ECLI:NL:RBROT:2024:9768

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
11097828 CV EXPL 24-12387
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige premie en zorgkosten door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft Iza Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens een betalingsachterstand van € 485,86 aan premie en zorgkosten. De procedure begon met een dagvaarding op 19 maart 2024, waarna [gedaagde] op verschillende momenten zijn verweer heeft gevoerd, maar niet op de conclusie van repliek heeft gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] een zorgverzekering bij Iza had afgesloten en dat hij verplicht was om maandelijks premie te betalen, evenals de zorgkostennota's die Iza hem toestuurde. Iza stelde dat [gedaagde] niet volledig had betaald voor de maanden februari 2021, januari 2023 en januari 2024, en voor zorgkostennota's van 22 november 2018 en 4 mei 2022, wat resulteerde in een totale achterstand van € 783,65. Na betaling door [gedaagde] na de dagvaarding, heeft Iza haar vordering verlaagd tot € 485,86.

De kantonrechter heeft de vordering van Iza toegewezen, omdat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij de gevorderde bedragen al had betaald. De rechter oordeelde dat de door [gedaagde] overgelegde bewijsstukken niet overtuigend waren en dat Iza haar vordering voldoende had onderbouwd. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten van € 58,87 en de proceskosten van € 1.019,39 aan [gedaagde] opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Iza het bedrag direct kan vorderen, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11097828 CV EXPL 24-12387
datum uitspraak: 4 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Iza Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: [persoon A] .
De partijen worden hierna ‘Iza’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 maart 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde] van 16 mei 2024;
  • de aantekeningen van het aanvullende mondelinge antwoord van [gedaagde] van 13 juni 2024;
  • de door [gedaagde] op de zitting van 13 juni 2024 overgelegde stukken;
  • de repliek, met bijlagen.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd op de conclusie van repliek. Hij is niet verschenen op de rolzitting van 3 september 2024 en heeft ook niet schriftelijk gereageerd of om verdere aanhouding verzocht.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde] heeft bij Iza een zorgverzekering afgesloten. Op grond van die overeenkomst moet [gedaagde] elke maand premie aan Iza betalen. Daarnaast moet [gedaagde] de zorgkostennota’s, die Iza aan hem stuurt, ook betalen. In die zorgkostennota’s brengt Iza zorgkosten in rekening die niet door haar aan de zorgverlener vergoed zijn, omdat deze (voor een deel) onder het eigen risico en/of de eigen bijdrage van [gedaagde] vallen. Volgens Iza heeft [gedaagde] de premie van de maanden februari 2021, januari 2023 en januari 2024 en de zorgkostennota’s van 22 november 2018 en 4 mei 2022 (inclusief de kosten voor het verzenden van acceptgiro’s) niet volledig betaald en is er daardoor sprake van een betalingsachterstand van € 783,65. Daarom eist Iza in deze zaak dat [gedaagde] wordt veroordeeld om dat bedrag met rente en buitengerechtelijke kosten aan haar te betalen. In haar conclusie van repliek heeft Iza de geëiste hoofdsom verminderd tot een bedrag van € 485,86, omdat [gedaagde] ná dagvaarding nog heeft betaald.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van Iza. Hij brengt een groot aantal producties in het geding en voert aan dat de vordering niet klopt omdat er in de aan de dagvaarding gehechte specificatie bedragen zijn opgenomen die al betaald zijn en kenmerken en vervaldata in die specificatie niet juist zijn. [gedaagde] stelt daarnaast dat er nota’s in de specificatie zijn opgenomen, waar hij het niet mee eens is. Volgens [gedaagde] zijn er echter te veel fouten om alles uit te zoeken. Hij heeft het voorgelegd aan de deurwaarder maar die wilde hem niet te woord staan, aldus [gedaagde] .
2.3.
De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 485,86 aan achterstallige premie en zorgkosten aan Iza te betalen, met rente en buitengerechtelijke kosten. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde] moet € 485,86 aan achterstallig premie en zorgkosten betalen
2.4.
Iza heeft bij conclusie van repliek een uitgebreide specificatie van de actuele betalingsachterstand in het geding gebracht. Uit die specificatie blijkt duidelijk welke premiebedragen en zorgkostennota’s [gedaagde] in de periode van 1 januari 2013 tot 1 mei 2024 aan Iza verschuldigd is, welke betalingen hij in die periode heeft verricht en welke andere bedragen er in mindering strekken op de verschuldigde bedragen (zoals enkele correcties op zorgkostennota’s).
2.5.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat er bedragen worden geëist die hij al betaald heeft. Om die stelling te onderbouwen heeft hij bewijzen overgelegd van de volgende door hem voorafgaand aan de dagvaarding verrichte betalingen:
  • 1 maart 2018 € 57,87
  • 2 mei 2018 € 29,34
  • 1 oktober 2018 € 62,64
  • 19 februari 2021 € 125,33
  • 22 augustus 2022 € 19,69
  • 28 december 2022 € 8,72
Uit de specificatie van de actuele betalingsachterstand, zoals overgelegd bij de conclusie van repliek, volgt dat Iza de hiervoor genoemde betalingen allemaal heeft ontvangen. De betalingen zijn alle opgenomen in de kolom ‘ontvangen bedragen’, onder vermelding van de datum waarop de betalingen zijn ontvangen door Iza, hetgeen telkens één of enkele dagen na de betaaldatum is. Met de hiervoor genoemde betalingen heeft Iza dan ook al vóór dagvaarding rekening gehouden. Ondanks het feit dat al rekening is gehouden met voornoemde betalingen resteerde er op het moment van dagvaarden een achterstand van
€ 783,65. Dat betekent dat niet is gebleken dat Iza in haar dagvaarding betaling heeft geëist van bedragen, die al door [gedaagde] betaald waren.
