ECLI:NL:RBROT:2024:9847

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/682779 / FA RK 24-5351
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een gezagskwestie

Op 11 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder en de stiefvader over de minderjarige [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de oma van de minderjarige tot voogdes te benoemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die bij de oma verblijft, zich goed ontwikkelt en dat er geen contact meer is tussen de minderjarige en haar ouders. De ouders hebben bewust afstand genomen van de minderjarige en hebben ingestemd met het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag te beëindigen en de voogdij bij de oma te beleggen. De kinderrechter heeft de wettelijke vereisten voor de gezagsbeëindiging als voldaan beschouwd en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en de ouders zijn veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de voogdes.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/682779 / FA RK 24-5351
Datum uitspraak: 11 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats 1],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R. Tetteroo te Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [plaatsnaam],
advocaat mr. N. Aydogan-Kütük te Rotterdam,
[naam 3],
hierna te noemen: de oma,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. R. Tetteroo, namens de moeder;
  • mr. N. Aydogan-Kütük, namens de stiefvader;
  • de oma;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 4];
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 5].
De moeder en de stiefvader zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder en de stiefvader wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de stiefvader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de oma.
2.3.
Bij beschikking van 29 december 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 9 januari 2025. Tevens heeft de kinderrechter bij deze beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 9 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder en de stiefvader te beëindigen en de oma tot voogdes over [minderjarige] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. [minderjarige] ontwikkelt zich goed en heeft rust en veiligheid gevonden bij de oma. Het contact tussen [minderjarige], de moeder, de stiefvader en haar halfbroertjes is al langere tijd verbroken en hier zal op korte termijn geen verandering in komen. Het perspectief van [minderjarige] ligt bij de oma. Het is in het belang van [minderjarige] om de voogdij bij de oma te beleggen.
4.2.
De GI kan zich vinden in het verzoek van de Raad. Vanaf het moment dat [minderjarige] bij de oma is gaan verblijven, zijn de moeder en de stiefvader uit contact gegaan met [minderjarige] en de GI. De moeder en de stiefvader hebben aangegeven geen gezag meer te willen over [minderjarige]. Hierdoor is het ook lastig voor [minderjarige] om praktische zaken te regelen. De GI ziet geen meerwaarde in het beleggen van de voogdij bij de GI als neutraal persoon. [minderjarige] heeft op dit moment geen behoefte aan persoonlijke hulpverlening en de pleegzorg bij de oma kan doorlopen. Daarnaast ziet de GI geen mogelijkheden voor contactherstel tussen [minderjarige], de moeder en de stiefvader. Het perspectief van [minderjarige] ligt bij de oma. Sinds [minderjarige] bij de oma verblijft, is er een stijgende lijn in haar ontwikkeling en is zij gemotiveerd om naar school te gaan. Het is in het belang van [minderjarige] om de voogdij bij de oma te beleggen.
4.3.
Namens de moeder wordt ter zitting ingestemd met het verzoek van de Raad. Het is een bewuste keuze van de moeder om afstand te nemen van [minderjarige]. Hoewel de moeder geen voorkeur heeft, geeft de advocaat namens de moeder aan dat het beleggen van de voogdij bij een neutraal persoon gelet op de verstoorde verhoudingen wellicht wenselijker is.
4.4.
Namens de stiefvader wordt ter zitting ingestemd met het verzoek van de Raad. Gelet op de keuzes van [minderjarige] en de situatie in het verleden is er bewust geen contact meer met [minderjarige].
4.5.
De oma verklaart zich ter zitting bereid de voogdij op zich te nemen. De oma heeft altijd voor [minderjarige] gezorgd. De oma begrijpt niet waarom het contact met de moeder en de stiefvader zo ernstig verstoord is. Het is erg verdrietig voor [minderjarige] dat het zo is gelopen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan. De kinderrechter zal hieronder uitleggen waarom zij tot die conclusie komt.
5.3.
[minderjarige] kent een verleden van een onstabiele opvoedingssituatie met huiselijk geweld, onderlinge conflicten en problemen. Hierdoor heeft [minderjarige] verschillende verblijfssituaties gekend. Inmiddels verblijft [minderjarige] geruime tijd bij de oma, waar [minderjarige] rust heeft gekregen en zich op een positieve manier aan het ontwikkelen is. Het perspectief van [minderjarige] ligt bij de oma.
5.4.
De relatie tussen [minderjarige], de moeder en de stiefvader is ernstig verstoord. De moeder en de stiefvader hebben er bewust voor gekozen om geen contact meer te hebben met [minderjarige]. De afgelopen twee jaar is er dan ook geen enkele vorm van contact geweest tussen [minderjarige], de moeder en de stiefvader. Ook zijn de moeder en de stiefvader uit het contact gestapt met de GI. Gelet hierop is het voor [minderjarige] erg moeilijk om praktische zaken te regelen. Het is duidelijk dat een terugkeer van [minderjarige] naar de moeder en de stiefvader niet binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn mogelijk gaat zijn. Zowel vanuit de moeder en de stiefvader is er geen behoefte aan contactherstel. Daarnaast is namens de moeder en de stiefvader ter zitting aangegeven dat zij achter het verzoek betreffende de gezagsbeëindiging staan. Zij hebben er ook bewust voor gekozen om niet ter zitting te verschijnen.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat aan de wettelijke vereisten voor de door de Raad verzochte gezagsbeëindiging is voldaan en dat het nemen van die maatregel in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Beëindiging van het gezag van de moeder en de stiefvader is nodig om [minderjarige] de duidelijkheid te bieden die zij nodig heeft en haar de mogelijkheid te geven om belangrijke en praktische zaken die haar aangaan goed te kunnen regelen.
De kinderrechter zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder en de stiefvader daarom toewijzen.
5.6.
De beeindiging van het gezag houdt niet in dat -in de toekomst- er geen contact meer kan zijn tussen de moeder, stiefvader en [minderjarige]. Hopelijk komt daar uiteindelijk juist weer ruimte voor. Ook voor contact tussen [minderjarige] en haar halfbroertjes.
5.7.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder en de stiefvader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de kinderrechter op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de kinderrechter als volgt.
5.8.
Gelet op het feit dat er geen enkele vorm van contact is met de moeder en de stiefvader is de kinderrechter van oordeel dat het beleggen van de voogdij bij een neutraal persoon, in de vorm van de GI, op dit moment en de nabije toekomst geen meerwaarde zal hebben. Dit terwijl de oma in staat is de voogdij over [minderjarige] op zich te nemen en zij zich ter zitting hiertoe bereid heeft verklaard. De oma is al lange tijd betrokken bij de opvoeding en verzorging van [minderjarige] en het perspectief van [minderjarige] ligt bij de oma. Daarnaast heeft [minderjarige] op dit moment geen behoefte aan persoonlijke hulpverlening en is er geen opening voor contactherstel. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat de voogdij wordt belegd bij de oma.
5.9.
De kinderrechter is daarom van oordeel dat de oma moet worden belast met de voogdij.
5.10.
Op grond van artikel 1:276, eerste lid, van het BW worden de moeder en de stiefvader, als de moeder en de stiefvader van wie het gezag wordt beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in het bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerden over het vermogen van [minderjarige].

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam 1], geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2] en [naam 2], geboren op [geboortedatum 3] in [geboorteplaats 3] over [minderjarige];
6.2.
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige, [naam 3], geboren op [geboortedatum 4] in [geboorteplaats 4];
6.3.
veroordeelt de moeder en de stiefvader aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [minderjarige] te doen;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024 door mr. J.C.M. Persoon, rechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 23 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.