In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen een huurder en een verhuurder over een huurachterstand van bedrijfsruimten. De huurder, gevestigd in Rotterdam, heeft sinds 6 november 2017 een bedrijfsruimte gehuurd en vanaf 1 april 2020 een tweede bedrijfsruimte. De huurprijs bedraagt respectievelijk € 1.340,87 en € 1.346,80 per maand. De verhuurder heeft de huurder gedagvaard wegens een huurachterstand en vordert ontruiming van de bedrijfsruimten. De huurder erkent de huurachterstand, maar beroept zich op overmacht, stellende dat zij geen betalingen kan ontvangen uit Libië vanwege EU-sancties. De kantonrechter oordeelt dat het risico van deze situatie bij de huurder ligt en dat er geen sprake is van overmacht. De huurder wordt veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en ontruiming van de bedrijfsruimten. Daarnaast wordt de huurder veroordeeld tot betaling van contractuele boetes en proceskosten. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de verhuurder het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de huurder in hoger beroep gaat. Het vonnis is gewezen op 13 september 2024.