2.6.
Uit de door [gedaagde] overgelegde producties blijkt wel dat hij ná dagvaarding, en wel op 1 mei 2024, nog een tweetal betalingen van respectievelijk € 147,85 en € 149,99 heeft verricht. Iza heeft de ontvangst van die betalingen bevestigd en uiteengezet dat deze in eerste instantie zijn afgeboekt op de achterstallige premie van januari 2023 van € 147,85 en januari 2024 van € 149,94. Het daarna nog resterende bedrag van € 0,05 is afgeboekt op de premie van juni 2024, maar die premie behoort niet tot onderhavige vordering. Gelet hierop heeft Iza de door haar gevorderde hoofdsom verminderd met € 297,79 (€ 147,85 + € 149,94) tot een bedrag van € 485,86.
2.7.
Het bovenstaande leidt er toe dat alle betalingen, waarvan [gedaagde] bewijzen heeft overgelegd, door Iza zijn ontvangen en in de specificatie bij conclusie van repliek zijn verwerkt. Daarnaast heeft [gedaagde] een kopie van de zorgkostennota van 24 augustus 2018 overgelegd, waaruit volgt dat hij destijds vanwege een correctie recht had op terugbetaling van een bedrag van € 31,32. Ook dat retourbedrag is echter al in de specificatie bij conclusie van repliek verwerkt, zodat dat geen relevantie meer heeft voor het op dit moment openstaande saldo. Voor het overige heeft [gedaagde] geen bewijzen overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat hij meer of anders heeft betaald dan in de specificatie bij conclusie van repliek is aangegeven. Dat leidt dan ook tot het oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat er op dit moment nog een bedrag van € 485,86 aan achterstallige premie en zorgkosten open staat.
2.8.
Iza heeft bij repliek nader toegelicht dat haar gemachtigde verschillende malen telefonisch contact heeft gehad met de moeder van [gedaagde] en haar onder andere, op haar verzoek, een totaaloverzicht van de achterstand heeft toegezonden. Daarnaast heeft Iza gesteld dat haar gemachtigde, in reactie op de betwisting van de juistheid van de gedeclareerde zorgkosten, de moeder van [gedaagde] heeft doorverwezen naar de betreffende zorgverleners. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de door de gemachtigde van Iza ondernomen acties niet worden afgeleid dat zij [gedaagde] of zijn moeder niet te woord wilde staan. Dat volgt ook niet uit het feit dat zij [gedaagde] voor wat betreft de juistheid van gedeclareerde zorg heeft doorverwezen naar de betreffende zorgverleners. In dat verband heeft Iza terecht opgemerkt dat het daarbij primair gaat om de verhouding tussen [gedaagde] en de zorgverlener. Als [gedaagde] het er niet mee eens is dat bepaalde zorgkosten bij Iza gedeclareerd zijn, moet [gedaagde] zich daarvoor in beginsel tot de betreffende zorgverlener wenden.
2.9.
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat er veel fouten zijn gemaakt door Iza. De kantonrechter kan dat echter niet uit het verweer van [gedaagde] en de door hem overgelegde producties afleiden. Ondanks dat de kantonrechter [gedaagde] na de eerste rolzitting van 16 mei 2024 in de gelegenheid heeft gesteld zijn verweer op overzichtelijke wijze naar voren te brengen heeft [gedaagde] op de daaropvolgende rolzitting in schijnbaar willekeurige volgorde een groot aantal producties overgelegd, bestaande uit delen van documenten (voornamelijk brieven, e-mails en specificaties), waarop door [gedaagde] handgeschreven - en daardoor niet altijd goed leesbare - aantekeningen zijn geplaatst. Zonder deugdelijke toelichting, die ontbreekt, is het de kantonrechter niet duidelijk wat [gedaagde] daarmee exact wil aanvoeren en welke verwijten hij Iza nu concreet maakt.
2.10.
In haar conclusie van repliek en met de daarbij gevoegde producties heeft Iza haar eis in voldoende mate toegelicht en onderbouwd. Gelet op die nadere toelichting en de onderbouwende stukken is niet gebleken dat er aan de zijde van Iza fouten zijn gemaakt. [gedaagde] heeft niet meer gereageerd op hetgeen Iza bij conclusie van repliek nader heeft aangevoerd en op de daarbij door Iza overgelegde producties. De conclusie van repliek is daardoor niet weersproken. Daarom moet worden aangenomen dat juist is wat Iza bij repliek naar voren heeft gebracht.
2.11.
De conclusie van het bovenstaande is dat [gedaagde] nog € 485,86 aan achterstallige premie en zorgkosten aan Iza verschuldigd is. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] dan ook dat bedrag aan Iza te betalen.
[gedaagde] moet € 58,87 aan incassokosten betalen
2.12.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 58,87 inclusief btw toegewezen. Dit is het bedrag dat staat in de brief van 5 juli 2019, waarmee [gedaagde] de kans heeft gekregen om alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). Omdat Iza dit bedrag heeft genoemd en verder geen andere brieven heeft overgelegd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW bestaat geen recht op een hogere vergoeding. Verder is aan alle voorwaarden voldaan om een vergoeding te krijgen.
[gedaagde] moet rente betalen
2.13.
De rente wordt toegewezen, omdat Iza genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Iza moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 372,- aan griffierecht,
€ 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.019,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Iza dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Iza te betalen € 485,81 aan achterstallig premie en zorgkosten, € 203,05 aan tot 19 maart 2024 verschenen rente en € 58,87 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de achterstallige premie en zorgkosten - zonder rente en buitengerechtelijke kosten - die na iedere wijziging vanaf 19 maart 2024 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Iza worden begroot op € 1.019,39;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
44487