In deze zaak heeft Iza Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens een betalingsachterstand van € 485,86 aan premie en zorgkosten. De procedure begon met een dagvaarding op 19 maart 2024, waarna [gedaagde] op verschillende momenten zijn verweer heeft gevoerd, maar niet op de conclusie van repliek heeft gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] een zorgverzekering bij Iza had afgesloten en dat hij verplicht was om maandelijks premie te betalen, evenals de zorgkostennota's die Iza hem toestuurde. Iza stelde dat [gedaagde] niet volledig had betaald voor de maanden februari 2021, januari 2023 en januari 2024, en voor zorgkostennota's van 22 november 2018 en 4 mei 2022, wat resulteerde in een totale achterstand van € 783,65. Na betaling door [gedaagde] na de dagvaarding, heeft Iza haar vordering verlaagd tot € 485,86.
De kantonrechter heeft de vordering van Iza toegewezen, omdat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij de gevorderde bedragen al had betaald. De rechter oordeelde dat de door [gedaagde] overgelegde bewijsstukken niet overtuigend waren en dat Iza haar vordering voldoende had onderbouwd. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten van € 58,87 en de proceskosten van € 1.019,39 aan [gedaagde] opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Iza het bedrag direct kan vorderen, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.