zover die zijn gemaakt tot en met de dag waarop de verdachte is aangehouden, namelijk op 26 februari 2024. Verzocht wordt het toe te kennen bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen tot € 1.000,=. De officier van justitie verzoekt de schade te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair verzoekt de verdediging de vordering tot vergoeding van materiële schade af te wijzen. Subsidiair verzoekt zij enkel de schade te toe wijzen die is opgetreden tot aan de aanhouding van de verdachte. Verzocht wordt om de te vergoeden immateriële schade te matigen tot een symbolisch bedrag van € 100,=.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De materiële schade bestaat uit verplaatste schade, namelijk de reiskosten van de vader van de verdachte bij het naar school brengen van de benadeelde partij. Dit was noodzakelijk vanwege de bij de benadeelde partij ontstane angst om alleen naar school te gaan als gevolg van het handelen van de verdachte. De rechtbank zal de reiskosten vergoeden tot en met 26 februari 2024, de datum waarop de verdachte is aangehouden. Deze kosten zijn genoegzaam onderbouwd. Na deze datum bevond de verdachte zich in detentie, zodat het causaal verband tussen de gemaakte kosten van na deze datum en het handelen van de verdachte onvoldoende is gebleken. De materiële kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 94,12. De immateriële schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van € 1.000,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
In het overige deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dienovereenkomstig dat de te vergoeden materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rent vanaf 9 januari 2024. De te vergoeden immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.094,12, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 81 (eenentachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen twee dagen na de uitspraak bij Reclassering Tilburg Ringbaan West 275, Tilburg, via telefoonnummer 088 8041505. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. de veroordeelde laat zich opnemen bij GGZ WNB, of een vergelijkbare instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is gestart op 6 augustus 2024. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in Rotterdam, gedurende 3 jaren na heden of zo veel korter en/of voor een beperkter gebied als het Openbaar Ministerie nodig acht;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , gedurende 3 jaren na heden;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering [benadeelde partij]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen een bedrag van
€ 1.094,12 (zegge: duizendvierennegentig euro en twaalf eurocent), bestaande uit € 94,12 materiële schade en € 1.000,= immateriële schade. De materiële schade vermeerderd met de wettelijke rent hierover vanaf 9 januari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 26 juni 2023, tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 1.094,12 (zegge: duizendvierennegentig euro en twaalf eurocent). De materiële schade van € 94,12 vermeerderd met de wettelijke rent hierover vanaf 9 januari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade van € 1.000,= vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 26 juni 2023, tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.094,12 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 september 2024.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2023 tot en met 13 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [aangeefster]
door
- ( veelvuldig) briefjes te sturen aan die [aangeefster] en/of
- ( veelvuldig) berichten en/of vriendschapsverzoeken via social media aan die [aangeefster] te sturen en/of
- ( veelvuldig) e-mails aan die [aangeefster] te versturen en/of
- die [aangeefster] in persoon meermaals, althans eenmaal, aan te spreken en/of
- die [aangeefster] meermaals, althans eenmaal, op te wachten, en/of
- die [aangeefster] te observeren en/of die observaties haar toe te sturen, en/of
- de tweede naam en/of achternaam van die [aangeefster] te gebruiken,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 23 juni 2023 tot en met 13 februari 2024 te Rotterdam,
een ander, te weten [aangeefster] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere
feitelijkheid gericht tegen die ander,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten te dulden dat zij veelvuldig berichten van hem ontving en/of met hem geconfronteerd werd en/of een relatie met verdachte zou hebben,
door
- ( veelvuldig) briefjes te sturen aan die [aangeefster] en/of
- ( veelvuldig) berichten en/of vriendschapsverzoeken via social media aan die [aangeefster] te sturen en/of
- ( veelvuldig) e-mails aan die [aangeefster] te versturen en/of
- die [aangeefster] in persoon meermaals, althans eenmaal, aan te spreken en/of
- die [aangeefster] meermaals, althans eenmaal, op te wachten, en/of
- die [aangeefster] te observeren en/of die observaties haar toe te sturen, en/of
- de tweede naam en/of achternaam van die [aangeefster] te gebruiken, en/of
- anderen te vertellen dat hij, verdachte, een relatie heeft met die [aangeefster] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2023 tot en met 27 februari 2024 te Rotterdam,
althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van verschillende medewerkers van [naam school]
door
- ( veelvuldig) e-mails, teamschats en/of WhatsAppberichten aan die medewerkers te versturen,
- telefonisch contact op te nemen met die medewerkers, en/of
- die medewerkers met hun telefoonnummers toe te voegen aan groepsgesprekken en hierin
berichten te verzenden
met het oogmerk die medewerkers te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 20 november 2023 tot en met 27 februari 2024 te Rotterdam, een ander, te weten medewerkers van [naam school] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere
feitelijkheid gericht tegen die ander,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten te dulden dat zij veelvuldig berichten van hem ontvingen en/of met hem geconfronteerd werden,
door
- ( veelvuldig) e-mails, teamschats en/of WhatsAppberichten aan die medewerkers te versturen,
- telefonisch contact op te nemen met die medewerkers, en/of
- die medewerkers met hun telefoonnummers toe te voegen aan groepsgesprekken en hierin
berichten te verzenden;
3
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
[naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam 1] (door middel van een (WhatsApp) bericht en/of via een mailbericht
met een screenshot van een WhatsApp bericht aan collega's van die [naam 1] te
sturen, welke door die [naam 1] zijn ontvangen) dreigend de woorden toe te voegen "Als [naam 1] nog steeds niks wilt gaan doen. Dan zal hij in een onbepaalde tijd het leven uit stappen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.