Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 27, alsmede twee rapporten, aangeduid als A en B;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 12;
- de bij brief van 27 december 2022 namens [gedaagde] overgelegde productie 13;
- de conclusie van antwoord in reconventie (deze conclusie wordt door de rechtbank; mede beschouwd als een conclusie van repliek in conventie), met producties 27 tot en met 30;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties 14 tot en met 28;
- de conclusie van dupliek in reconventie;
- de e-mail van 2 oktober 2023 van mr. Ruysch, met producties 32 tot en met 36;
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2023;
- de e-mail van de rechtbank van 28 november 2023, waarin de na de mondelinge behandeling genomen akten zijn geweigerd en regieaanwijzingen zijn gegeven;
- de akte uitlaten na mondelinge behandeling van 13 december 2023 van de zijde van [eiseres] , voor zover niet geweigerd door de rechtbank in de e-mail van 19 december 2023;
- de antwoordakte van 10 januari 2024 van de zijde van [gedaagde] ;
- de akte goodwill-kwestie van 18 september 2024 van de zijde van [eiseres] .
3.De feiten
4.De vordering in conventie
5.Het verweer in conventie
6.De vordering in reconventie
7.Het verweer in reconventie
8.De beoordeling
“voornaamste reden voor de beëindiging”van de vennootschapsovereenkomst was gelegen in de door haar ervaren
“onevenwichtige positie die al jarenlang de samenwerking overschaduwt”.Daarnaast noemt zij het geschade vertrouwen in [gedaagde] omdat hij privékosten zakelijk boekte. In de brief beriep zij zich expliciet op artikel 9 lid 1 sub b.
e of f.Hiervoor, onder 8.12., is beslist dat [gedaagde] de opzegging van [eiseres] heeft mogen begrijpen als een opzegging op grond van artikel 9 lid 1
sub b. Artikel 11 is dus in dit geval niet van toepassing.
going-concernbasis. [10]
going concernbasis;