ECLI:NL:RBROT:2024:9796

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
11213789 CV EXPL 24-17714
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en veroordeling tot betaling huurachterstand en verstrekking gegevens onderhuurders

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een huurovereenkomst tussen een verhuurder en een huurder. De huurder, die de woning had gehuurd met het oog op onderverhuur, had een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd van € 14.721,41. De verhuurder eiste ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van de achterstand. De huurder had eerder een regeling getroffen om de achterstand in te lopen, maar deze was niet nagekomen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden, conform artikel 6:265 BW. Daarnaast werd de huurder veroordeeld om de contactgegevens en huurovereenkomsten van de onderhuurders aan de verhuurder te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 200,- per dag, met een maximum van € 20.000,-. De kantonrechter kende ook incassokosten van € 922,21 en rente toe aan de verhuurder. De proceskosten werden begroot op € 1.383,72, die voor rekening van de huurder kwamen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder het vonnis direct kan uitvoeren, ook als de huurder in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11213789 CV EXPL 24-17714
datum uitspraak: 20 september 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Roosendaal,
eiser,
gemachtigde: mr. F.F.J. Froger,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Nieuwerkerk aan den IJssel,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 9 juli 2024, met bijlagen.
1.2.
[gedaagde] heeft uitstel gevraagd om op de dagvaarding te mogen antwoorden en dat uitstel ook gekregen tot 15 augustus 2024. Op die datum is geen antwoord ontvangen en ook geen nieuw uitstelverzoek. Daarom is bepaald dat vonnis wordt gewezen. [gedaagde] heeft daarna nog wel een stuk naar de griffie gestuurd, maar dat stuk is pas ruimschoots na 15 augustus door de griffie ontvangen en zal daarom buiten beschouwing blijven.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 1 oktober 2022 een woning van [eiser] . De huur is nu € 1.647,38 per maand. De woning is door [gedaagde] van [eiser] gehuurd ten behoeve van onderverhuur, door [gedaagde] in privé of via zijn onderneming [onderneming A] .
2.2.
Op dit moment is er een huurachterstand. [eiser] eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. Een tussen partijen gemaakte afspraak over het inlopen van de achterstand is door [gedaagde] niet nagekomen, daarom is die regeling vervallen. [eiser] wil de huurovereenkomst met de onderhuurder voortzetten. Daarom vraagt hij ook een veroordeling van [gedaagde] om de gegevens van de onderhuurder te verstrekken, op straffe van een dwangsom.
[gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de huurovereenkomst wordt ontbonden. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 14.721,41 betalen
2.3.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 14.721,41 aan [eiser] te betalen. [eiser] heeft gesteld dat dit de huurachterstand is tot en met 3 juli 2024 en [gedaagde] heeft dat niet weersproken. Vanaf 3 juli 2024 tot en met vandaag (de datum van ontbinding van de huurovereenkomst) moet [gedaagde] € 1.647,38 per maand betalen. De huurprijs moet immers betaald worden zolang de huurovereenkomst bestaat.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.4.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening ook mee gehouden dat partijen, nadat er al een forse achterstand was ontstaan, een regeling hebben getroffen en [gedaagde] die regeling niet is nagekomen.
[gedaagde] moet de gegevens van de onderhuurders verschaffen
2.5.
[gedaagde] moet aan [eiser] de contactgegevens en huurovereenkomsten van de onderhuurders van de woning verschaffen. [eiser] heeft voldoende belang bij die vordering, omdat hij de huurovereenkomst met deze onderhuurder(s) voortzet na ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] . [eiser] heeft voldoende gesteld waaruit blijkt dat een dwangsom aan deze veroordeling moet worden verbonden. De kantonrechter matigt de gevorderde dwangsom echter ambtshalve tot een bedrag van € 200,- per dag, omdat de gevorderde dwangsom van € 1.000,- niet in verhouding staat tot het gevorderde en het belang van [eiser] . Een dwangsom van € 200,- per dag moet voldoende prikkel zijn voor [gedaagde] om aan deze veroordeling te voldoen. Het maximum van de dwangsom wordt gesteld op € 20.000,-. De dwangsom wordt verschuldigd als [gedaagde] de gegevens en huurovereenkomst niet binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] overlegt.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.6.
De incassokosten van € 922,21 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.7.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
Geen ambtshalve toetsing
2.8.
[gedaagde] heeft de woning gehuurd om deze te kunnen onderverhuren. Naast deze woning heeft hij nog meer woningen van [eiser] gehuurd, met hetzelfde doel. Dit betekent dat [gedaagde] geen consument is in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen. De kantonrechter heeft daarom niet (ambtshalve) getoetst of sprake is van oneerlijke bedingen in de huurovereenkomst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 706,- aan griffierecht, € 406,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt × € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.383,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 15.643,62, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 14.721,41 vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 1.647,38 per maand vanaf 3 juli 2023 tot en met vandaag, voor zover [gedaagde] de na 3 juli 2024 verschenen huurtermijnen onbetaald heeft gelaten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 14.721,41 vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen betreffende de woning aan de [adres] in Rotterdam;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te overleggen de contactgegevens en huurovereenkomst met de onderhuurders van de woning aan de [adres] in Rotterdam, op straffe van een dwangsom van € 200,- per dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 20.000,-;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.383,72;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810